donderdag 9 november 2023

Waaróm zijn de universiteiten zo links?

 


 
  Eergisteren stelde ik het boekje van Andreas De Block voor waarin hij onder andere betoogt dat links domineert aan de universiteiten. Met alle moeilijkheden om ‘links’ en ‘rechts’ te definiëren, en met alle verschillen tussen de faculteiten, blijft dat een stelling die moeilijk kan worden betwijfeld. Heel wat moeilijker is de zoektocht naar een verklaring voor die dominantie.  
     Vooreerst haalt De Block cijfers aan waaruit blijkt dat een verschil in slimheid niet de verklaring is – ook al zou links dat graag geloven. Het gemiddelde IQ van linkse mensen is gemiddeld slechts een beetje hoger dan bij rechtse mensen. Ikzelf moet mij dus geen zorgen maken: ik ben hoogstens een beetje dommer dan mijn linkse opponenten. Bij economisch-rechtse mensen is het IQ gemiddeld zelfs een beetje hoger. Fijn! En bij de allerslimsten, degenen die voor een academische carrière in aanmerking komen, is links en rechts ongeveer even goed vertegenwoordigd. Daarmee is bevestigd wat ik altijd heb gedacht. Ik zal het wetenschappelijk onderzoek dat De Block aanhaalt dan ook niet controleren.
     Maar er is een linkse verklaring die venijniger is. Het is de verklaring die goed wordt samengevat door de boutade facts have a well-known liberal biasZelf heb ik in mijn stukje van gisteren mijn eigen samenvatting ervan gegeven: ‘de wetenschappelijk vastgestelde feiten geven links nu eenmaal gelijk.’ En ik zou die dan verder parafraseren om de cirkelredenering beter te laten uitkomen: ‘de door linkse wetenschappers vastgestelde feiten geven de linkse wetenschappers gelijk’. Daarmee is voor de polemist de zaak beklonken. Misschien zou ik nog even sneren dat de feiten juist een conservative bias hebben, omdat conservatieven zich minder dan hun linkse tegenstanders aan wishful thinking bezondigen. Ik zou het nog menen ook.
     Maar dat is niet de manier waarop De Block tewerk gaat. Hij bekijkt een voor een de voorbeelden van zijn opponenten waaruit zou moeten blijken dat links de waarheid aan zijn zijde heeft: het darwinisme, de klimaatverandering, de normaliteit van een homoseksuele geaardheid en de slechte gezondheidszorg in de VS. En dan weerlegt hij zorgvuldig de stelling met volgende argumenten

  1. Bijna alle rechtse universitairen aanvaarden evengoed de consensus rond darwinisme, klimaatverandering, homoseksualiteit en de slechte gezondheidszorg in de VS
  2. Er zijn veel onderzoeksterreinen waar geen consensus over de feiten bestaat, of waar de algemeen aanvaarde feiten – de slechte gezondheidszorg in de VS bijvoorbeeld – het startpunt vormen van een controverse over de oorzaken
  3. Er zijn ook menswetenschappen, zoals filosofie, die geen definitieve waarheden opleveren, en waar dé waarheid dus niet links of rechts kán zijn
  4. Het argument van links maakt geen onderscheid tussen normen en feiten, wat het duidelijkst blijkt uit het voorbeeld van homoseksualiteit; welke feiten zouden ooit de vraag kunnen beslechten of homoseksualiteit (of het hebben van blond haar) ‘normaal’ of ‘abnormaal’ is.

     Bij deze viervoudige argumentatie verzinkt mijn polemische sneer naar de cirkelredenering, en mijn al-wat-je-zegt-ben-je-zelf-argument in het niets. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat De Block zelf langer had kunnen zoeken naar betere linkse voorbeelden om te weerleggen Maar de kans is groot dat De Blocks weerlegging van kracht zou blijven. Hij haalt even de linkse academica Priyamvada Gopal aan die zegt dat het rechtse marktfundamentalisme de test van de rationele kritiek niet kan doorstaan. Dan zeg ik met De Block dat (1) de meeste rechtse economisten ook geen ‘marktfundamentalisten’ zijn (2) dat voor het falen van ‘marktfundamentalistische’ maatregelen verschillende verklaringen kunnen worden gegeven (3) dat de economische wetenschap, geprangd tussen apriorisme en empirisme, meer modes dan zekerheden oplevert en (4) dat de keuze voor markt of plan niet alleen een kwestie van feiten maar ook van normen is. Ik wil er zelf, als polemist, nog aan toevoegen dat zowel de feiten als de logica beter het ‘marktfundamentalisme’ dan het ‘planfundamentalisme’ ondersteunen.
     Als het niet de slimheid is van linkse lui, of hun feitelijke gelijk, dan ligt het misschien aan hun persoonlijkheid en hun waarden? Misschien zijn linksen creatiever, kritischer en rationalistischer? En idealistischer – in de zin dat ze minder belang hechten aan geld?
   Daar valt inderdaad iets voor te zeggen, maar weinig. Een socioloog, zekere Neil Gross, heeft dat onderzocht en vond dat de persoonlijkheid en waarden van linkse en rechtse mensen zo weinig verschillen dat ze slechts 4 % van kunnen verklaren van de kloof tussen links en rechts aan de universiteit.
      Daarmee komt De Block aan bij zijn eigen tweevoudige verklaring: vooroordeel en misverstand. Dat eerste speelt vooral bij rechtse jongeren die niet kandideren voor academische betrekkingen, het tweede bij linkse academici die discrimineren bij benoemingen. Waar zo’n vooroordeel precies vandaan komt is niet zo belangrijk. Hoe komt het dat ik bij een monteur van Telenet meteen denk aan een mannelijke dertiger met een paardenstaart? Hoe komt het dat ik bij een literatuurprofessor meteen denk aan een baardige, pijprokende vijftiger in een lichtbruine ribfluwelen blazer met suède ellebooglapjes en linkse overtuigingen? Maar het is in elk geval aannemelijk dat een 18-jarige met rechtse sympathieën – denk aan Michael J. Fox in Family Ties – er niet meteen van droomt om later ook zo’n blazer te mogen aantrekken.
     De discriminatie bij de aanwervingspolitiek aan de universiteiten is dan weer gemakkelijk te begrijpen vanuit de menselijke neiging om andersdenkenden buiten de eigen comfortzone te houden, een beetje zoals Engelse heren van stand de vrouwelijke kunne  uit hun gentlemen’s clubs weerden. De Block heeft daar onderzoek naar gedaan – de universiteiten, niet de gentlemen’s clubs - en was geschrokken van de bereidheid van linkse academici om die discriminatie tegenover rechtse kandidaten toe te geven en te verantwoorden*.

     De Blocks bespreking van de oorzaken van de linkse dominantie aan de universiteit heeft de aandacht getrokken van enkele kritische lezers. Andreas Tirez – die het eens is met de hoofdstrekking van De Blocks betoog – ziet in dat onderdeel een redeneerfout. ‘Het gaat erover waarvoor je je intelligentie gebruikt. In de bedrijfswereld wordt het aanwezige denkvermogen vooral gebruikt om winst te maken, veel minder om na te denken over maatschappelijke kwesties. Dus misschien is links niet slimmer in het algemeen, maar wél als het over politiek geladen kwesties gaat.’
     Daarmee gaat Tirez echter grotendeels voorbij aan De Blocks eigen weerlegging** van het veronderstelde verschil in persoonlijkheid en waarden, en van het veronderstelde feitelijk gelijk van links over ‘politiek geladen kwesties’. Tirez illustreert de laatste mogelijkheid met een eigen voorbeeld: ‘Zo is steun voor herverdeling een linkse positie, en sterk gelinkt aan hoe verantwoordelijk je een individu houdt voor zijn positie en hoeveel je toewijst aan pech of geluk. Om dat goed in te schatten, mag je niet afgaan op je intuïtie, maar moet je hard nadenken … Een sociale wetenschapper doet dat veel meer dan een ingenieur of een bedrijfsleider.’
     Het antwoord van De Block op dat bezwaar heb ik hierboven samengevat onder (2) en (4): over de kwestie van herverdeling bestaat geen wetenschappelijk vastgestelde waarheid aangaande de oorzaken, én het is gedeeltelijk een kwestie van normen, en niet alleen van feiten.
     Er zijn vooreerst geen a priori argumenten waarom de herverdelingsgedachte beter bij de feiten zou aansluiten. En ja, je moet inderdaad goed nadenken om alle elementen van pech en geluk in kaart te brengen, maar je moet nog veel harder nadenken om in te zien wat de precieze maatschappelijke waarde is van een goedverdienende bedrijfsleider of ondernemer*** en je moet nog harder nadenken om bijvoorbeeld het differentiebeginsel van Rawls te begrijpen dat onder andere inhoudt dat ongelijkheid in het voordeel kan zijn van de minstbedeelden. De vraag blijft dus waarom zoveel sociale wetenschappers zo eenstemmig tot de conclusie komen dat er meer herverdeling moet zijn: omdat zij zo hard hebben nagedacht, of omdat ze van een links vooroordeel vertrokken zijn?

     Scherper en zorgvuldiger is Seppe De Meulder op DeWereldMorgen.be. Hij noemt de verklaring van De Block circulair. Een linkse universiteit zorgt voor zelfselectie van linkse kandidaten en voor discriminatie tegen rechtse kandidaten, maar verklaart niet waarom die universiteit om te beginnen al links is. De Meulder heeft zijn eigen verklaringen. Rechts, althans conservatief, vindt dat we voorzichtig moeten zijn met het ‘morrelen’ aan bestaande structuren. Links gaat er daarentegen van uit dat we door verstandig morrelen veel verbetering kunnen teweegbrengen in de samenleving. ‘Is het dan zo gek,’ vraagt De Meulder zich af, ‘dat ze [de linksen] sneller geneigd zullen zijn om zich professioneel met het bestuderen van de samenleving bezig te houden.’ Eerst studeren om daarna te morrelen.
     Daar zit een kern van waarheid in. Wie gelooft in de rationele kneedbaarheid van de samenleving – links – is meer geneigd om na te denken over hoe dat kneden moet gebeuren. Linkse mensen, zou je kunnen zeggen, zijn allemaal aanhangers van Marx’ 11de over Feuerbach. ‘Filosofen hebben de wereld slechts op verschillende wijze geïnterpreteerd, het komt er echter op aan haar te veranderen.’ Die activistische oproep om te veranderen en te kneden verklaart bijvoorbeeld de evolutie in de economische wetenschap. Terwijl de grondleggers in de 18de eeuw eerder probeerden uit te leggen waarom de staat beter niets deed (laissez faire), kreeg je al snel in Duitsland de kathedersocialisten die vonden dat de staat wel van alles moest doen, en meer bepaald de plannen moest uitvoeren die zij voorstelden.
     Maar de redenering van De Meulder is op haar manier enigszins circulair. Hoe komt het dat de universiteit vol zit van kneedbaarheidsadepten? Omdat ze geloven in de kneedbaarheid van de maatschappij. Waarom regeert in godsnaam het activisme aan de universiteit, terwijl dat activisme, zoals Marx zelf toegeeft, haaks staat op de eeuwenlange traditie van ‘de filosofen’. Bovendien ligt het niet a priori vast dat verandering meer nadenken behoeft dan behoud. Ook het motiveren van het behoud is een hele klus. En zelfs als conservatieven van huis uit meer belang hechten aan irrationele tradities, belet hun dat niet om over dat belang rationeel na te denken. Ten slotte zit de huidige maatschappij zo in elkaar dat links en rechts, er ongeveer evenveel aan willen veranderen, zij het in een andere richting. Iemand die economisch rechts is, ziet zelfs geloof ik meer redenen ‘om het roer om te gooien’, dan wie links is, en vaak aandringt op meer van hetzelfde.
     De Meulder geeft nóg een verklaring voor het linkse overwicht binnen academia. ‘De universiteit behoort,’ schrijft hij, ‘tot de publieke sector, terwijl de rechtse ideologie vaker heil verwacht van de private sector. Het zou best wel eens kunnen dat onderzoekers die werken voor private bedrijven vaker een rechtse politieke overtuiging hebben.’ Als ik veel moeite deed zou ik wellicht die redenering ook kunnen herformuleren als een cirkelredenering, maar daarmee zou ik voorbijgaan aan de kern van waarheid die ze bevat en waarvan ikzelf wel enkele voorbeelden heb meegemaakt.
    Zo ken ik een knappe rechtse kop die een universitaire carrière opgaf om ondernemer te worden. Hij voelde zich aan de universiteit als in een speeltuin, en vond het fijner om in de ‘echte’ wereld geld te gaan verdienen en welvaart te gaan creëren. Omgekeerd ken ik een Spaanse vriendinnengroep – allemaal behoorlijk links en allemaal met een artsendiploma – maar geen enkele daarvan werkt als arts. Ze doen allemaal iets aan de staat in verband met gezondheid. Dat is wel niet aan de universiteit, maar het is dezelfde nobele linkse roeping van de civil servant die zich ‘ten dienste stelt van de samenleving,’ een beetje zoals Sir Humphrey dat doet in Yes Minister.

     In werkelijkheid is er niet één grote verklaring waarom links vandaag zo overheersend is aan de universiteiten. Er zijn een hele reeks kleine oorzaken. Ik heb een lijstje aangelegd waarin ik enkele van de bovenstaande herneem, enkele haal uit het boekje van De Block, en enkele haal uit andere bronnen:

  1. De historische plaats van de universiteiten in de ‘linkse’ strijd tegen de feodaliteit en de religieuze dogmas
  2. Het mogelijk ‘gelijk’ van links op een aantal terreinen
  3. De kleine verschillen in persoonlijkheidsstructuur van linkse en rechtse mensen
  4. Het appel om universitair onderzoek (en onderwijs) als hefboom te gebruiken voor maatschappelijke verandering
  5. De grotere aantrekkingskracht voor links van een staatsbetrekking boven een privé-betrekking
  6. Het clandestiene gelobby van communisten tijdens de Koude Oorlog als antwoord op McCarthyisme en Berufsverbote – veel van die geïnfiltreerde communistische academici verlieten later de Partij maar bleven links****
  7. De linkse studentencontestatie van ‘68 die daarna de nieuwe generatie academici leverde – mijn voorkeursverklaring, al zijn de soixante-huitards ondertussen allemaal gepensioneerd
  8. De bureaucratische werkomgeving die de ‘normale’ evolutie van linkse twintigers-met-een-hart naar rechtse-veertigers-met-verstand verstoort.
     Maar op de keper beschouwd is het niet zo belangrijk welke oorzaken de kiem vormen van de huidige linkse dominantie. De twee mechanismen die De Block aangeeft – vooroordelen en discriminatie – zijn misschien niet voldoende om te verklaren hoe de scheefgroei ontstaan is; ze zijn meer dan voldoende om te verklaren waarom de schreefgroei aanhoudt en normaal nog erger zal worden. Als het De Block erom te doen is, in navolging van Marx, de universiteit niet zozeer te interpreteren, dan wel te veranderen, dan heeft hij gelijk dat hij precies die twee mechanismen naar voren haalt.
    Ziezo. Dat was hoofdstuk 2. Morgen schrijf ik misschien iets over de ‘waardenvrije’ wetenschap. Dat wordt wat korter, want op  dat terrein voel ik mij nogal onzeker. 

 

*  Die bereidheid van links om rechts te discrimineren kan te maken hebben met een groter onbegrip van links tegenover rechts dan omgekeerd, en dat gekoppeld aan een grotere hang van links om politieke meningsverschillen moreel te interpreteren. Ik kom daar misschien in een volgend stukje op terug.

** Het is eigenaardig dat Tirez daar óver gelezen heeft. Is hett omdat De Block zo helder en eenvoudig schrijft dat je bij de argumenten niet lang stilstaat?

*** Lenin bijvoorbeeld dacht dat het leiden van een bedrijf door de moderne organisatie en techniek ‘buitengewoon eenvoudig’ was geworden. Iedere boekhouder kon het. Eigenlijk iedereen die kon lezen, schrijven en rekenen.

**** Een typisch voorbeeld van communistisch gelobby wordt verteld door historicus en economist H.S. Ferns, zelf een oud-communist. Hij was eind de jaren 50 aan de universiteit van Birmingham bevorderd van lector tot professor. Hij moest op zoek naar een nieuwe lector om hem op te volgen. De kandidaten X en Y van de London School of Economics kwamen in aanmerking. Plots kreeg hij van alle kanten brieven en telefoontjes om hem op het hart te drukken welke fantastische kandidaat X wel was: geciviliseerd, grote talenkennis, vele landen bereisd. Ferns vroeg schriftelijk advies aan Z, de verantwoordelijke professor aan de LSE. Hij kreeg een nietszeggend antwoord. Pas toen hij persoonlijk met Z ging praten kwam er enige duidelijkheid. Ferns moest zelf kiezen. Wou hij een kandidaat die aanvaardbaar was voor links, dan moest hij X nemen. Wou hij de kandidaat met het scherpste verstand, dan had hij Y nodig. 

7 opmerkingen:

  1. De laatste jaren worstel ik echt met de begrippen links en rechts, progressief en conservatief. Laten we ervan uitgaan dat heel wat academici “links” zijn. Wat wordt daar dan mee bedoeld? Is de meerderheid van de academici politiek links en lid van Vooruit, Ecolo/Groen of PVDA-PTB? Dat zou me verwonderen, de traditionele partijen en de V-partijen hebben ook een aanhang in die kringen. Of zijn het sympathisanten, fellow travelers die zich gedeisd houden? Gaat het hier misschien meer om “levensstijl-linksen”? Mensen die er een aantal modieuze opvattingen op na houden zoals zelfverwezenlijking, zich inzetten voor Het Goede Doel (hiervan bestaat een uitgebreide canon), die de mond vol hebben van gelijkheid en inclusie en die het kosmopolitisme aanhangen. Dat allemaal overgoten met een woke-sausje.
    Indien dat tweede het geval is denk ik dat men dit kan klasseren onder de rubriek “modeverschijnselen”

    De mentaliteit verandert en ook het academische milieu is onderhevig aan trends en modes. Vroeg of laat volgt iedereen de mode want het is voor de meesten een onbewust proces. Groepsdwang is in een sterk concurrentieel milieu zoals de academische wereld ook een belangrijke factor. “Rechtse” opvattingen houd je beter voor jezelf als de bazen “links” zijn, dus liever huichelen en “brullen met de beer in het bos” dan promotiekansen en benoemingen missen. Andersdenkenden worden geweerd, dat is zo in homogene groepen, ook wel eens kliekjes genoemd. “Rechtse” mensen komen er minder gemakkelijk aan de bak, want ze horen er niet bij.

    Vergelijkingen maken tussen links en rechts op basis van intelligentie kan er bij mij ook niet in. Moeten die mensen dan allemaal dezelfde intelligentietests afleggen in een soort van een vergelijkende proef? Persoonlijk geloof ik trouwens dat intelligentietests maar een ding meten, namelijk de vaardigheid om intelligentietests af te leggen. Ook de tegenstelling conservatief-progressief is troebel. NVA is zogezegd een conservatieve partij, maar het vierde hoofdpunt van haar verkiezingsprogramma is “innovatie bevorderen.” Innovatie houdt toch in dat men naar andere oplossingen zoekt dan wat er nu is. PS is zogezegd een progressieve partij, maar heeft Wallonië in veel opzichten gekraakt omdat ze een halve eeuw geleden niet in staat was de traditionele sectoren achter zich te laten. De groenen ijveren voor “natuurherstel”, wat een oxymoron van belang is omdat menselijk ingrijpen het tegenovergestelde is van een natuurlijke evolutie. Hoe dan ook: het is een terugkeer naar het verleden. Is dat progressief of conservatief? Zo zijn er nog wel meer voorbeelden die aantonen dat deze termen niet adequaat zijn. Groeten, Marcus

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Marcus, een consistente afbakening tussen links en rechts is inderdaad niet mogelijk. Ik schreef er iets over in mijn vorige stukje. https://philippeclerick.blogspot.com/2023/11/een-voorzichtig-boekje.html
      Dat het linkse overwicht aan de universiteiten onder andere inhoudt dat de academici veel linkser stemmen dan het brede publiek, blijkt uit internationaal onderzoek. Voor ons land haalt De Block een onderzoek aan van De Standaard https://www.standaard.be/cnt/dmf20190920_04619294
      Groeten, Philippe.

      Verwijderen
    2. Indien de V-partijen succes hebben bij het grote publiek zullen intellectuele elites van de weeromstuit nog meer de traditionele partijen en de communisten steunend, in het kieshokje en daarbuiten. De besten onder ons moeten zich immers hoe dan ook onderscheiden van het grauw.

      Verwijderen
  2. Eerst mijn gebruikelijke disclaimers. De eerste is dat ik het boek niet gelezen heb, maar intussen heb ik genoeg kritieken gelezen, zoals deze, waardoor ik denk een goed idee te hebben van de centrale probleemstelling. De tweede is dat Andreas en ik neven zijn, in de Afrikaanse zin van het woord weliswaar, maar toch met een hechting die ik terugvoer op uren aan de pingpongtafel en halve nachten waarbij hij mij buikpijn van het lachen bezorgde.

    Met deze waivers - er volgt nog veel Engels - zat ik me in aanloop naar deze repliek af te vragen waarom de kern van het betoog mij zo weinig doet. Ik zie drie factoren.

    De eerste is wat ik het "backyard effect" zal noemen. Ik leg dat uit aan de hand van mijn eigen beroepservaring in een antwoord op deze reactie, die anders te lang werd. Het publiek debat en de politiek wordt gevoerd via de media, zij het de klassieke zoals DS & co, of steeds meer X/Twitter en Tiktok. Hoogstens doet DS of de VRT een beroep op een academicus voor duiding, zoals Pedro De Bruyckere inzake onderwijs of Marc Van Ranst in corona-tijden, maar hun stem is die van dé authoriteit, eerder dan dat ze een facet van het wetenschappelijk debat laten klinken. Voor het debat is amper plaats in de media, die zoekt naar een snelle waarheid eerder dan een trage waarheidsvorming. Of de academische wereld dan met een unisono linkse stem spreekt of met een links-rechts contrapunt, is irrelevant. Dat is de inconvenient truth waar neef Andreas volgens mij aan voorbijgaat, doordat de academie zijn backyard is.

    De tweede factor is dat ikzelf de links-rechts-deling irrelevant vind of zelfs ergerlijk simplistisch. Hierover is al uitgeweid, dus ik doe het niet nog eens.

    De derde factor sluit aan bij de vorige. Het publiek debat is vandaag niet synthetisch maar identitair. Of er nu veel of weinig rechts-wetenschappelijke stemmen klinken, het is alleen maar meer of minder koren op de molen van een verstarde linkse positie, en vice versa. De verlichting heeft plaats geruimd voor de oude tegenstellingen van clans, voor wie niet telt wat er gezegd wordt maar wel wie het zegt. Is het er ene van ons, dan is het goed. Is het er ene van de anderen, dan is het slecht. Als De Winter de Roma koppelt aan matrakken, dan is dat goed voor nog meer pek en veren. Als Connorke dat doet, wordt de mantel der liefde uit de kast gehaald en is het een stoute stok om een al bij al brave hond te slaan.

    Ik word dus niet warm of koud van de ondervertegenwoordiging van rechtse denkers in de menswetenschappen. Ik geloof niet dat een herstel van de balans enig verschil gaat maken in hoe het links geworden DS bijvoorbeeld de actualiteit verslaat, of De Wereld Morgen, Doorbraak, Apache, 't Pallieterke en tutti quanti. Als het boek al iets doet, is het de loopgraven verdiepen en de rangen sluiten.

    (einde deel 1 van anders te lange reactie)

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
  3. (deel 2)

    Mijn geestelijke strijd is een heel andere. Ik koester een ijdele hoop op directe democratie, die werkte op de kleine schaal van vroege republieken, niet langer op de schaal van de natiestaten maar wel weer kan werken in het internet-tijdperk. Zwitserland heeft de hybride vorm met verleende en eigen stem zelfs volgehouden door de eeuwen heen. Het kán. Dat partijen met hun gezwollen dotaties, hun achterkamerpolitiek, en hun vaudevilles-à-la-Rutten, dat niet willen, valt te begrijpen. Dat De Standaard liever over politiek praat alsof het een soap betreft, met de sneer dat het een soap is - die krant is voor mij al langer een Bild met edele tronie. Dat intelligente mensen vinden dat het volk te dom is om bestuurlijke keuzes te maken en dat beter overlaat aan politici van welke signatuur dan ook (maar liefst linkse), dat vind ik het echte failliet van de democratie.

    Terug naar de strijd van Andreas. Ik begrijp en sympathiseer maar ik denk dat de academische wereld eerst en vooral uit zijn backyard moet komen en zich moet afvragen hoe ze een grotere invloed kan uitoefenen op het publieke debat. Vaker op X of Tiktok zitten lijkt me vooralsnog een zwaktebod. Om een ander stokpaardje van mij te berijden: de universitas had zich nooit de kaas van het brood mogen laten eten door Wikipedia. Ze had nooit mogen berusten in de toestand dat de maatschappij haar betaalt voor onderzoek maar dat de resultaten van dat onderzoek achter betaalmuren van uitgevers zit, of slechts kon vertolkt worden door eminenties als Pedro of Van Ranst, in samenvattingen die passen in het bestek van De Afspraak of Van Gils. De academie zou niet mogen berusten in pover gedefinieerde en dus voor alle interpretaties vatbare begrippen als "groei". Ze zou standaardwerken als Kahneman moeten herhalen tot het gepeupel zich bewust is van zijn biases. Daarvoor heb je misschien meer rechtse denkers nodig maar vooral een strucurele terugvloei van onderzoek naar publieke opinie.

    Dieter

    PS: mijn eigen ervaring in de backyard.

    Toen ik werkte voor TomTom, was onze grote uitdaging de gebruikerservaring te grijpen in de sector van de navigatie op digitale kaarten. Wij hielden onszelf voor dat we daarin een centrale rol speelden. Vrienden en familie kenden TomTom van de "bakskes" die je aan je venster kleefde, een product op retour. De gebruikerservaring in navigatie en digitale kaarten werd bepaald door Google Maps, eerst in smartphones, daarna in de ingebouwde systemen in auto's. Waze haalde TomTom rechts in en werd opgekocht door Google. Nu ik bij Barco werk, zie ik hetzelfde fenomeen. Wij maken onszelf wijs dat we een belangrijke rol vervullen in hybride vergaderingen, waarbij individuen inbellen in een vergaderzaal. Voor de buitenwacht wordt de gebruikerservaring bepaald door Microsoft Teams, of equivalente toepassingen als Zoom. Voor de professionals in de "backyard" van TomTom en Barco, is de bijrol die de bedrijven vervullen in hun respectievelijk domein een "inconvenient truth".

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dieter,
    Over het backyard-effect of de ivoren-toren-mentaliteit van de universiteit heb ik iets geschreven tijdens corona: https://philippeclerick.blogspot.com/2021/01/waarom-schrijven-virologen-geen-columns.html
    Over het identitaire karakter van het debat en de loopgravenoorlog: het pleidooi voor meer rechts van De Block gaat uit van de gedachte dat een groter evenwicht in de academische tijdschriften een kans biedt om de loopgravenmentaliteit te doorbreken, al was het maar omdat men dan beter zou weten wat zich in de andere loopgraaf afspeelt of omdat men het meer au sérieux zou nemen. Maar voor zo'n mentaliteitsverandering is natuurlijk meer nodig. En natuurlijk zijn die academische tijdschriften maar een onderdeel van de hele kwestie (iets waar ik waarschijnlijk op terugkom in een volgend stukje).

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Waarom universiteiten veeleer - gemiddeld, afhankelijk van de faculteit - links zijn?
    Niet zo ver zoeken:
    - universiteiten worden bevoilkt door jongere mensen (studenten), of ex-studenten die veelal direct zijn overgeschakeld van student-zijn naar werken aan de universiteit.
    - de bron van inkomsten van universiteiten is de samenleving, dus het idee dat anderen moeten werken en betalen om de universiteit van middelen te voorzien is existentieel. Universiteiten zijn niet commercieel en het soort werk is doorgaans niet essentieel om de maatschappij draaiende te houden. Dat creëert een groot gevoeligheid voor solidariteit (van anderen).

    Verder kan er nog wat verschil zijn afhankelijk van faculteit.

    BeantwoordenVerwijderen