donderdag 28 december 2017

Impotent, maar je weet maar nooit ...

Het kasteel van Hurstbourne, waar Lord Portsmouth door zijn vrouw geslagen werd
     In On Liberty, aan het einde van hoofdstuk 3, neemt Stuart Mill de verdediging op zich van excentriek gedrag – zolang het niet schadelijk is voor onze medemens. Je moet al een Lord zijn, merkt Mill op, om je te kunnen veroorloven je anders te gedragen dan de andere mensen.
     Ja, die Engelse Lords. Hun namen alleen al zijn excentriek genoeg om een gewone boer, dorper, burger of andere kinkel in de grootste verwarring te storten.

     Neem nu de derde Graaf van Portsmouth (1767-1853). Eigenlijk heette hij John Charles Wallop, en hij was de oudste zoon van John Wallop. Maar zo kon je hen niet noemen. Naar de vader verwees je met de titel ‘Lord Portsmouth’ en naar de zoon verwees je met de titel ‘Lord Lymington’, maar toen de vader stierf werd ‘Lord Lymington’ op zijn beurt ‘Lord Portsmouth’. Zijn broers heetten gewoon Wallop, weliswaar met de rare voornamen Coulson en Newton. Dat is allemaal erg ingewikkeld. Ik zal de derde Graaf hier gewoon John Charles noemen.
     Met die John Charles was van alles mis. Hij leerde niet goed en hij stotterde. Voor dat laatste werd hij door een gespecialiseerde opvoeder aangepakt, en wel zo grondig, dat het met de jonge Lord nooit meer goed kwam. Hij kreeg een vreemde obsessie voor begrafenissen. Op het kasteel moesten zijn bedienden op gezette tijden nepbegrafenissen ensceneren die dan werden bijgewoond door de luid en vals zingende heer des huizes. Ook bezocht hij geregeld slachthuizen. De dieren die op het punt stonden geslacht te worden, keek hij diep in de ogen, en hij voegde hen dingen toe als ‘net goed’ en ‘je verdiende loon’ en ‘dat komt ervan’.

     John Charles is twee keer getrouwd geweest. De eerste keer was dat met een veel oudere vrouw, speciaal door zijn familie uitgekozen zodat hij zeker geen kinderen zou krijgen. De bruidegom was weliswaar impotent, maar je wist maar nooit. De tweede keer werd hem door zijn advocaat een veel jongere vrouw opgedrongen – de dochter van die advocaat. Lord Byron was getuige bij het huwelijk.
     De jonge bruid ontsloeg al de bedienden van het kasteel, verving ze door een reeks handlangers, nam een minnaar, en sloeg haar man met een zweep – een terreurregime dat negen jaar duurde. Dan werd John Charles gered door zijn broer die het huwelijk liet annuleren.
     John Charles heeft zijn hele leven in Hurstbourne gewoond. Hurstbourne ligt, net als de havenstad Portsmouth waar hij zijn naam van kreeg, in het graafschap Hampshire. Op zekere dag nam John Charles geen genoegen meer met de titel van graaf – van earl eigenlijk – en riep hij zich uit tot Koning van Hampshire. Bij Shakespeare zou hij dus als koning wellicht Hampshire geheten hebben. Niet Wallop, of Lymington, of Portshmouth, maar Hampshire.




3 opmerkingen:

  1. P. G. Wodehouse is nooit ver weg. The Empress of Blandings een prijsvarken van formaat, dat in Shropshire als Berkshire zeug anderen qualitate qua versloeg, mag best geëerd worden. Honni soit qui mal y pense.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Onderhoudend verhaal ;-) Maar wat betreft de combinatie van 'omdat' met 'zou' lijkt het mij dat 'opdat' hier beter zou passen. Zijn familie wil, denk ik, dat hij geen nageslacht verwekt. Dat is hun doel. Of weten ze zeker dat hij dat niet kan? Nee. Dus 'omdat' blijft twijfelachtig.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Inderdaad: 'omdat' was fout. Zijn familie wou overigens niet dat hij kinderen kreeg omdat die de erfenis konden claimen. Zijn broers hebben jarenlang geprobeerd om hem waanzinnig te laten verklaren.

      Verwijderen