dinsdag 10 september 2024

Assita Kanko, Draghi en het protectionisme


     
Op de FB-pagina van Assita Kanko zag ik een foto staan van haarzelf met de voormalige Italiaanse premier Mario Draghi. 

‘Om te overleven,’ schreef Assita eronder, ‘moet Europa zijn volle kracht gebruiken om onze bedrijven voldoende te beschermen. De bureaucratie vernietigt creativiteit en innovatie, waardoor talenten verloren gaan en investeerders worden afgeschrikt … Het is belangrijk om de regeldruk voor bedrijven te verminderen en ons te richten op het creëren van een effectieve interne markt in plaats van dat de EU zichzelf ziet als een wereldwijde regelgever. Migratiebeleid heeft ook invloed op de efficiëntie van de interne markt, want als illegale migratie niet onder controle wordt gehouden, groeien de binnengrenzen ... Ik waardeer de inspanningen van Draghi ivm het voorkomen van de economische dood van Europa. Maar meer bevoegdheden geven aan Brussel ten koste van de lidstaten lost niets op. Integendeel, het vergroot de kloof tussen Europa en zijn burgers en maakt de onnodige bureaucratie groter.’

      Als ik zulke tekstjes zie voorbijflitsen, reageer ik meestal met een duimpje, uit sympathie voor N-VA, maar dit keer kon ik het niet laten om een kleine kanttekening te plaatsen bij de eerste zin. ‘Onze bedrijven beschermen mag wel niet ontaarden in protectionisme.’ In elk geval: mijn interesse in het rapport van Mario Draghi was gewekt.

*

     De Standaard heeft drie uitgebreide stukken gewijd aan het Draghi-rapport: een stuk van Europa-kenner Joshua Livestro op de opiniepagina’s (9/9) en twee stukken van Wim Winckelmans op de economiepagina’s (10/9 en 11/9). Als ik de drie stukken samen leg, krijg ik de volgende krachtlijnen*:

  1. Verbetering van de Europese concurrentiepositie
  2. Verhoging van de investeringen van 1,5 procent naar 4,5 procent van het BBP
  3. Centralisatie van het economisch beleid op Europees niveau
  4. Bescherming van onze industrie o.a. door importtarieven op Chinese goederen en door verankering (Europese investeringen die binnen Europa blijven)
  5. Versterking van de geopolitieke en militaire onafhankelijkheid.

     Ik ben het eens met (1) en (2) en veel minder met (4). ‘Versterking van de concurrentiepositie’ betekent in werkelijkheid efficiënter en goedkoper betere producten en diensten produceren. Wie kan daar tegen zijn? Dat is goed voor Europa, maar ook voor de rest van de wereld die die producten en diensten van ons afneemt. Verhoging van investeringen is de enige weg om dat snel te bereiken.
      Of het zo snel moet gaan, kan ik niet beoordelen. Wel weet ik het dat daar een kost tegenover staat: wat naar investeringen gaat, kan niet naar consumptie gaan, of je moet zoals de socialisten, elke consumptie een ‘investering’ noemen. ‘We moeten investeren in parken en speeltuinen.’ Ik denk echter niet dat het dat is wat Draghi bedoelt.
     De Italiaanse ex-premier vindt dat veel van de investeringen door de overheid moeten worden gestuurd, en liever door de Europese dan de nationale. ‘De privésector zal het niet alleen kunnen,’ vat Winckelmans samen. Dat is geloof ik een self fulfilling prophecy. Als je als overheid wilt investeren, ga je via belastingen (of schulden) geld in beslag nemen dat in de privésector circuleert. Natuurlijk kan de privésector dan minder investeren. Een andere vraag is wie het beste in staat is om te bepalen waarin moet worden geïnvesteerd: een Europees comité van experts dan wel individuele elkaar beconcurrerende ondernemers? 
     Nu, experts in dienst van de overheid dan wel ondernemers, dat is een oude discussie. Ik laat ze hier voor wat ze is en verzamel liever enkele bedenkingen over die andere oude kwestie: de importtarieven, of meer algemeen: het protectionisme**.

*

  1. De voordelen van internationale handel zijn al duizenden jaren bekend, anders had men al die tijd geen handel gevoerd. De misverstanden omtrent die voordelen heeft Adam Smith (1723-1790) weerlegd. De wiskundige logica erachter heeft de Britse econoom Ricardo (1772-1823) wat later ontdekt, met zijn ‘wet van het comparatieve voordeel’. 
  2. Kort gezegd komt die wet hierop neer: Engeland en Portugal moeten zich specialiseren in datgene waar ze best in zijn: bijvoorbeeld de eerste in productie van katoen, de tweede in de productie van wijn, en daarna ruilen ze wat ze teveel hebben. 
  3. Het voorbeeld van Ricardo laat ook zien waar de moeilijkheden ontstaan. In zijn scenario moeten de bestaande wijnproducenten in Engeland de deuren sluiten. Maar dat is slechts een tijdelijk nadeel. Als ze bereid zijn over te schakelen - reconversie - naar katoenproductie zullen de eigenaars meer winst maken en de arbeiders hogere lonen ontvangen.
  4. Gezien de tijdelijke nadelen van reconversie zullen er altijd tegenstanders van vrijhandel zijn. Het zal altijd mogelijk zijn om met die tijdelijke nadelen omvangrijke technische dossiers samen te stellen en om ‘uitzonderingen’ aan te vragen.
  5. Het beste scenario is als zowel Engeland als Portugal vrij importeren. Maar als Portugal moeilijk doet en alleen Engeland vrij importeert, dan is het voor dat laatste land nog altijd voordelig om goede en goedkope wijn uit Portugal in te voeren, in plaats van Portugal te straffen door zelf wijn te maken***. Portugal straft zichzelf al genoeg door eigen katoen te willen produceren.
  6. De econoom Paul Krugman deed ooit zijn beklag dat je dat aan niet-economen niet uitgelegd krijgt. Met protectionisme snijd je in de eerste plaats in je eigen vingers. Hoe leuk uitvoeren ook is, het is in de eerste plaats door in te voeren dat een land rijker wordt. 
  7. Dankzij het ‘neoliberalisme’ vanaf de jaren 80 is de vrijhandel toegenomen, en is de welvaart in de wereld enorm gegroeid. Niet iedereen heeft daar evenveel van geprofiteerd. De laagste inkomens in de rijkste landen zijn het minst gestegen. Maar zonder vrijhandel zouden zij misschien nóg minder gestegen zijn. Misschien waren ze wel gedaald. 
  8. Twintig jaar geleden kwam de kritiek op de vrijhandel vooral van links. ‘De wet van het comparatieve voordeel, nog zo’n fabeltje,’ sneerde mijn groene vriend J.W. Dat linkse karakter van de kritiek werd nog eens duidelijk toen in 2017 het handelsakkoord tussen Europa en Canada moest worden toegepast. Paul Magnette van de PS was tégen, uit principe.
  9. Vandaag heeft - helaas - iedereen reserves bij de vrijhandel, Trump op kop. Iedereen is protectionist geworden. Iedereen wil de import uit China beperken door hoge importtarieven. Dan worden de Chinese auto’s in Amerika en Europa lekker duur, waardoor we de eigen Amerikaanse en Europese auto’s blijven kopen.
  10. Het eerste nadeel van die importtarieven is dat de Europese en Amerikaanse consument zijn vrijheid verliest om zelf te beslissen om voor een goedkope Chinese auto te kiezen. Als hij hem toch koopt, moet hij er in elk geval veel meer voor betalen.
  11. Het tweede nadeel is belangrijker. Als de Chinese auto’s hier niet mogen worden verkocht, is er geen dringende reden voor onze producenten om hun eigen auto’s beter en goedkoper te maken, of om dat toch te proberen.
  12. De reden die door protectionisten wordt ingeroepen is dat China op oneerlijke wijze zijn autoproductie subsidieert. Tja. Ten eerste is dat verhaal van die ‘subsidies’ nogal twijfelachtig, ten tweede wordt het verteld door mensen die zelf meer subsidies in eigen land willen, en ten derde: so what? 
  13. Laten we even redeneren op de wijze van de Franse econoom Frédéric Bastiat (1801-1850) en de redenering doortrekken. Veronderstel dat de Chinese staat haar subsidies aan de auto-industrie zodanig opdrijft dat de auto’s helemaal gratis op onze markt komen. Moeten we die auto’s dan weigeren? Als de Chinese staat haar auto’s wil subsidiëren, moeten we dat cadeau dan niet in dank aanvaarden?
  14. Ik geef toe dat er niet-economische redenen kunnen bestaan om gratis Chinese auto’s te weigeren. Misschien zit er spionage software in verborgen. Misschien zijn de auto’s geprogrammeerd om allemaal tegelijk in brand te vliegen, op het moment dat het Chinese leger Taiwan binnenvalt. Misschien heeft Jonathan Holslag gelijk als hij ons waarschuwt, zoals Laocoön destijds met het Trojaanse paard: Timeo Sinas et dona ferentes. Maar dan zijn we wel ver verwijderd van het ‘subsidie’-argument.
  15. De geopolitieke argumenten voor protectionisme bestaan erin dat je je vijand niet sterker mag maken, en dat je er niet afhankelijk mag van zijn. Alleen, door handel maak je ook jezelf sterker, en is je vijand op zijn beurt afhankelijk van jou. Internationale handel kan oorlog niet voorkomen, maar omgekeerd kan protectionisme het oorlogsgevaar zeker doen toenemen. Zoals Bastiat schreef: ‘Quand les marchandises ne traversent pas les frontières, les soldats le feront.’ **** 
  16. Joshua Livestro vergelijkt Mario Draghi met de Amerikaanse founding father Alexander Hamilton (1755-1804). Toen ik die laatste naam ooit in een klas liet vallen, bleek de helft van de leerlingen de man te kennen. Er bestond blijkbaar een hip-hop musical die aan het leven van Hamilton was gewijd. Ik heb ondertussen de verfilming ervan gezien.
    Livestro legt de nadruk op Hamiltons streven naar een onafhankelijke Amerikaanse wapenindustrie. In die zin heeft Draghi gelijk om dat voorbeeld te volgen. We kunnen voor onze defensie beter niet afhankelijk zijn van Chinese wapens. 
  17. Maar Hamiltons industrieel beleid, dat een melange was van subsidies en protectionisme, wordt vaak ook geprezen omdat het de snelle economische groei van de V.S heeft gebracht. Dan vraag ik mij af: zou het werkelijk zo gegaan zijn? Het antwoord van Hans-Hermann Hoppe lijkt mij geloofwaardig: ‘Dit is een post hoc, ergo propter hoc drogreden … De snelle economische groei van de VS was niet te danken aan het protectionisme. De VS kende die groei ondanks het protectionisme, en dankzij het binnenlandse laissez-faire beleid.’
  18. De kwestie van het protectionisme wordt gekoppeld aan een ander vraagstuk: dat van de desindustrialisatie van het Westen, het zogenaamde verdwijnen van de maakindustrie. Maar die is veel minder dramatisch dan ze lijkt. Het is niet de industriële productie die vermindert, maar het aandeel van de industriële productie in het geheel. 
  19. In elk land dat welvarend wordt - China bijvoorbeeld - vermindert eerst het aandeel van de landbouwproductie en daarna het aandeel van de industriële productie. In België produceert de landbouw maar 2 procent van het BBP, maar die 2 procent vertegenwoordigt veel meer voedsel dan 100 jaar geleden. De industrie stelt maar 25 procent van ons BBP voor, maar die 25 procent vertegenwoordigt veel meer onderdelen en eindproducten dan 100 jaar geleden. Ook China is op die manier aan het desindustrialiseren. Op termijn zal overal ter wereld het aandeel van de maakindustrie verminderen. 
  20. Verder is het productieproces van één product vandaag verspreid over vele landen tegelijk, en niet alleen in die ene fabriek waar het product van de band rolt en waar dan het label op staat: Made in China. Er is de financiering, de grondstoffenontginning, het juridisch kader, het technologisch ontwerp, de eventuele software, het design, de onderdelenproductie, de assemblage, de marketing, de communicatie, het transport. Een flink deel daarvan gebeurt nog altijd in het Westen.


*DS 11/9 vat de voorgestelde maatregelen als volgt samen: (1) soepeler concurrentie - minder strenge antimonopolieregels; (2) innovatieve bedrijven helpen om uit te breiden; (3) fusies telecomoperatoren; (4) strenger ingrijpen tegen Big Tech en illegale staatsteun van buiten Europa; (5) toeleveringsketen van grondstoffen veilig stellen; (6) heroriënteren van subsidies; (7) meer beslissen met gekwalificeerde meerderheid - minder bureaucratie; (8) meer gemeenschappelijke Europese schulden aangaan; (9) gasprijs loskoppelen van elektriciteit; (10) investeren in grensoverschrijdende hoogspanning.

* Over het protectionisme heb ik vroeger al enkele stukjes en polemiekjes geschreven. Tegen Holslag hier, tegen Magnette hier, tegen Chomsky hier, tegen De Grauwe en het ecologisch argument hier, tegen Trump en vóór Ricardo hier, over de maakindustrie hier

***Als Portugal geen katoen wil invoeren van Engeland, zal dat laatste land een deel van zijn productiecapaciteit voor iets anders moeten inzetten dan voor katoen, maar nooit voor wijn, zolang Portugal die beter en goedkoper maakt. En zelfs áls Engeland beter en goedkoper wijn zou maken dan Portugal ... maar voor die uitleg kan de lezer beter Wikipedia raadplegen, onder het lemma comparatief voordeel

**** Naast de economische en geopolitieke redenen die worden ingeroepen om het protectionisme te verdedigen zijn er nog andere van humanitaire, ecologische, hygiënische of traditionalistische aard. Ik laat die hier onbesproken. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten