zaterdag 9 februari 2019

Boon, Boni, Beethoven

     Toen ik in de voorlaatste klas van het middelbaar zat, moesten we een werkje maken over een onderwerp naar keuze. Ik besloot om iets te schrijven over Louis-Paul Boon. Ik had gelezen dat dat een linkse rakker was en op de foto zag hij eruit als een echte proletariër. Mijn plan was om eerst alle boeken van die auteur te lezen. Ik heb daar toen zoveel tijd aan besteed dat ik er geen meer over had om dat werkje zelf te schrijven. Forever reading, never to be read.
     Die boeken van Boon te pakken krijgen, was in die tijd geen sinecure. We leefden toen in een gepolariseerde maatschappij. In mijn geboortestad had je vier katholieke bibliotheken, maar daar vond je vooral boeken van de zeer eerwaarde Armand Boni, en niks van de viezentist Louis Booni. Bij de liberalen was het beter. Die hadden de zolder boven hun café als bibliotheek ingericht en je vond er, onder de hanenbalken, in bruin papier gekafte deeltjes van Wapenbroeders en De bende van Jan de Lichte.

     En bij de socialisten vond je nog meer. Hún bibliotheek bevond zich in een soort schuurtje áchter hun café. Ook daar was Boon gekaft in bruin papier: De voorstad groeit, Vergeten straat, Blauwbaardje en andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen. Dat laatste boek werd mij door de rode bibliothecaris warm aanbevolen. En het dikste boek dat ze daar van Boon hadden was : Zomer te Ter-Muren. Ik wist toen nog niet dat dat een vervolg was op het beroemdere Kapellekensbaan, waardoor ik dus deel 2 las vóór ik aan deel 1 begon. Later overkwam mij iets soortgelijks met The Godfather 1 en 2.
    Jan heeft laatst geprobeerd om de eerste bladzijden van De Kapellekensbaan te lezen. Zijn diagnose – als bachelor in de medicijnen – was dat de auteur toen hij dat schreef herstellende was van een hersenbloeding. Ik vond dat nogal faciel. Hij had moeten doorlezen, vind ik, want het moet niet altijd makkelijk zijn. Toen ik die boeken las, vond ik ze ook niet makkelijk.

     Neem nu dat eerste hoofdstuk uit Zomer. ‘Voor Elise’ heet het.  Het gaat over Ondineke die met haar twee vlechtjes op de rug komt aangetippeld over de Kapellekensbaan. ‘Trippeltippel tippel-tip,’ schrijft Boon. Ze gaat naar de beek van het kasteel om te zwemmen en doet haar hemdje uit. Van achter de haag wordt ze begluurd door een viezerik die Peperbus heet. ‘Dedoemedoem’ schrijft Boon. En hij betreurt het ook nog dat hij geen Beethoven is. Ik begreep die tippeltip en die doemedoem niet en ook niet wat Beethoven ermee te maken had.
     Later breidde ik mijn zoektocht naar Boon uit tot de grote bibliotheek van het naburige Wevelgem. Daar ging men uit van brede beginselen. De boeken waren niet bruin gekaft, maar je vond er zowel Boni, A. als Boon, Louis-P. En ze hadden ook een platenafdeling waar ik onder de B. van Beethoven een stuk vond dat ‘Für Elise’ heette. Zó zat dat dus in elkaar. Het zilveren trippeltippel-tip van Ondineke stond voor de hoge noten mi-re-mi-re-mi** en de doemedoem Peperbus stond voor de lage noten la-mi-la.
     Ik heb daarna maandenlang ‘Für Elise’ het mooiste stukje muziek ter wereld gevonden.



 * Lezers van De Kapellekensbaan denken nu misschien aan het hoofdstuk ‘dubo-dubon-dubonnet’.
 
** Re-kruis, bedoel ik, maar het klinkt niet erg mooi als je het rijtje zo uitspreekt.
 

1 opmerking:

  1. "Later overkwam mij iets soortgelijks met The Godfather 1 en 2."
    Voor mij was dat Het Nieuwe en het Oude Testament...

    BeantwoordenVerwijderen