dinsdag 8 oktober 2024

Antwerpse coalities, en andere kortjes

 


Antwerpse coalities
     Ons politiek bestel is er een dat coalities noodzakelijk maakt. Daardoor kan alles behoorlijk ingewikkeld worden. Neem nu Antwerpen. 

  • N-VA beweert dat een stem voor VB een stem voor PVDA is. 
  • VB beweert dat een stem voor N-VA een stem voor Vooruit is. 
  • Vooruit beweert dat een stem voor PVDA een stem voor VB is. 
  • En PVDA beweert dat een stem voor Vooruit een stem voor N-VA is. 
     En ze hebben allemaal gelijk. Wat Groen zegt, weet ik niet. Dat behoort niet tot mijn leefwereld.
      Zelf heb ik van die ingewikkelde toestanden geen last, want ik woon niet in Antwerpen en ik stem op N-VA met de ogen toe. Maar misschien komen andere kiezers wél in gewetensproblemen. Misschien leggen ze de schuld dan bij ons algemeen politiek bestel dat coalities noodzakelijk maakt. Misschien zouden ze liever het Engelse systeem hebben, of het Amerikaanse, of het Franse. Mijn broer, die daar vaak op vakantie gaat, beweert dat het Zwitserse systeem het beste is.
     Het zou een mooie klasdiscussie opleveren voor een vak ‘burgerschap’: wat is de ideale democratische staatsvorm? Ik geloof echter niet in dat vak, en ik geloof ook niet in dat soort democratie. In een aflevering van Yes Prime Minister wordt een professor Marriot opgevoerd die een plan heeft uitgedokterd voor een ideale burgerdemocratie, met straatcomités enzo. De minister was eerst enthousiast, maar ik vond het al meteen een heel onnozel plan. 

De jokers van Groen
     Ik gun elke politicus twee inconsequenties, want het is een lastig beroep, maar ik heb de indruk dat die van Groen nogal snel zijn bij het inzetten van die twee jokers. In een van hun vlugschriften lees ik, onmiddellijk na elkaar: ‘Steeds meer open ruimte maakt plaats voor beton. Betaalbare woningen worden steeds schaarser.’ Dus: minder beton en meer woningen?
 In hetzelfde vlugschrift wordt geprotesteerd tegen het massatoerisme dat het gemoedelijke leven van de ‘eigen mensen’ bedreigt, waarbij ik vanzelf een vergelijking maak met zekere nationale beleidsvoorstellen van Groen. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat partij de woorden ‘eigen mensen’ vermijdt om de stadsgenoten aan te duiden.

Nogmaals Zuhal Demir
     Gisteren had ik een stukje Zuhal ‘Nogmaals’ Demir; vandaag heb ik de woordvolgorde van de titel en de invalshoek van mijn commentaar veranderd. Demir zou dus liever burgemeester zijn van Genk dan minister van Onderwijs. Dat is voor mij onbegrijpelijk, want ik heb een afkeer van gemeentepolitiek. Ik heb niet het minste talent om op een volksfeest van tafel naar tafel te gaan en met iedereen een gemoedelijk praatje te slaan.
     Maar dat is niet de grote moeilijkheid. De grote moeilijkheid is dat je dan in de gemeenteraad bijvoorbeeld moet beslissen of een vrijgekomen terrein moet worden toegewezen aan een school, een speelplein of een parkeerplaats*. Sommige van mijn medeburgers zouden het meest baat hebben bij A, andere bij B en nog andere bij C. Hoe kun je dat nu in godsnaam oplossen? Het ergste zou zijn als ikzelf baat zou hebben bij een van de oplossingen. Dan zou ik helemaal in paniek raken want ik mis de morele moed om op te komen voor mijn eigen belangen.
     Iets anders begrijp ik wel, namelijk dat een relatief nieuwe partij als N-VA sterker staat in de nationale arena dan in gemeentebesturen, en dat ze die zwakke flank zo snel mogelijk moet versterken door zoveel mogelijk burgemeesterposten binnen te halen. CD&V, die van oudsher rekruteert uit de jeugdbewegingen en het ‘middenveld’, is hier nog altijd een geduchte tegenstander. Voor N-VA kan het dus belangrijker zijn een goed verkiezingsresultaat te halen in Genk, dan precies Demir - en niemand anders - op Onderwijs te hebben. Misschien wordt Demir door De Wever wel gepusht om alles op Genk te zetten. Hij beweert het tegenovergestelde, en Demir ook, maar moeten we zulke sluwe vossen vertrouwen als het over strategie gaat? Wél geloof ik dat bij een voldoende verkiezingsresultaat Demir inderdaad echt burgemeester wordt, en geen minister blijft, en dat bij succesvolle onderhandelingen, De Wever echt premier wordt, en geen waarnemend burgemeester blijft. 

Decadentie
    Ik heb onlangs enkele stukjes geplaatst over het begrip ‘decadentie’, maar wat Nick De Clippel er vandaag over schrijft in De Standaard, vind ik prachtig. Hij heeft in zijn ruime vriendenkring gepeild naar de ‘denotaties en connotaties van het concept’ en dat heeft een stevige lijst van associaties opgeleverd. Als verklaard tegenstander van strakke definities, vind ik zo’n lijsten niet alleen leerrijk, maar meestal ook grappig. Dat is die van De Clippel zeker. Zijn decadentie-lijst bevat onder andere: Tomorrowland, de transferprijzen van topvoetballers, elektrische steps en cruiseschepen. De mooiste twee vind ik ‘meer dan twee citytrips per jaar’ en ‘sommige seksspeeltjes’. Die antwoorden geven zoveel prijs over de respondenten.

Scrollen
     Een deel van mijn dag gaat op naar ‘scrollen’ op Facebook - op X zoek ik gericht - en het is beter voor mijn gemoedsrust als ik de uren die ik daaraan besteed niet optel. Maar ik kom, naast grappige cartoons, allerlei interessante uitspraken tegen. Een FB-vriend citeert R.W. Emerson: ‘People seem not to see that their opinion of the world is also a confession of character.’ Ik vind dat een heel interessante gedachte, en ik weet niet of ze waar is. Ik stel mij die vraag al heel lang, maar Emerson verwoordt ze kernachtig en schijnt het antwoord wel te kennen. Ook geloof ik dat er wetenschappelijk onderzoek naar die vraag is gedaan - bijvoorbeeld naar het verband tussen karaktereigenschappen en politieke overtuiging. Maar ik kan mij niet voorstellen dat zo’n onderzoek vandaag al voldoende subtiel kan worden uitgevoerd om een écht antwoord te verkrijgen.

Scrollen (2)
     Bij een ander ‘scroll’-moment bots ik op de FB-pagina van Koen Fillet en hij heeft het over iets wiskundigs. Fillet houdt van wiskunde, schrijft hij, als het niet voor punten is. Ik begrijp hem. Het wiskundige in kwestie betreft de Ramsey-getallen en dat wordt uiteengezet in een Youtube-filmpje. Nog mooier zijn de commentaren eronder. Iemand geeft een uitleg over de Ramsey-getallen die veel makkelijker te begrijpen valt dan die op Wikipedia. Zelf zal ik onthouden R (3,3) is gelijk aan 6. R(4,4) is gelijk aan 18. R(5,5) is gelijk aan … niemand weet het. Iets tussen 43 en 46. R(10,10) is gelijk aan ... iets tussen 798 en 23556.
     En er zijn nóg mooie commentaren op de draad. Iemand schrijft: ‘Ik vind die wiskunde razend interessant, maar kan de theorie nadien nooit navertellen. Ik begrijp a, ik begrijp vervolgens ook b, gevolgd door c, d, e en f. Maar als ik terug naar het begin van de uiteenzetting wil, raak ik het spoor bijster.’ Schitterend geformuleerd. Ik heb het genoemde probleem helaas niet alleen bij wiskunde.
     Nog iemand anders probeert het raadsel van de Ramsey-getallen op te lossen met een handigheidje. Hij wordt streng toegesproken door Fillet: ‘Gij moet niet altijd de gemakkelijkste oplossing kiezen.’ Dat doet mij denken aan mijn jeugdvriend G.V. We waren 15 jaar en moesten als huiswerk een meetkundige oefening maken. We moesten bewijzen dat lijnstuk AB de helft was van lijnstuk CD. ‘Ik heb het gemeten,’ schreef G.V. ‘Lijnstuk AB is 6 centimeter en lijnstuk CD is precies 3 centimeter.’ Ik heb nooit geweten of dat als grap bedoeld was, dan wel of G.V. dat meende. Ik kan het hem niet meer vragen, want wij zien elkaar nooit meer. Later is hij trouwens als hobby aan integraal- en differentiaalrekenen gaan doen. ‘De tijd gaat dan vlug voorbij,’ zei hij. 
     Wat verder in de commentaren schrijft Fillet: ‘Het is met wetenschap zoals met kunst: je hoeft het niet te begrijpen om het te waarderen.’ Dat doet mij dan weer denken aan professor Debusscher van de ULB, bij wie ik een cursus over de geschiedenis van het Engelse theater volgde. ‘Le but des pièces de Pinter,’ zei Debusscher, ‘ce n’est pas qu’on les comprenne, c’est qu’on soit fasciné.’ Debusscher sprak natuurlijk Engels in de les, maar op het examen zijn we overgeschakeld op Frans. In dat gesprek noemde hij een van de Leuvense proffen in de Germanistiek ‘un boyscout’. Ook herinner ik mij hoe hij ons in de aula voorhield dat het met de zedenverwildering onder theatermensen nogal meeviel. Daar bestonden veel vooroordelen over, meende hij. Er werd, in de coulissen, ‘entre la cour et le jardin’, wel eens een scheve schaats gereden, maar dat gebeurde ergens anders ook.


* Ik heb het voorbeeld overgenomen uit Peter Boettke, Calculation and Coordination.


     

    

2 opmerkingen:

  1. 'het verband tussen karaktereigenschappen en politieke overtuiging'? Als ik me goed herinner, gaat Jonathan Haidt daar dieper op in in zijn boek 'Het rechtvaardigheidsgevoel, waarom wij niet allemaal hetzelfde denken over politiek en moraal'. Bart de Wever citeerde deze autoriteit al, dat zegt genoeg. ;)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een zéér interessant boek, waar ik heel veel aan gehad heb.

      Verwijderen