woensdag 8 februari 2023

Tien bedenkingen bij de kwestie Mattias Desmet


Professor in de psychologie Mattias Desmet (U Gent) moet zijn cursus ‘Cultuur- en maatschappijkritiek’ inperken en aanpassen omdat zijn handboek deels verouderde en onzorgvuldige wetenschap bevat en omdat enkele studenten misnoegd waren. Hieronder enkele bedenkingen van iemand die dat handboek niet heeft gelezen.

1. Geëngageerde ideoloog. Pierre Plum maakte een vergelijking tussen Mattias Desmet en wijlen Jaap Kruithof, die indertijd zijn cursus gebruikte voor marxistische propaganda. Ik heb een aantal boeken liggen die Kruithof indertijd als lesmateriaal gebruikte en naar mijn smaak bevatten die veel (toen al) verouderde en onzorgvuldige wetenschap. Op basis van die boeken zou ik Kruithof nooit als professor hebben aangesteld. Maar ik zou er hem achteraf, na zijn aanstelling, ook niet voor gesanctioneerd hebben. Pierre Plum zelf is dankbaar dat hij Kruithof, die ‘geëngageerde linkse ideoloog’, heeft mogen beluisteren, al was hij ‘geen toonbeeld van objectief wetenschappelijk onderzoek.’ Plum heeft er iets van opgestoken, zonder het voor een Nieuw Evangelie te houden.

2.  Voltaire. Er kwam op de sanctie tegen Desmet heel wat protest vanwege sympathisanten. Dat is de normale gang van zaken. Het mooiste protest kwam echter van Maarten Boudry. Boudry en Desmet zijn elkaars tegenpolen als het gaat over wetenschap en corona. En toch nam Boudry het op voor de academische vrijheid van Desmet. ’t Zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar ’t is een zeldzaamheid. Iedereen citeert Voltaire, verkeerd naar het schijnt, maar bijna niemand past hem toe. 

3. Meer Voltaires. Op De afspraak van gisteren zei Joël De Ceulaer dat het boek van Desmet volslagen onzin was, maar dat hij een voorstander was om Desmet zijn volle academische vrijheid te laten, én om de studenten de vrijheid te laten om liever psychologie aan de KU Leuven te studeren waar Desmet geen les geeft. Prima, Joël! Ignaas Devisch vond dat de academische vrijheid juist betekent dat er met open vizier gediscussieerd wordt over wat wetenschappelijk en onwetenschappelijk is. De studenten moeten leren ‘dat professoren het onderling vaak oneens zijn, dat er verschillende methodes bestaan, dat sommige wetenschappen contesteerbaar zijn’ en ‘dat studenten zelf vanuit dat georganiseerde meningsverschil hun opinie moeten vormen.’ Ook prima, Ignaas! En ik ben u excuses verschuldigd voor een vorige stukje waarin ik u verdacht van stemmingmakerij tegen de academische vrijheid*. En dan zat daar ook nog de liberale filosofe Alicja Gescinska aan tafel. Die wou vooral kwijt dat er grenzen aan de meningsvrijheid moesten zijn. Foei, Alicja! En dat noemt zich liberaal**!

4. Wetenschappelijk niveau en kwakzalverij. Heeft de universiteit het recht om in te grijpen als het wetenschappelijk niveau van een bepaalde cursus te laag is of als een professor zich als een kwakzalver gedraagt? Dat recht heeft zij zeker, maar een verstandige universiteit zal dat recht héél voorzichtig hanteren. Voor je het weet, wordt gevit op wetenschappelijke methodes gebruikt om ideologische of politieke debatten uit te vechten. Dit geldt wellicht niet voor wis- en natuurkunde, maar in hoge mate voor de menswetenschappen, dat wil zeggen universitaire vakken als filosofie, sociologie, criminologie, literatuurstudie, geschiedenis, economie, en ook psychologie***.

5. Consensus. In de menswetenschappen, waar falsificatie moeilijk is en de filosofische achtergrond nooit ver weg, bestaat er een opeenvolging van modes, die berusten op een tijdelijke consensus van de beoefenaren. Het wordt dan verleidelijk om wie niet met met de consensus instemt het verwijt te doen dat hij of zij ‘niet wetenschappelijk’ te werk gaat.

6. Wetenschappelijke methode. In de menswetenschappen zie ik maar één fundamentele methode, en dat is die die erin bestaat om min of meer logische redeneringen op te bouwen – en betrouwbaar statistisch materiaal, als dat bestaat, niet tegen te spreken. De rest lijkt mij bijkomstig. Zo kan het een voordeel zijn om goed op de hoogte te zijn van recente, ‘niet verouderde’ publicaties over een behandeld onderwerp, en die te citeren, af te wegen of tegen te spreken. Maar zoals ik ooit bij Karel van het Reve las: wat iemand wetenschappelijk waard is, blijkt uit wat hij zonder voetnoten te vertellen heeft.’ Toen Thomas Sowell wou doctoreren op de economische leer van Marx, vroeg men hem welke recente literatuur hij over het onderwerp wou doornemen. ‘Ik zal de drie delen van Het kapitaal lezen,’ zei hij, ‘en daar zelf over nadenken.’

7. Complottheorie. Als ik iets over Desmet op Facebook plaats, krijg ik altijd enkele reacties over zijn complotdenkerij. Ik heb uit samenvattingen van het boek begrepen dat Desmet juist totalitaire tendenzen verklaart zónder een beroep te doen op sluwe samenzweringen.

8. Glijmiddel. Ik lees wel eens dat de theorieën van Desmet een glijmiddel kunnen zijn om een gevaarlijk rechts indivividualisme ingang te doen vinden. Misschien is dat zo. Maar dat soort tegenwerping is ook altijd een argumentum ad consequentiam. Elke theorie kan immers gebruikt en misbruikt worden. Als ik een theorie ontwikkel over de kwalijke aspecten van het moslimfundamentalisme, kan ik nooit zeker weten of ik niet een gek op het idee breng om een moskee op te blazen. En verder vind ik het natuurlijk fijn dat er hier en daar een scheut gevaarlijk rechts individualisme geschonken wordt. Het moet niet altijd gevaarlijk links collectivisme zijn. 

9. Tegenwerpingen. Ik ken de tegenwerpingen van Desmets opponenten ondertussen veel beter dan zijn eigen argumenten. Soms zoek ik iets op. Desmet zou, volgens een opponent, een bepaald fragment van Hannah Arendt totaal verkeerd samenvatten. Aangezien ik vroeger Arendt gelezen heb, wou ik dat eens controleren. De interpretatie van Desmet leek mij, in zijn geheel genomen, beter dan die van de opponent****. Ergens las ik tot mijn schrik dat Desmet de holocaust minimaliseerde. Ik schrok mij een hoedje. Toen ik het opzocht bleek Desmet iets geschreven te hebben over de grote geheimhouding die de nazitop inzake de holocaust betrachtte. Die geheimhouding wordt door niemand betwist; de omvang van die geheimhouding is een blijvend voorwerp van discussie, waar Desmet, geloof ik, een wat slordige uitspraak over heeft gedaan. 

10. Invulling van het vak. De universiteit van Gent heeft beslist dat het vak ‘Cultuur- en maatschappijkritiek’ een andere invulling moet krijgen. ‘Inhoudelijk zal de focus op een ruimere waaier van kernbegrippen en theoretische referentiekaders komen te liggen.’  Daar valt iets voor – en iets tegen – te zeggen. Je kunt zo’n universitaire cursus op twee manieren aanpakken: als een heel breedvoerige Wikipedia-pagina, met ‘kernbegrippen’ en ‘referentiekaders’, of als een uitgewerkte casus. Desmet koos voor de tweede aanpak: één voorbeeld van maatschappijkritische analyse, de zijne. Ik ken die methode. Ik heb Algemene Taalkunde gekregen van Karel van den Eynde. Zijn cursus in de eerste kandidatuur bestond uit oefeningen in fonetische en fonologische analyse van reeksen woorden in het Swahili. Je hoorde niets over de geschiedenis van het vak, noch over de verschillende methoden. Niets over Saussure, niets over Sapir en Whorf, niets over Jacobson, niets over Chomsky, niets over Labov. Hoogstens hoorde je af en toe de naam van de door Van den Eynde bewonderde Zellig Harris vallen.  Het was zo ‘erg’ dat professor Van Hoecke, die eigenlijk de evolutie van het Latijn naar het Frans moest uitleggen, een half semester gebruikte om ons iets over Saussure en de anderen te vertellen, zodat we daar toch iets over zouden weten. Was de aanpak van Van den Eynde verkeerd? In een aan hem gewijd In memoriam stond te lezen: ‘Zijn ongewone stijl van lesgeven was boeiend en verhelderend voor de enen, een bron van vertwijfeling voor de anderen.’

 

Ik citeer snel even hoogleraar ethiek Freddy Mortier, voorzitter van de Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit die het handboek wél heeft gelezen en onderzocht: ‘Desmet springt soms slordig om met informatie en hanteert in zijn boek deels verouderde wetenschap. Maar hij maakt zich niet schuldig aan fraude, vervalsingen en ander wetenschappelijk bedrog. Daarom grijpen wij niet in. Mochten we alle proffen moeten sanctioneren die onzorgvuldig zijn of met achterhaalde informatie werken, dan zouden we veel werk hebben. Het is aan kritische collega’s en studenten om te reageren in het wetenschappelijk debat.’

** Alicja had beter gezegd: Vrijheid van meningsuiting dient absoluut te zijn. Maar aan academische vrijheid zijn natuurlijk bepaalde grenzen - zij het liefst zo ruim mogelijke.

*** Joël De Ceulaer zegt dat er een enorm verschil bestaat tussen filosofie en psychologie. ’t Is zeker waar, maar er zijn ook veel raakvlakken. Er bestaat een fysiologische psychologie die heel wetenschappelijk is. Er bestaat ook psychologisch onderzoek gebaseerd op experimenten, vragenlijsten en statistieken die ook een wetenschappelijke component heeft. Maar het lijkt mij dat er gebieden zijn van de psychologie waar ook filosofische bezinning een rol speelt.

***  Christophe Busch schrijft dan weer terecht dat Hannah Arendt veel voorzichtiger is dan Desmet in het gebruik van het woord ‘totalitarisme’. Zij gebruikt het alleen voor het nazisme en het stalinisme.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten