zondag 28 juli 2019

Het volgebouwde Vlaanderen van de bouwmeester

 ‘Vlaanderen raakt stilaan volgebouwd,’ zegt de bouwmeester*. ‘Er moet dringend meer open ruimte komen.’ Bij die eerste mededeling kun je de vraag stellen: is dat zo? En bij de tweede kun je je afvragen: waarom? Laat ik met dat tweede beginnen. Waarom moet er dringend meer open ruimte komen? 
     In het Verre Oosten wordt al eeuwen nagedacht over de vraag welk geluid een omvallende boom maakt in een verlaten bos. Sommige wijsgeren denken dat die géén geluid maakt omdat er niemand is om dat geluid te horen. Je kunt je hetzelfde afvragen van de open ruimte van de bouwmeester. Hoe zal die eruitzien als geen menselijk oog die nog kan bezichtigen**. Het mensenras heeft zich in de utopie van de bouwmeester teruggetrokken in dorpskernen en steden en heeft de natuur overgelaten aan de vroeger bedreigde diersoorten. De mens heerst in stad en dorp en op het platteland heerst de wolf. Alleen in heel strenge winters komt die laatste wel eens de stad binnengeslopen om een kind op te eten dat op weg is naar school. Vooral kinderen van huizen met een lage mobiscore omdat ze ver van een school liggen, zullen daar het slachtoffer van zijn. 
     Of misschien krijgen we het platteland wél te zien, met name als we langs de fietsostrades van de ene dorpskern naar de andere, en van de ene stad naar de andere snorren. Met een goede speedelec haal je een snelheid van 45 kilometer per uur. Daarmee maak je een redelijke kans tegen een uitgehongerde wolf. En je kunt ten volle genieten van de schoonheid van de natuur, niet gehinderd door autoverkeer of door de aanblik van villa’s, landhuizen, fermettes en andere open bebouwing.
     Die schoonheid van de natuur is mij anders wel wat waard. De vraag daarbij is echter ook: hoe veel? Economen hebben geloof ik manieren ontwikkeld om zoiets te berekenen. Ik ken die manieren niet; ik doe het dus op mijn manier. Als ik naar school fiets en ik neem de kortste weg, dan doe ik daar een half uur over. Ik kom dan langs heel veel lintbebouwing en ik heb voortdurend te maken met lawaai en stank van auto’s en vrachtwagens. Ik zou ook een andere weg kunnen nemen. Dan rijd ik bijna uitsluitend door velden en zelfs bossen. Bij een stukje van die weg zing ik altijd: ‘Dit is klein Zwitserlá-ánd.’ Maar ik neem die weg haast nooit want ik zou er dan, schat ik, zeven minuten langer over doen. Dat heb ik er blijkbaar niet voor over.
     Je kan het meer algemeen benaderen. Als we een half uur rondrijden met de fiets of de auto, dan wordt het plezier dat we putten uit de aanschouwing van bossen en velden vergald door elk huis langs de weg. Maar in dat huis wonen mensen die vele uren per dag plezier putten uit dezelfde aanschouwing van bossen en velden. We zouden dat plezier van die fietsers, autobestuurders en bewoners kunnen optellen, vermenigvuldigen en delen en dan met elkaar vergelijken. In de lagere school kreeg ik les in een klaslokaal op de tweede verdieping. Vandaaruit had ik een mooi uitzicht op een nabij bos. Ik heb daar vaak met veel genoegen naar gekeken. Maar misschien was mijn school wel gebouwd op de plaats waar vroeger ook een bos lag. Wat weegt het zwaarste?
     Maar er móet meer open ruimte komen, zegt de bouwmeester, en hij haalt er de Verenigde Naties bij. Die hebben namelijk bepaald dat, omwille van de biodiversiteit, 25 procent van Vlaanderen uit natuur moet bestaan, terwijl het nu maar 6 procent is. Ik vind dat om twee redenen raar. Zouden de Verenigde Naties echt een quotum hebben opgelegd voor Vláánderen? Je zou denken dat die instelling werkt met lánden, en niet met regio’s, provincies, arrondissementen of kantons. Of neemt men daar in de VN al een voorschot op de Vlaamse onafhankelijkheid? En dan: die 6 procent natuur lijkt mij nogal weinig als ik het vergelijk met wat ik zag door het vliegtuigraampje bij onze reis naar Wenen enkele weken geleden. Zo volgebouwd leek ons land toen niet. 
     Laten we daarom de cijfers van de overheid eens bekijken. Dan ziet het Vlaamse bodemgebruik er zo uit:  

- Wegen én industrie: 10 % 
- Woongebied: 15 %
- Bos: 15 % 
- Landbouwgebied: 60 % 

     Dat lijkt al beter op mijn vliegtuigraampjesindruk. Ik heb die cijfers hier wat afgerond**, zodat ik ze zelf kan onthouden, maar er blijkt in elk geval uit dat er in Vlaanderen heel wat meer ‘natuur’ aanwezig is dan de 6 procent van de bouwmeester laat vermoeden.
     De bouwmeester zegt in het interview met De Morgen (hier) dat er dringend 19 procent extra natuurgrond moet komen. 19 procent van de totale Vlaamse oppervlakte ... waar moet die vandaan komen? Met het innemen van de smalle strookjes lintbewoning en het afbreken van enkele oude hoeves zullen we vrees ik niet aan één procent komen. Dan valt toch al één reden weg om daar zo tekeer over te gaan. De bouwmeester wil tegelijk de industrieterreinen saneren. Daar kan misschien ook een procent gewonnen worden. Anderzijds kunnen er ook nieuwe industrieën bijkomen die juist meer terrein nodig hebben. Dan zijn we dat procent weer kwijt.
     Elk kind dat de cijfers ziet, begrijpt dat bijna alles van die 19 procent nieuw natuurgebied van de landbouw zal moeten komen. Ach ja, misschien is 60 % wel wat veel voor een sector die slechts 0,7 % van onze bbp voortbrengt. Misschien kunnen betere technieken, genetische manipulatie en een slimmere keuze van de gewassen wel meer halen uit een kleinere oppervlakte. Maar dat soort oplossing past niet goed bij het extremistische inborst van de bouwmeester. Hoe het dan wel moet? ‘Begin vorige eeuw,’ zegt hij in het interview, ‘ging de helft van het gezinsbudget naar eten, vandaag nog 5 procent****. […] We moeten naar een lokale duurzame biolandbouw, met voedsel dat minstens drie keer duurder wordt.’ Die berekening van het het gezinsbudget is wellicht niet helemaal juist. Volgens Statistiek Vlaanderen besteedden de inwoners van het Vlaamse Gewest in 2022 gemiddeld 12,7 procent van het huishoudbudget aan voedingswaren. Dat komt overeen met 2.226 euro aan voeding per jaar per inwoner. Dus 189 euro per maand.
     Was dat geen mooie kop geweest voor het interview in De Morgen?  ‘Bouwmeester eist dat voedsel minstens drie keer duurder wordt.’ Of ‘Bouwmeester wil dat 38 % van gezinsbudget naar eten gaat.’ Of nog ‘Bouwmeester wil meer biolandbouw en daling van koopkracht met 30 %.’ 
     Mocht morgen de bouwmeester bij zijn dagelijkse wandeling van zijn appartement naar zijn werk overreden worden, dan zal ik in de eerste plaats aan een spijtig ongeluk denken. Maar mocht er toch boos opzet in het spel zijn, dan kijk ik meteen in de richting van Groen. Dat zijn geloof ik heel brave mensen, maar ook die hun geduld met dergelijke provocateurs in eigen rangen moet vroeg of laat uitgeput raken.



* Over de bouwmeester schreef ik ook al (hier) en (hier).

** Zaken die we niet kunnen bezichtigen of ervaren, hebben ook hun waarde voor de mens. Economen spreken van existence value’, we halen voldoening uit de wetenschap dat ze bestaan. Ik denk aan de ongerepte ijsvlakten van Antarctica. Alleen al de gedachte dat daar lelijke onderzoeksstations staan opgesteld doet mij huiveren. Maar als er een goedkope en schone energiebron zou worden ontdekt, zou ik toch niet aarzelen. 

*** Voor exactere cijfers verwijs ik naar de blog van Andreas Thirez en naar het Vlaamse Milieurapport. Uit dat laatste blijkt bijvoorbeeld dat de werkelijke oppervlakte die in 2017 werd ingenomen door woongebied slechts 12,31 % bedraagt. Dat is dan in tegenstelling met het geplande woongebied dat 16,7 % bedraagt. 

**** Wellicht heeft de bouwmeester het gemiddelde bruto-inkomen gedeeld per inwoner gedeeld door de som die aan voedingswaren wordt besteed. 

       
    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten