vrijdag 18 oktober 2024

Vijf vragen over protectionisme

 Is protectionisme minder schadelijk voor een groot en divers land of gebied - zoals de Verenigde Staten of de Europese Gemeenschap?

       Ja, dat protectionisme is minder schadelijk, tenminste als er binnen dat gebied zelf vrijhandel bestaat. Maar het blijft schadelijk, om dezelfde logische redenen dat het schadelijk is voor een klein land, voor een provincie, voor een stad of voor een straat.

 Waarom hebben politici meestal een protectionistische reflex?

     De voordelen van het protectionisme gaan naar een kleine groep (bijvoorbeeld de arbeiders in de auto-industrie) en de nadelen gaan naar een grote groep (bijvoorbeeld alle autokopers). Maar de voordelen voor de kleine groep zijn veel duidelijker zichtbaar en op korte termijn: een fabriek blijft open die anders de deuren zou sluiten. De nadelen zijn minder duidelijk zichtbaar en op langere termijn: de prijs van auto’s die met enkele procenten stijgt, de fabriek die uiteindelijk toch sluit. En daar gaat het om. Politici hechten, met het oog op de volgende verkiezing, meer belang aan effecten die zichtbaar zijn of die zich op korte termijn laten voelen dan aan effecten die minder zichtbaar zijn of zich op lange termijn laten gelden.

Waarom kiezen sommige politici, ondanks hun protectionistische reflex, toch voor vrijhandel?

      De reden hiervan is dat wederkerige vrijhandel - wij geen importtarieven, dan zij evenmin importtarieven - naast weinig zichtbare voordelen op lange termijn óók zichtbare voordelen op korte termijn biedt. Een burgemeester van een havenstad zal meestal nogal open staan voor de vrijhandelsgedachte.

Is vrijhandel altijd beter dan protectionisme?

     Eigenlijk wel, maar het algemene beleid speelt ook mee. Als de grotere welvaart door vrijhandel allemaal opgaat in consumptie - zonder investeringen of innovatie - dan zien de economische perspectieven er slecht uit. Als omgekeerd het protectionisme samengaat met een beleid dat investering en innovatie stimuleert, kan dat de economie ten goede komen. Maar dat ligt dan niet aan de protectionistische component van het beleid. 

Kan vrijhandel niet misbruikt worden door protectionistische handelspartners, die eerst dumpingprijzen hanteren, daarmee alle concurrentie uitschakelen, en daarna hoge monopolieprijzen vragen voor hun product, bijvoorbeeld auto’s?

      In theorie, ja, in de praktijk, neen. Men vreesde indertijd ook dat de grootwarenhuizen eerst de kleinhandel kapot zouden concurreren om daarna monopolieprijzen in te voeren, maar dat is niet wat er gebeurd is. De handelspartner zou de enige ter wereld moeten zijn die auto’s, en alle onderdelen ervan produceert, en er zouden geen alternatieven voor auto’s mogen bestaan. Dat is alleen in theorie denkbaar, zoals het in theorie denkbaar is dat we achteraf het monopolie van de handelspartner weer doorbreken door de productie van auto’s herop te starten.

      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten