
‘Domme Jozef,’ zei Jan.
Enige tijd geleden las ik een interessante polemiek tussen Koenraad Elst en Alicja Gescinska over dat verlicht despotisme. Alicja beweerde dat een teveel aan directe democratie, zoals met referenda, leidde tot ‘populisme’ en ‘tirannie van de massa’. Koenraad antwoordde dat zonder die referenda de verkozen vertegenwoordigers vervielen in ‘elitisme’ en, jawel, ‘verlicht despotisme’. ’t Is een moeilijk vraagstuk. Liefst heb ik dat mijn doen en laten niet te veel afhangt noch van de zogenaamde massa, noch van een of andere elite. Maar dat is helaas niet altijd mogelijk.
Ik heb nu al enkele stukjes* geschreven over de Vlaamse bouwmeester die ons allemaal wil laten wonen op de manier die híj de beste vindt. Als ik in een boze bui ben, noem ik hem binnensmonds een ‘vuile communist’. Ben ik wat beter gezind, dan is hij een ‘verlicht despoot’. Veel verschil maakt het niet omdat die hele communisterij een grimmige versie was van het verlicht despotisme (zie ook hier). Maar despotisme hóeft niet altijd grimmig te zijn; het kan ook geraffineerd.
Als leraar ben ik evengoed een verlicht despoot. Ik bepaal hoe de lessen verlopen en wat de inhoud ervan is. Ik moet daarbij rekening houden met met wat andere verlichte despoten in leerplannen schrijven. Nou ja, zo verlicht zijn die laatste niet als je die leerplannen leest, maar daar gaat het nu niet om. Zeker is dat de leerlingen over het lesverloop en de lesonderwerpen weinig te zeggen hebben. (Zie ook hier) Toch vraag ik hen af en toe wat ze van bepaalde lessen vinden en hoe het beter zou kunnen. En met wat ze zeggen doe ik dan mijn zin. Sommige voorstellen verwerp ik (‘meer klasgesprekken’), en andere neem ik ter harte (‘minder taalgeschiedenis’).
Bij nog andere voorstellen ligt het moeilijker. Veronderstel dat de leerlingen mij vertellen dat ze in de lessen over theater minder Shakespeare willen. Ik heb bijvoorbeeld in de klas Polanski’s verfilming laten zien van Macbeth. Dat vinden ze ouderwets en langdradig. Wat ze dan wel willen zien? ‘Romantische komedies,’ zegt een meisje. Goed, denk ik. Die Macbethfilm is van 1971 en Polanski is altijd wat langdradig. Het moet dus iets moderners zijn, en sneller. Ha, en het moet een romantische komedie zijn. Prima. Dan geef ik volgend jaar Much Ado About Nothing, ook van Shakespeare maar verfilmd in 1993. Maar natuurlijk is dat helemaal niet wat dat meisje wou. Dat meisje wou The Kissing Booth voor de zoveelste keer opnieuw zien, en helemaal géén Shakespeare.
Dat brengt mij weer bij de bouwmeester. ‘De Vlaming heeft verschillende woondromen,’ zegt hij. ‘Sommigen willen een grote moestuin, anderen verkiezen een kleine stadstuin. Als we gaan verdichten in dorpen en steden moeten we de woondromen van de Vlaming dààr inlossen.’ En ter verduidelijking haalt hij de ‘gezinsvriendelijke woontoren’ aan die in Leuven wordt gebouwd naast het station: ‘Een verticaal dorp van 48 meter hoog met een dorpsplein … Op de zesde verdieping zit een straat vol duplexwoningen met voortuintjes. Op de achtste een park van 600 vierkante meter … Alle voordelen van de verkaveling – groen, privacy, uitzicht en ruimte – zijn geïntegreerd in dat project.’
Ja, het heeft alle voordelen van de verkaveling, ongeveer zoals Much Ado About Nothing voor mij alle voordelen heeft van The Kissing Booth en daar nog enkele andere bovenop. Veel van mijn leerlingen zien dat niet zo, maar, ach, die zijn pas zeventien. Dan mag ik wel wat paternalistisch of despotisch zijn, vind ik, en mijn eigen voorkeuren opleggen. De Vlaming daarentegen die zijn ‘woondroom’ wil waarmaken, is een volwassene en wel wat ouder dan zeventien. Moet een bouwmeester zich dan nog altijd bezighouden met duwen en trekken aan díens voorkeur?
Zie hier, hier en hier.
Een oud stukje, maar recht naar mijn hart.
BeantwoordenVerwijderen