zondag 1 september 2024

Oostendiana


     Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel boeken er aan Oostende gewijd zijn: fotoboeken, compilatieboeken, journalistieke boeken, kunstboeken, romans, novelles, stripverhalen. Als James Joyce enkele weken in Oostende gelogeerd heeft, bestaat er geheid een boek dat James Joyce in Ostend heet, en de kans is groot dat de Ierse schrijver ook nog eens in een roman opduikt die in Oostende gesitueerd is
     Neem nu zo’n boek als Oostende & Compagnie, waarin een 50-tal beroemde mannen en een tiental beroemde vrouwen worden opgevoerd - meestal uit de culturele wereld - allemaal mannen of vrouwen die ‘iets’ met Oostende te maken hebben, allemaal netjes alfabetisch gerangschikt, van Arno, Hintjens tot Zweig, Stefan. Het is het soort boek dat veel mooie foto’s bevat, maar vooral zijn de teksten beter geschreven en leesbaarder dan ik van dat soort publicaties gewend ben.
 
     De stijl is wat informeel. Over de filantropische koningin Louise Marie lezen we: ‘Na haar overlijden op 11 oktober 1850 ziet de kinderopvang Louise Marie het levenslicht.’ Een kinderopvang die ‘het levenslicht’ ziet vind ik een gevaarlijke metafoor in een zin waarin ook, maar dan letterlijk, overleden wordt. De auteur beschrijft twee bladzijden verder het standbeeld van Leopold II. Links onder bevindt zich een beeldengroep die uitdrukking wil geven aan ‘de dank van de Congolezen om hen bevrijd te hebben van de slavernij onder de Arabieren.’ De auteur voegt daar voor de zekerheid aan toe:  Je moet maar durven. Aangezien Leopold II echt de Arabische slavernij in Congo heeft afgeschaft zou ik daar, als ik mij van de koning wou distantiëren, iets anders van hebben gemaakt. ‘Alhoewel hij er zelf ook wat van kon’ bijvoorbeeld - om in dezelfde stijl te blijven.
     Zo’n boek, dat toch in de eerste plaats voor toeristen bestemd is, houdt zich ver van de politiek. Maar af en toe wordt er toch iets gezegd. Dat veel kunstenaars vroeger links waren, en dat ze daarom vaak door de mainstream media, die vooral rechts waren - tiens -, werden gehekeld. Als een kunstenaar iets tegen het nationalisme had, worden zijn woorden expressis verbis weergegeven. En er wordt ook al eens een verband gelegd met het heden. Georges Simenon, lees ik, heeft in een van zijn romans durs een Oostendse schippersfamilie opgevoerd die eerst in La Rochelle en daarna in Engeland terecht komt. ‘De roman uit 1947 blijft actueel,’ verneem ik. ‘Je kan hem lezen als een visionaire metafoor voor de vluchtelingenproblematiek en de oprukkende xenofobie.’ Ja, die metaforen van Simenon …
     En ik leer nog veel meer bij. Dat de architect van de Grote Post zelfmoord heeft gepleegd, onder andere omdat hij de kritiek op zijn bouwwerk niet meer aankon. Dat de schrijver en filmregisseur Eric De Kuyper een flatje betrekt op de 12de verdieping in het Résidence Royal Palace. Welk een prachtig zeezicht moet hij van daaruit niet hebben! Dat de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth ‘zo goed kon haten,’ aldus minnares die die die eigenschap naar waarde kon schatten. Dat de socialist Piet Vermeylen - ik heb nog een debat met hem gemodereerd - aan de Oostendse filmmaker Henri Storck gevraagd heeft om de portretten van Marx en Lenin te verwijderen uit zijn film Misère au Borinage. Dat doet mij denken aan de kapitalist Rockefeller die vroeg om dezelfde portretten weg te laten uit een muurschildering die Diego Rivera aan het maken was voor het Rockefeller Center in New York. In Misère au Borinage zijn Marx en Lenin gebleven - ik heb het zelf kunnen vaststellen. De muurschildering van Rivera daarentegen is op last van de eigenaars geheel vernietigd.
     In 1971 of 1972 heb ik met een vriendje de boekenwinkel van Corman bezocht waar de politie toen af en toe binnenviel op zoek naar pornografische literatuur. Ik heb er het boek gekocht De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky. Een tante zag mij met dat boekje en ik legde uit dat ‘revolutie’ verwees naar de omwenteling van de aarde rond de zon. Corman zelf was in 1971 of 72 nog in leven. Hij pleegde pas zelfmoord enkele jaren later, nadat hij een maand in de gevangenis had gezeten op beschuldiging van ‘feiten gepleegd met minderjarigen’. Bij die zaak werden 400 - vierhonderd - meisjes ondervraagd wier namen in het klantenbestand stonden.
     De uitdrukking ‘feiten met minderjarigen’ heb ik altijd aardig gevonden. En ik heb ook niets tegen de strafbaarheid van die feiten: je moet ergens een grens hebben voor als er klachten worden ingediend. Wel stoor ik mij aan de bepalingen in de huidige strafwet waar die ‘feiten’ zonder meer als ‘verkrachting’ worden gecatalogeerd*. In Oostende & Compagnie wordt de semi-autobiografische roman La plage d’Ostende als volgt samengevat: ‘Tussen de twee geliefden speelt een heerlijke immorele affaire, des te gewaagder daar de man gehuwd en het meisje minderjarig is.’ Wil je dat nu samenvatten, en je volgt de raad van Stendhal om de inspiratie voor je stijl uit het wetboek te halen, dan heb je ‘een verhaal over een verkrachting’.
     Het boek bevat veel uitspraken en aanhalingen over Oostende. Een van de lelijkste is die van Louis Couperus, die nochtans heel goed kon kon schrijven als hij er zin in had. Lees Een zieltje bijvoorbeeld, of Ene Illusie. De auteur van Oostende & Compagnie, Claude Blondeel, heeft geprobeerd om de mooiste stukjes uit Couperus Oostende-opstel te halen. Ik doe hieronder het tegenovergestelde:

 De ramen open. Het zont; alles is zon in de wijdte van zee en lucht … Het strand daaronder, aquarelachtig gevlakt, allerlei vlakjes … op het vlasblond van het zand dat zachtjes aangoudt. Hopen kinderen: een gegons van een bijenkorf ruist zwaar-eentonig naar boven. De zee halfcirkelt er wijd achter, onder een effen lucht van verzonde parelkleur.

     Men begrijpt waaróm Stendhal de stijl van het wetboek aanraadde. Zeker is dat een klare, eenvoudige stijl de wisselende literaire modes beter doorstaat, een stijl zoals wij die terugvinden in Virginie Lovelings boosaardige beschrijving van het Oostendse strandtoerisme.

 Op het zand, in de volle hete zon, zat een groep dikke wijven, met blote bruingeroosterde armen, dito benen en afzichtelijke gezichten als met een bronzen tint overborsteld. Het waren allen monsters. 

     Overborstelen zouden we vandaag niet meer schrijven - en afzichtelijke gezichten heeft te veel binnenrijm - maar ’t is toch allemaal minder erg dan aangouden, halfcirkelen, verzonnen, en zonnen in de betekenis van de zon die schijnt.
     Het mooiste citaat is misschien de commentaar van Friedrich Engels, die in Oostende op zoek was geweest naar een geschikte huurwoning voor zijn vriend Karl Marx en diens gezin:

 Gedurende meerdere dagen heb ik in Oostende rondgelopen maar ik heb weinig gevonden: ofwel te groot of te klein … Het verblijf is overigens vreselijk duur, zoals alles hier. Het middagmaal kost je 5 Fr voor de hele familie … Het bier is slecht, de sigaren zijn slecht en duur. Daarbij is het wenselijk om 100 Fr te voorzien voor bijkomende uitgaven, want zonder geld verveelt men zich hier dood. 


* De seksuele minderjarigheid gaat tot aan 16 jaar. Er is een Romeo-en-Julia clausule voorzien waardoor een jongen van 17 een meisje van 15 kan penetreren - tja, de taal van het wetboek - zonder strafrechtelijke vervolging te moeten vrezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten