donderdag 1 april 2021

Symbolische subsidies

 


     Subsidies, zoals die door Sihame El Kaouakibi werden achterovergedrukt*, hebben in onze maatschappij grotendeels een symbolische waarde. De staat geeft geld aan een dansproject zodat allochtone jongeren niet op straat zouden hangen, aan de opera zodat de melomaan voor weinig geld naar mooie muziek kan luisteren, aan de VRT zodat die instelling aan volksverheffing kan doen, aan bibliotheken zodat de veellezer elke week zijn stapel leesvoer gratis kan ophalen, aan ontwikkelingshulp zodat in de arme landen meer coöperatieven worden opgericht.
     En wat haalt het allemaal uit? Niet zo erg veel, vrees ik. Met of zonder dansproject zullen wel ongeveer evenveel jongeren op straat hangen. Als ik de televisiegids bekijk, zie ik bij de VRT weinig dat voor volksverheffing kan doorgaan. Ik heb een collega gekend die wel eens een operahuis bezocht, maar veel vaker zat hij in zijn eentje door een koptelefoon naar aria’s en koorzangen te luisteren. Mocht ik een veellezer zijn, dan kon ik op mijn Kindle voor maandelijks $ 9,99 kiezen uit 2 miljoen boeken. En er zijn weinig economen die geloven dat ontwikkelingshulp veel heeft bijgedragen aan de recente verrijking van de arme landen.
     Waarom zijn die subsidies er dan? Eén antwoord is dat politici zich populair willen maken bij stadsdansers, vrt-kijkers en -medewerkers, operaliefhebbers, veellezers en ngo-mensen. Dat is één verklaring, en het is meteen een goede. Maar het is niet de enige. Neem ontwikkelingshulp. Paul Collier, die in die materie gespecialiseerd is, gelooft dat ontwikkelingshulp een zeker nut heeft om urgente nood te lenigen en dat ze een klein beetje bijdraagt aan de economische ontwikkeling. Belangrijker echter vindt hij de symbolische functie: ‘Ontwikkelingshulp laat zien welk soort samenleving we willen zijn … Of ze nu veel helpt of niet, ze is een oefening in, en een verdieping van, onze medemenselijkheid. Onze individuele hulpvaardigheid bepaalt niet alleen hoe we overkomen op onze medemens maar ook hoe we onszelf zien.  Op dezelfde manier weerspiegelt onze collectieve hulpvaardigheid welke samenleving we zijn, en worden.’**
     Natuurlijk zie ik er zoals de meesten tegen op om veel belastingen te betalen. Maar ik vind de gedachte draaglijk als als ik mijzelf voorhoud dat die belastingen de beschaving bevorderen, een beschaving waarin boeken en muziek belangrijk zijn, waar het volk wordt verheven, waar men hangjongeren de rug niet toekeert, waar men ‘de ogen niet sluit voor’ de armoede***. Ik hoef zelf niet naar het opera te gaan: door mijn duit in het belastingzakje heb ik bijgedragen aan het in stand houden van de hogere muziekcultuur. Die gedachte vind ik niet onprettig.
     Nu ben ik zelf in het algemeen niet zo’n symbolenmens. Ik ben meer van de bottom line. Op een onbewaakt moment vind ik dat de oude Scrooge, vóór zijn bekering, een weldoener des volks was, die zichzelf elk comfort misgunde om geld te sparen en – mogen we hopen – rendabel te investeren in spoorwegen, mechanische weefgetouwen, en andere technische nieuwigheden die voor het eerst in de geschiedenis, met enige vertraging, welvaart hebben gebracht voor gewone mensen. En Bill Gates, vind ik op zo’n onbewaakt moment, heeft met zijn MS-DOS en zijn Windows 3.1 meer bijgedragen aan de vooruitgang van de wereldeconomie, en dus aan de vermindering van de armoede, dan met zijn filantropische initiatieven achteraf. Toch is ook de bekering van Scrooge en de filantropie van Gates mij niet onwelgevallig.
   Ik wil voor gesubsidieerde symbolen niet al te streng zijn. Als er meetbare resultaten zijn, à la bonne heure, maar eerst en vooral mogen ze niet schadelijk zijn, of, om het met een lelijk woord te zeggen, ‘contraproductief’. Ze kunnen immers averechts uitpakken. We hebben in onze westerse samenlevingen een nogal hoog percentage migranten. Wat ook de problemen zijn die daarmee samenhangen, we zitten in hetzelfde bootje, en er zal goodwill nodig zijn van de twee kanten, van de ‘oude’ Vlamingen en van de ‘nieuwe’ Vlamingen. Die goodwill heeft symbolen nodig, en tot nu toe zijn vaak de verkeerde gekozen: open grenzen****, onvoorwaardelijke naturalisatie, sympathie voor de islam, gescheld op racisme, praktijktests, positieve discriminatie.  Dat maakt het allemaal maar erger. Maar met dansscholen, speelpleinwerking, straatvoetbal en interculturele foyers heb ik minder problemen*****. Zolang ze geen centra worden voor woke agitatie en de subsidies niet voor privé-keukens en kleerkasten worden gebruikt. En zolang ze de budgetten voor grenscontrole, Nederlandse taalles en voor aangepaste beroepsopleidingen niet in het gedrang brengen.

       

* Dat moet natuurlijk nog door de rechtbank worden uitgemaakt. Geheel los van die mogelijke corruptie, heb ik Sihame El Kaouakibi in een eerder stukje (hier) bekritiseerd voor haar ‘multiculturele’ ideeën.  

** Paul Collier, Exodus, Hoofdstuk 10, ‘Migratie als vorm van hulp’.

*** Dat hóeft natuurlijk niet met verplichte belastingen, maar dat is een andere kwestie.

**** Die grenzen zijn niet helemaal open natuurlijk. Zie hier.

***** In de mate dat die initiatieven alleen ten goede komen aan de nieuwe Vlamingen, is ook hier sprake van een beperkte positieve discriminatie. Die heb je bij alle vormen van subsidie. Subsidies voor het opera discrimineren ook de cultuurbarbaar, die met zijn belastingen meebetaalt .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten