zaterdag 14 november 2015
Parijs
Als ik met pensioen ga, en niet altijd meer lessen aan het voorbereiden ben, wil ik af en toe eens naar Parijs, vooral in de zomer. ‘I love Paris in the summer,’ schreef Cole Porter, en die had wel vaker gelijk. Hij hield trouwens ook van Parijs in ‘winter’, ‘springtime’ en ‘fall’.
Zelf ben ik ben nog maar twee keer in Parijs geweest, en dat was niet in de zomer. Van de eerste keer herinner ik mij heel weinig. ’t Was met een groep studenten in de romanistiek, en als ik mij niet vergis heb ik die reis georganiseerd, of mee georganiseerd. Ik weet in elk geval nog dat ik een paar keer uit mijn bed ben gebeld door studentinnen die zich kwamen inschrijven voor de leerzame uitstap. Die studentinnen stonden blijkbaar vroeger op dan ik. Maar van de reis zelf, herinner ik mij dus weinig: mimekunstenaars in de buurt van het Centre Pompidou, een tentoonstelling van Salvador Dalí, een voorstelling van La cantatrice chauve …
Het tweede verblijf kan ik mij iets beter voor de geest halen. Mijn vrouw en ik logeerden in het piepkleine appartementje van een Spaanse vriendin waar we sliepen op een matras onder de keukentafel, want ernaast was geen plaats. Ook hadden we een afspraak in een brasserie met mijn broer, die toen in Parijs was met Amerikaanse vrienden, een vader en zijn dochter. Die vader had grote, gouden zegelringen aan meerdere vingers. Mijn Spaanse vriendin vond dat een treffend voorbeeld van het welbekende Amerikaanse gebrek aan beschaving.
Ja, ik ben vast van plan om eens meer naar Parijs te trekken en die zakkenwassers van de ‘Islamitische Staat’ gaan mij niet tegenhouden – vooral omdat hun volgende aanslagen best wel in andere grote steden konden plaatsvinden, en dan hoef ik in Parijs voor niets bang te zijn.
Het Westen, vrees ik, zal nog wel enige tijd af te rekenen krijgen met aanslagen uitgevoerd door ‘Allah Akbar’ brullende haatgroepen, ook al doen de politiediensten nog zo hun best om die te verhinderen. Maar of die moordenaars op de lange duur succesvol zullen zijn, betwijfel ik. De succesvolle massamoordenaars van de twintigste eeuw – Stalin, Hitler, Mao, Pol Pot – allemaal slaagden ze erin een behoorlijk deel van de geleerden en half-geleerden, de zogenaamde intelligentsia, aan hun kant te krijgen. Dat zie ik de ‘Islamitische Staat’ nog niet klaarspelen. Hun achterlijke interpretatie van een op zich al niet erg geavanceerde godsdienst lijkt mij geen goede reclame om veel knappe koppen aan te trekken.
Mijn Facebookvriend en vroegere leraar Nederlands Antoon Vandendriessche noemt in een reactie de IS-mensen ‘randdebielen’. Zo ver wil ik niet gaan. Ik wil gerust aannemen dat onder die moordenaars een bekwame organisator, een bedreven chauffeur, een radde spreker en zeker ook een onderlegde werktuigkundige rondloopt – want iemand moet die bommen in elkaar steken – maar het algemene verstandelijke niveau moet inderdaad aan de lage kant zijn. Zeker goed genoeg om zichzelf op te blazen, en helaas ook goed genoeg om honderden mensen te vermoorden. Maar dat ze zo de vrije maatschappijen in het Westen klein krijgen, ik geloof het niet.
P.S. De Engelse terrorisme-expert Haras Rafiq beweert dat ISIS juist wel goed opgeleide mensen aantrekt. Volgens hem bestaat de helft van de veroordeelde jihadisten in Groot-Brittannië uit mensen met een universitair diploma. Maar ik zal nog veel zulke cijfers moeten lezen voor ik mijn mening herzie.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten