vrijdag 16 april 2021

Op welke leeftijd pik je iets op?


 Lang geleden zag ik de film Young Cassidy. Veel herinner ik mij daar niet van. Rod Taylor, een arbeider met brede schouders en sterke armspieren, heeft een moeilijk bestaan en besluit schrijver te worden. Zijn eerste toneelstuk is een succes, maar aangezien het nogal autobiografisch is, krijgt hij ruzie met familie en vrienden, die zich in de personages herkennen. Zoiets.
     De film is van 1965. Ik moet dus tien jaar geweest zijn toen ik hem zag. Nu is er iets eigenaardigs aan de hand. Zolang ik mij kan herinneren, heb ik die film in verband gebracht met toneelauteur Eugene O’ Neil, een schrijver die in mijn leven als tienjarige geen grote rol speelde, en ook later niet. Dankzij Wikipedia weet ik nu dat de film niets met O’Neil te maken heeft maar met een andere toneelauteur Seán O’Casey. Je kunt het een tienjarige vergeven dat hij die vergissing maakt.
     Maar waar haalde zo’n tienjarige die namen dan vandaan? Mijn vader bracht O’Neil soms ter sprake als hij over Anna Christie sprak, een film met Greta Garbo, zoals hij Pirandello soms ter sprake bracht als hij over As You Desire Me sprak, ook een film met Greta Garbo. Mijn vader is een groot bewonderaar van Greta Garbo. De naam O’Neil in verband met Young Cassidy kan dus van mijn vader komen. Misschien heeft híj zich vergist tussen O’Neil en O’Casey.
     Maar die tienjarige versie van mijzelf blijft mij dwarszitten. Is dat nu een leeftijd dat je zulke namen oppikt? Ik geloof het niet. Een mogelijke verklaring is deze. De bioscopen van vroeger werkten met het systeem van een ‘double feature’: twee films voor de prijs van één. Er was een ‘voorfilm’, een entr’acte met ijsjesverkoop, en een ‘hoofdfilm’. Die voorfilm was dan een film van enkele jaren ouder die de distributiemaatschappijen gratis meegaven met de andere. Misschien heb ik Young Cassidy dus niet gezien toen ik tien jaar was, maar toen ik twaalf of dertien jaar was. Dan is dat hele oppikken al wat geloofwaardiger. Dan ken ik de naam O’ Neil nog geen 55 jaar, maar 53 of 52 jaar.
     Om maar te zeggen: gisteren zag ik voor het eerst Long Day’s Journey into the Night. Op Youtube. Lage resolutie.

Naschrift. Een dag nadat ik dit stukje schreef, heb ik mijn ouders teruggezien, na een jaar. Zij waren nu gevaccineerd en ik was blijkens een sneltest corona-vrij.  Ik kon mijn vader dus persoonlijk om opheldering vragen over Young Cassidy. Hij herinnert zich niet meer dat die film in onze bioscoop werd vertoond, wat mijn vermoeden bevestigt dat hij slechts als ‘voorfilm’ onze zaal bereikt heeft. Long Journey into the Night heeft mijn vader nooit gezien. ‘Geen film voor Wervik,’ vond hij. ‘Was dat niet met Katharine Hepburn en Fredric March?’ Maar daar vergist mijn vader zich. Fredric March speelde James Tyrone in de Broadway-productie van 1957, niet in de verfilming van 1962.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten