vrijdag 3 februari 2023

Gaea Schoeters, Tár en woke

 


     De schrijfster Gaea Schoeters noemt in De Standaard de film Tár onder andere anti-elitair, anti-woke en anti-vrouw*. In een FB-post gebruikt ze nog de omschrijving ‘anti-klassieke muziek’. Schoeters had eerst op FB aangekondigd dat ze niet wou gaan kijken. Maar nadat ‘vele mannen haar op Facebook hadden toegeschreeuwd wat ze moest denken’ is ze toch ‘met een open geest’ naar de bioscoop getrokken, ‘altijd bereid haar eigen gelijk in vraag te stellen.’ Dat in vraag stellen was niet nodig want de film bevestigde haar in haar eerder vooroordeel. Ik herken dat. Mijn vooroordeel was dat die film met Cate Blanchett als dirigente van klassieke muziek, fantastisch zou zijn en kijk, nu ik hem gisteren gezien heb, twee keer zelfs: hij wás fantastisch.
     Of de film anti-elitair of anti-klassieke muziek is, daar zou ik eens diep over moeten nadenken. Anti-woke, daar zijn argumenten voor te vinden. Zeker is dat het personage Tár zelf erg anti-woke is. Ze vindt dat vrouwen en minderheden zich niet als slachtoffer moeten opstellen, dat ze verantwoordelijkheid moeten dragen voor hun eigen beslissingen, dat een niet-Jood ook Joodse muziek mag spelen, en dat we in naam van de vrouwenemancipatie de taal niet moeten aanpassen. Ze wil ‘maestro’ genoemd worden, en niet ‘maestra’.
     Vooral is er aan het begin van de film een confrontatie met een zenuwachtige student van kleur.  Op een vraag van Tár over de Mis in si mineur antwoordt de student: ‘I am not really into Bach.’ Als ‘pan-gender’ kan hij een vrouwenhater als Bach  moeilijk serieus nemen. Bach was een ‘white, male cis composer … not my thing.’ Tár probeert haar minachting te verbergen, probeert de student te verleiden met een kleine interpretatie van en commentaar bij de eerste prelude van het Wohltemperierte Klavier, maar niets helpt.  Het conflict escaleert. Tár gebruikt haar intellectuele superioriteit en logisch vermogen om de student te verpletteren.  Wanneer de arme student iets gunstigs zegt over Edgar Varèse, citeert Tár meteen een racistische zin van die componist over ‘negermuziek waar Joden van profiteren’. Wokers, dat is bekend, kennen niet goed het verschil tussen een  uitspraak voor eigen rekening en een citaat, en de student verlaat verontwaardigd de aula: ‘You are a fucking bitch,’ zegt hij nog.
     Ik kan zo’n scène niet bekijken zonder sympathie te voelen voor Tár. Je ziet haar denken: wat doet zo’n student die zijn zenuwen niet onder controle kan houden, in een dirigentenopleiding? Ook voelt ze zich als meester uitgedaagd in haar gezag. Zij zou zich indertijd als studente nooit zo’n oneerbiedige Bach-uitspraak gepermitteerd hebben. En ten slotte botst ze bij de student op een combinatie van onredelijkheid en idiotie die ook een braver mens tot razernij zou bewegen. Het mag dan een scène van machtsmisbruik zijn, ik sta hier eigenlijk aan de kant van de machtsmisbruiker. Was dat ook de bedoeling van de regisseur? Dat weet ik niet. Wil hij dat ik later in de film spijt krijg van mijn keuze? Dat weet ik ook niet. Toen ik de film een tweede keer zag, stond ik nog altijd aan de kant van Tár en van de redelijkheid.
    Had de regisseur die scène anders kunnen aanpakken? Zonder twijfel. Hij had de student minder zenuwachtig kunnen maken, wat betere argumenten kunnen toespelen, en hij had aan de andere kant Tár wat minder charismatisch kunnen maken, en wat minder welbespraakt. Bij zo’n aanpak zou die scène minder ondertonen bevatten, droger worden, meer cerebraal, misschien ook instructiever. De scène zou ook minder geloofwaardig zijn. Want onder ons gezegd, topdirigenten, gedoctoreerd op etnografisch onderzoek in het Amazonewoud, en met dertig jaar ervaring in leidende functies, zijn wel eens welbespraakt en charismatisch. En woke studenten zijn wel eens onredelijke idioten.
     Is de film ook anti-vrouw? Dat vind ik niet. Het argument van Schoeters is dat men voor een verhaal over machtsmisbruik een man moet kiezen, en geen vrouw. Het is ‘intellectueel oneerlijk’, schrijft zij, om in zo’n geval, ‘tegen de statistiek in,’ een vrouw te kiezen. Tja. Ik zou dat statistisch argument niet te ver oprekken, want dan mag men geen film meer maken over mannelijke verkrachters, omdat die statistisch een kleine minderheid van de mannen uitmaken. Voor je het weet, zit je met de goede oude sociaal-realistische eis dat de kunst ‘typische mensen’ moet uitbeelden. Maar goed, statistiek is nooit helemaal een waardeloos argument.
     Regisseur Todd Field heeft zijn keuze, ‘tegen de statistiek in’  verdedigd door te zeggen dat ‘macht geen gender heeft’. Dat is geen statistische uitspraak. Natuurlijk zijn er véél meer mannen die machtsmisbruik plegen dan vrouwen, omdat er véél meer mannen dan vrouwen in machtsposities zitten. Zo’n uitspraak als ‘macht heeft geen gender’ kan twee dingen betekenen. De minimale lezing zegt dat ook vrouwen tot machtsmisbruik in staat zijn en een maximale lezing zegt dat vrouwen in gelijke mate als mannen tot machtsmisbruik in staat zijn. De eerste lezing zal Schoeters niet ontkennen want ze haalt zelf Margaret Thatcher aan die in het Schoeterse wereldbeeld wereldbeeld wellicht de incarnatie is van machtsmisbruik. De maximale lezing van Field’s uitspraak, dat vrouwen in gelijke mate als mannen tot machtsmisbruik in staat zijn, is daarentegen speculatief. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dát de betekenis is die de regisseur eraan geeft.
     Aan de andere kant zie ik ook niet in waarom de stelling van de gelijke aanleg tot machtsmisbruik op een speciale manier anti-vrouw zijn. Zo’n stelling is toch minstens evengoed anti-man? Schoeters zelf denkt dat vrouwen minder toxisch zijn, minder verticaal ingesteld, meer gericht op samenwerken en op ‘het collectieve proces’ en toch even goede resultaten behalen. Ze geeft het voorbeeld van vrouwelijke dirigenten die anders met macht omgaan dan mannelijke collega’s. Ik zal dat niet betwisten. Ik heb lang gedacht dat er geen verschil bestond tussen jongens en meisjes, en tussen mannen en vrouwen. Later was ik heel trots toen ik ontdekte dat dat verschil wel bestond, en vond ik overal voorbeelden ter bevestiging van mijn nieuwe inzicht. Nu weet ik het niet meer. Wetenschappelijk onderzoek over dat onderwerp vertrouw ik niet. Zo’n onderzoek zal veel makkelijker zijn als vrouwen ongeveer evenveel machtsposities als mannen hebben ingenomen en als de gemoederen aan beide kanten van het feminisme-debat wat bedaard zijn.
     Regisseur Todd Field heeft zijn keuze voor een vrouw in de hoofdrol als volgt uitgelegd: ‘Als de dader een man zou zijn, zou ik meteen weten hoe ik me erbij moet voelen.’ Schoeters geeft twee mogelijke betekenissen van die zin aan: ‘Dat mannelijke kijkers niet in staat zijn om hun fouten te (h)erkennen en een vrouw nodig hebben als spiegel?’ Dat is inderdaad een mogelijke betekenis.  ‘Of dat een publiek genuanceerder naar vrouwelijke ­daders kijkt?’ Ja, dat is ook een mogelijke betekenis. Ik zou zelfs meer zeggen: de twee betekenissen geven allebei een goede reden voor de keuze die Field gemaakt heeft, al doet Schoeters de laatste betekenis af als ‘machtsmisbruik wegrelativeren’. 
    Laat mij nog een derde betekenis geven aan de uitspraak geven: een poging om het publiek te verontrusten door een cliché om te keren. Nu doet alle kunst natuurlijk beroep op clichés, en Schoeters wijst er terecht op dat er ook een Hollywoodcliché bestaat van de machtige vrouw die gepathologiseerd wordt en ten val komt. Zeker, zeker. Maar het motief van het creatieve of zakelijke genie dat ondergeschikten seksueel misbruikt, heb ik toch ook al vaak gezien met een man als dader. Als het daarover gaat, is dát het eerste cliché dat bij mij opkomt. Ik denk bijvoorbeeld aan het recente Bombshell en het minder recente All That Jazz. ’t Zijn twee erg goede films. In de eerste worden we als kijker gemanipuleerd om de dader, Roger Ailes, onsympathiek te vinden, in de tweede worden we gemanipuleerd om de dader, een alter ego voor de regisseur Bob Fosse, juist wél sympathiek te vinden. Ik heb mij door beide films gewillig laten manipuleren, door de eerste twee of drie keer, door de tweede al minstens tien keer.
     Bij Tár heb ik dat niet. Hoewel ik daar weinig bezwaar tegen heb, voelde ik mij niet gemanipuleerd. Ik weet niet goed of ik de dirigente sympathiek of antipathiek moet vinden. Schoeters schrijft dat Tár ‘geen film is die nuance zoekt’. Zelf heb ik de indruk dat Schoeters er zich vooral aan ergert dat de film dat juist wel doet. De dirigente heeft veel bewonderenswaardige eigenschappen: verstand, talent, wilskracht, gedrevenheid. Ze houdt hartstochtelijk van muziek, respecteert haar leermeesters, is een goede moeder voor haar kind. Daarnaast is zelfingenomen, berekend, manipulatief, eerzuchtig, egocentrisch, meedogenloos en rancuneus. Bovendien is ze inconsequent want ze stelt talent boven gender, etnische afkomst of persoonlijkheid, maar als puntje bij paaltje komt moet talent wijken voor favoritisme of carrièreplanning. Welnu, al die eigenschappen worden met evenveel kracht uitgebeeld en overgebracht. Uiteindelijk overheerst voor mij bewondering, zoals dat vaak het geval is als het gaat om iemand die iets durft of kan dat ik niet durf of kan, al is dat door Azië reizen op een brommer of libretto’s schrijven voor opera’s.
     Wat mij overigens het meest verwondert, is de manier waarop Schoeters haar commentaar scherp stelt op de ‘boodschap’ van de film. Voor mij klinkt dat als ouderwets gemoraliseer. Bij één passage heb ik heel hard moeten lachen. Schoeters schrijft:  ‘Field speelt het slim: hij doet er ­alles aan om je te laten geloven dat hij de kijker niet wil sturen en de film een canvas is dat uitnodigt tot vrij denken. Terwijl hij je beetje bij beetje, bijna ­onmerkbaar, kleine leugens voedert, die de subliminale les aannemelijk maken**.’ Is dat niet heerlijk? De regisseur die het ‘slim’ speelt. Is dat niet precies de achterdochtige stijl waarin het Katholiek Lectuurrepertorium van mijn jeugd waarschuwde voor ‘slechte boeken’? is dat niet precies de vrees voor de listen en verleidingskunsten van de duivel? Is die vermeende ‘slimheid’ niet het corruptio optimi pessima die de Bond van Verontruste Ouders als waarschuwing in haar blazoen voerde.
     Ik ga niet ontkennen dat je, als je je best doet, in een film een boodschap of een onderliggend thema kunt ontdekken, maar dat is toch vaak het minst interessante aspect eraan. Schoeters gaat bijvoorbeeld in discussie met Zadie Smith over het ‘thema’ van Tár. Smith beweert dat de film gaat over de cultuurstrijd tussen Generation X en de Millennials en Schoeters beweert dat hij, integendeel, gaat over gender en vrouwen op machtsposities. Maar waarom zouden ze niet allebei gelijk hebben? Tár gaat over gender én over cultuurstrijd, maar ook over creatieve ambitie verzoenen met privéleven en over seks als carrièrezet (de dirigente is zelf in het Berliner binnengeraakt via een seksuele relatie). De film gaat ook over wraak, over coaching, over doel en middelen, over de relatie tussen leerling en leermeester, over een cynische generatie die wordt opgevolgd door een nog cynischer generatie, en over nog zoveel meer.
    Op het einde van haar stuk schrijft Schoeters iets treffends: ‘De baseline blijft een waarschuwing, iedere vrouw die te dicht bij het vuur van de macht komt, moet boeten.’ Ik zou ‘iedere vrouw’ vervangen door ‘ieder mens’ en ‘het vuur van de macht’ vervangen door ‘het vuur van de zon’ of misschien door ‘hét vuur’. Dan komen we bij het ‘genre’ van de film. Tár heeft in zijn toon, opzet, wereldbeeld, verhaallijn en keuze van heldin, veel van een klassieke tragedie, weliswaar gekruid met sociale satire. Een tragische held van bovenmenselijke proporties komt ten val, want hij of zij is te dicht bij ‘hét vuur’ gekomen. Een karakterfout, overmoed,  toeval en noodlot leiden tot de ondergang van de held. Tár wordt niet ‘gestraft omdat zij vrouw is’, zoals Schoeters dat verwoordt. Ze wordt gestraft omdat zij mens is.
 

* De volledige opsomming luidt: ‘een oeroude, reactionaire boodschap: anti-elitair, anti-intellectualistisch, anti-woke, anti-cancelculture, anti-queer en ­anti-vrouw’.
**Karel van het Reve citeert ergens een oude Sovjet-communist over de film Alledaags fascisme: ‘Laatst heb ik een documentaire gezien over het fascisme. Je had eens moeten zien hoe dat gedaan was. Heel slim, moet ik zeggen. Zogenaamd over Hitler maar eigenlijk over ons. De ene scène na de andere.’ (Mijn cursivering).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten