zaterdag 28 januari 2017

Alle leraren 22 uur les?*

     De baas van het katholieke onderwijs Lieven Boeve wil al geruime tijd de lesopdracht van leraren in het middelbaar onderwijs gelijkschakelen. Vandaag geeft een leraar in de laagste klassen 22 uur les, in de hogere 21 uur en in de hoogste 20 uur. Boeve wil 22 uur voor iedereen en minister Crevits lijkt hem daarin nu te volgen**.
     Ik begrijp de minister. Door de opdracht van de meeste leraren met 5 of 10 % uit te breiden, krijgt ze een mooie besparing voor elkaar van 150 miljoen. Die zou ze willen gebruiken om het leven aangenamer te maken voor beginnende leerkrachten, want anders lopen die weg uit het onderwijs. Ook zouden oudere leerkrachten wat minder moeten werken.
     Voor mijzelf maakt het weinig verschil. In het huidige systeem geef ik 20 uur les, en in het nieuwe systeem 22 uur min 2, want ik ben boven de zestig. Dat komt dus, geloof ik, ongeveer op hetzelfde neer. Voor mijn facebookvriend Michel Berger maakt het nog minder verschil – want hij is gepensioneerd – maar toch windt hij zich over die gelijkschakeling op (hier). En hij heeft gelijk. Natuurlijk heeft hij gelijk. Als leraar klassieke talen kwam hij zowel in de laagste als in de hoogste jaren, wat bij andere leraren niet zo vaak voorkomt. Uit ondervinding weet hij dat lesgeven in die hoogste jaren aanmerkelijk meer voorbereiding en verbeteringswerk vraagt dan in de laagste jaren. De collega’s klassieke talen op mijn school zeggen hetzelfde. En nu ik erover nadenk: mijn lessen in het 6de jaar kosten mij ook meer dan die in het 4de jaar.
     Daar komt nog iets bij. In de hoogste jaren wordt vooral lesgegeven door masters, en in de laagste jaren bijna uitsluitend door bachelors. Die bachelors hebben een lerarenopleiding gevolgd en zijn dus min of meer aan het beroep gebonden. Maar die masters hebben een wetenschappelijke opleiding gevolgd waardoor velen van hen ook in een ander beroep terecht kunnen. Het is dus niet erg verstandig om juist van die laatste groep de arbeidsvoorwaarden minder aantrekkelijk te maken. Zo’n chemielerares zou dan wel eens de voorkeur kunnen geven aan een loopbaan als chemical sales account manager in plaats van voor de klas met beamer en bord, maar vooral met handen en voeten, de reactievergelijkingen uit te leggen. 
      Wat mij bij Boeve het meest gestoord heeft, is zijn uitspraak dat de verschillende lesopdrachten een ‘historisch onrecht’ waren. Ik probeer altijd begrip op te brengen voor egalitair ingestelde medemensen, want zij zijn vaak de kwaadsten niet, maar soms ben ik er ook bang van. Velen onder hen dromen, geloof ik, van een onderwijssysteem waarin alle lesgevers gelijkgeschakeld worden, van kleuterleidster tot leraar in het zesde middelbaar – hetzelfde aantal lesuren, hetzelfde loon en dezelfde opleiding. ‘We maken er allemaal masters van, want het opvoeden van peuters is misschien nog de moeilijkste discipline van allemaal’***, zoals een vriendin mij ooit toevertrouwde.
     Ik moet in het onderwijs zo’n Nieuw Jeruzalem niet, met eenvormige opdracht, beloning en opleiding voor iedereen. Een mastergraad voor elke lesgever en opvoeder, het kan – meer zelfs, het bestaat in sommige landen – maar dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel worden heel wat van mijn sociaal-technische leerlingen van het beroep van kleuterleidster uitgesloten, terwijl ze er juist erg geschikt voor zijn – ofwel wordt de hele masteropleiding uitgehold, met erg ongunstige gevolgen voor het onderwijs in wiskunde, wetenschappen en vreemde talen. Ik heb ooit een cursus gevolgd met Amerikaanse leraren Frans en Spaans en die konden noch Frans, noch Spaans, behalve één dame van Mexicaanse origine die een beetje verliefd op mij was.
     Als minister Crevits zo nodig het lesurenbeleid wil aanpassen, dan heb ik dus liever dat dat losgemaakt wordt van een of ander ideologisch gelijkheidsstreven. Als ze met alle geweld een besparing van 150 miljoen rond wil krijgen, dan zou ze beter alle leerkrachten één uur meer laten werken. Voor de vakbonden – ik geef het graag toe – is het dan wel gemakkelijker om daartegen solidair verzet te ondernemen. Dat zal de minister niet fijn vinden. Maar dan moet ze maar eens heel duidelijk komen uitleggen hoe die 150 miljoen echt bij de startende leraren zal terechtkomen, en niet zal worden besteed aan een of andere ‘omkadering’ met nog maar eens extra uren vergadering, ondersteuning, bijscholing, portfolio-evaluatie en coaching. Ik zal die uitleg van de minister heel aandachtig aanhoren. En de minister mag ook eens uitleggen hoe de jonge leraren hun baan zullen behouden, als de oudere plots vijf procent meer werken. Volgen er dan geen vijf procent afdankingen? Ook die uitleg zal ik heel aandachtig volgen.

 * De werkweek van de leraar is gemiddeld minstens het dubbele van het aantal lesuren. Daar schrijf ik misschien mijn volgende stukje over.
 
** Wat eigenaardig! In Nederland, waar anders zoveel onderwijswijsheid vandaan wordt gehaald, heeft men net nu beslist het lesurenpakket in het middelbaar te verminderen tot – wait for it – 20 uur.
 
*** Dat het opvoeden van peuters misschien wel de moeilijkste discipline is, wil ik desnoods nog aanvaarden, maar het lijkt mij niet het soort ‘moeilijk’ dat je met een wetenschappelijke master te lijf gaat.


(Dit stukje verscheen ook op De Bron.)

2 opmerkingen:

  1. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Sandrine
    Ik meen te begrijpen dat u net als mijn moeder regentes mode bent. Hoe zou ik daar ooit minachting voor kunnen voelen?
    Die 1 uur meer voor iedereen ... dat was niet serieus bedoeld. Brussel zal dat nooit voorstellen omdat er dan zeker solidair verzet komt. Het huidige voorstel is een verdeel en heers voorstel. Dat wou ik even verduidelijk met mijn 'tegenvoorstel'. Ik bedoelde: 'Laat ze dat maar eens proberen'.
    En wat de zwaarte van de opdracht betreft: er zijn heel veel factoren die daarin meespelen. Daar horen ook de zaken bij die u aanhaalt: aantal klassen, omvang van de klassen, stagebegeleiding, enz.

    BeantwoordenVerwijderen