dinsdag 21 juni 2022

CD&V en de eindtermen: de hypocrisie voorbij


     Herman van Rompuy zei ooit iets ondeugends. Hij sprak over de ‘christelijke deugd van de hypocrisie’. ’t Was een uitspraak waar ik mee kon leven want ze was in meerdere betekenissen ‘waar’.  La Rochefoucauld wist al dat er een bijzondere relatie bestaat tussen ‘deugd’ en ‘hypocrisie’. 
‘L’hypocrisie est un hommage que le vice rend à la vertu,’ schreef hij in zijn MaximesZo is het maar net. Hypocrisie bestaat bij gratie van de deugd. ‘Heilig’ en ‘schijnheilig’ zijn geen antoniemen. Men dwaalt als men de hypocrisie van de Victorianen ontkent, maar men dwaalt evenzeer als men hun deugdzaamheid niet wil zien.
    Herman van Rompuy heeft nog meer gelijk als zijn woorden worden toegepast op de politiek. ‘Politiek is geen stiel voor blozende maagden,’ zei een ander bekend lid van de christendemocratische familie. Een schijnheilig gezicht opzetten, met dubbele tong spreken, een deloyaal manoeuvre uitvoeren, een gegeven woord breken, een coalitiepartner in verlegenheid brengen, alle politici doen het wel eens, sommigen uit noodzaak, anderen van nature, nog anderen – en dan denk ik weer aan de christendemocraten – uit respect voor de eigen rijke traditie. Het is niet netjes maar het hoort erbij. 
     Je zult mij dus niet horen klagen over de deloyale houding van CD&V inzake de stikstofkwestie. Eerst een akkoord – met tegenzin – goedkeuren en daarna zeggen dat ‘er geen akkoord is’, ’t is vervelend voor de Vlaamse regering en voor Jambon, maar die moet dat maar als een grote jongen oplossen. Het CD&V heeft nu eenmaal nogal wat boeren onder haar kiezers, en die liggen niet allemaal wakker van het leefmilieu. De partij mag zich gerust wat profileren en laten zien dat haar prioriteiten bij die boeren liggen en niet bij het leefmilieu. Je kan trouwens geen enkel compromis sluiten zonder wat hypocrisie in de ene of andere richting. Ofwel verdedig je een  compromis waarbij je toegevingen deed, ofwel kraak je het af. In beide gevallen ben je deloyaal, in het ene geval tegenover je eigen programma, in het andere geval tegenover je regeringspartner.
     Met de eindtermen voor het onderwijs is gedeeltelijk hetzelfde aan de hand. Sammy Mahdi van CD&V vindt in een twitterbericht hun vernietiging door het Grondwettelijk Hof een ‘goede zaak’*. Daarmee steunt hij de katholieke onderwijskoepel die de eindtermen niet wou aanvaarden – ook al heeft CD&V diezelfde eindtermen binnen de Vlaamse regering mee goedgekeurd. Ik begrijp Mahdi. De ministerpost van Onderwijs zit bij de politieke concurrentie en de katholieke onderwijskoepel behoort tot zijn eigen stal. Tot hier behoort het twitterbericht van Mahdi tot de ‘gewone’ politieke hypocrisie. Maar het gaat verder. Het initiatief en het concept van de eindtermen werden niet op gang gebracht door huidig N-VA-minister Ben Weyts, maar door vorige CD&V-minister Hilde Crevits. Dat maakt het al tot een heel andere zaak.
     En er is, zoals men zegt, meer. Mahdi formuleert zijn steun aan de katholieke onderwijskoepel als volgt: ‘Te veel regelneverij en overheidsbetutteling maakt het onderwijs kapot. Laat leerkrachten lesgeven en focus op kerntaken.’ Ik neem even de tijd om stilletjes te applaudisseren voor de uitspraak an sich, maar wil daarna toch vermelden dat die ‘regelneverij’ in de eerste plaats uitgaat van de katholieke onderwijskoepel zelf – althans in het katholiek onderwijs**.
     Ik had als leerkracht Nederlands af te rekenen met zowel de eindtermen van de overheid als met de leerplannen van de katholiek onderwijs. Die eindtermen stonden vol onzin. Had ik dat document als leidraad genomen, dan waren mijn lessen pijnlijk onbenullig geweest, en ondraaglijk saai, voor de leerlingen en voor mezelf. Ik heb geprobeerd om dat te vermijden door zoveel mogelijk de letter en zo weinig mogelijk de geest van die eindtermen te volgen. Maar de leerplannen van de katholieke koepel waren minstens even onzinnig en helaas veel dikker en gedetailleerder. Bovendien vertelden ze mij niet alleen wélke onzin ik in de klas aan de man moest brengen maar ook hóe ik dat moest doen. Ik zou uit die katholieke leerplannen kunnen citeren, maar mijn maag draait om als ik er nog maar aan denk om die teksten weer op te zoeken. Als ik het wat karikaturaal mag samenvatten: de belangrijkste vaardigheid die ik volgens die leerplannen aan mijn leerlingen moest bijbrengen was hoe ze een ‘portfolio’ voor het vak moesten samenstellen. 
     Verder werden de katholieke leerplannen ondersteund door periodiek verschijnende pedagogische richtlijnen, pedagogische studiedagen, pedagogische bijscholingen, pedagogische begeleiders, pedagogische directeurs, en ‘opdrachten voor de vakgroepen’. Als een doorlichtingsteam van de overheid een katholieke school bezocht, werd nagegaan of de katholieke leerplannen werden gevolgd. En die leerplannen bevatten – ik heb het ergste voor laatst gehouden – ook een reeks verbodsbepalingen. Ze gaven niet alleen aan wat onderwezen moest worden, maar ook wat niet onderwezen mocht worden, zoals systematische grammatica, woordenlijsten, literatuurgeschiedenis, en nog veel meer. In mijn herinnering gebrand is de ervaring van die lerares in het lager onderwijs die de begrippen ‘lijdend voorwerp’ en ‘meewerkend voorwerp’ had gebruikt en daarvoor werd berispt omdat ze het leerplan ‘overtrad’. Die verbodsbepalingen in de katholieke leerplannen waren een garantie. Als het om de kwaliteitsdaling van het onderwijs nam men liever geen risico’s.
      Ben Weyts, en Crevits vóór hem, wilden graag iets ondernemen tegen die kwaliteitsdaling. Ze grepen daarvoor naar het middel van de eindtermen. Ik vind dat verkeerd. Met veranderde eindtermen bereik je alleen dat er nieuwe handboeken worden gedrukt, dat er oneindig veel vergaderd wordt in vakgroepen en dat leraren hele vakanties en weekends bezig zijn met nieuw materiaal uit te werken. Je kunt met nieuwe eindtermen hoogstens ervoor zorgen dat er over ándere dingen les wordt gegeven. Maar je kunt niet bereiken dat er béter les wordt gegeven. Wat dáár voor nodig is, is eenvoudig: betere leraars en betere directeurs – maar hoe men die moet vinden weet ik niet. Ondertussen kan men de vele goede die er zijn het beste hun gang laten gaan zodat de onderwijskwaliteit ten minste in hún klassen of scholen op peil blijft.
     Akkoord dus, beste Sammy Mahdi, dat de regelneverij moet verminderen, maar dan in de eerste plaats die van de katholieke onderwijskoepel. Als je dáár iets over zegt, dan trek ik mijn beschuldiging van grensoverschrijdende hypocrisie weer in. Ik zal dan spijt hebben van het cliché in de titel van dit stuk. 

 

* Het is géén goede zaak. De beslissing van het Grondwettelijk Hof zal juridisch wel correct zijn en zelf  ben ik voorstander van de vrijheid van onderwijs. Het Hof móest die uitspraak doen. Maar de katholieke koepel móest geen procedure opstarten die het Grondwettelijk Hof tot die uitspraak verplichtte. De nieuwe eindtermen waren er nu toch. De vergaderingen waren achter de rug, de handboeken waren gedrukt, de scholen hadden zich voorbereid. Nu moet dat alles opnieuw gebeuren. (Over de vrijheid van onderwijs: zie mijn stukje zie  hier)

** Het Gemeenschapsonderwijs laat ik hier buiten beschouwing omdat ik het slecht ken.  

1 opmerking: