dinsdag 29 november 2022

Bekakt spreken

 


   Voorstanders van het Algemeen Schoon Vlaams halen aan dat die tussentaal voldoende is om je in heel Vlaanderen verstaanbaar te maken. Dat is waar. Als je als Vlaming van om het even welke provincie naar Thuis of Familie kijkt, kun je die series volgen zonder onderschriften. Dat ze je in Nederland schattig vinden als je zo spreekt, laten de Schoon-Vlaamsmensen niet aan hun hart komen. Ook halen ze aan dat wie op de tram het Nederlands van Martine Tanghe nabootst, wel erg bekakt klinkt*. 
     Dat laatste is alweer waar en het heeft twee oorzaken. We zijn op de tram niet gewoon om ABN te horen, en, belangrijker, de persoon die Martine Tanghe nabootst is ook niet gewoon, of altijd gewoon geweest, om ABN te spreken. Hij of zij beheerst het ABN niet  goed genoeg om het natuurlijk en niet-bekakt te laten klinken. Bij Marc Uyterhoeven klonk het ABN natuurlijk. Maar bij Senne Rouffaer in Kapitein Zeppos hoorde je al de inspanningen die de acteur zich had getroost tijdens de dictieles aan het Conservatorium. Als je Conservatorium moet volgen, is het beste wat je kunt hopen dat je kinderen of kleinkinderen goed ABN spreken. 
     Soms kun je echter wel een klein succes boeken op de weg naar correct-maar-toch natuurlijk. Toen ik aan mijn studies in de Germanistiek begon, moest ik voor een persoonlijke taaldiagnose bij Fons Fraters langsgaan. Ik moest een tekstje voorlezen en Fraters was de mildheid zelve. ‘Niet slecht,’ zei hij. ‘Je moet wat beter diftongeren. Het is ‘peil’ en niet ‘pèl’. En let wat op met je eind-n. Jij zegt als West-Vlaming ik wil je sprek’n. Die fout maakt men ook in Groningen. Beter is om die eind-n gewoon weg te laten vallen. Ik wil je spreke.’ Ik probeerde het thuis, en ik schrok van mijzelf. Spreke, spreke … zo onnatuurlijk! Later, toen ik les gaf in het Mechelse, merkte ik dat al mijn leerlingen spreke, spele en lope zeiden, zonder ook maar enigszins onnatuurlijk of bekakt te klinken. Ik denk dat ik het op de duur ook onder de knie heb gekregen, met natuurlijk af en toe nog eens een keertje spreken, en, als ik snel begon te praten aan het einde van de trimester, het gebeurlijke sprek’n.
     In het algemeen bestaat er in het huidige Vlaanderen een kloof tussen de taal van de Nieuwslezer op televisie en de taal van de huiskamer waar die televisie staat. De Schoon-Vlaamsmensen lijken die kloof als een onvermijdelijk en onveranderlijk gegeven te zien. Maar om te beginnen is die kloof niet onvermijdelijk. Kijk naar Amerika. Ik zal niet ontkennen dat de visserszonen en -dochters van Martha’s Vineard een andere taaltje spreken dan de rijke New-Yorkers die er hun yacht hebben liggen. Of dat er niet iets bestaat als Black English. Maar er zijn ook gebieden veel groter dan Vlaanderen, en met veel meer inwoners, waar het huiskamer-Engels ongeveer hetzelfde klinkt als het fameuze Network English. Voor Amerikaanse soaps laat zich dan ook de nood niet voelen om een andere taal te gebruiken dan voor de nieuwsuitzendingen**. Niemand vindt dat die soapacteurs ‘bekakt’ spreken. Misschien spreken ze te ‘wit’, dat kan, maar zo spreken ze thuis ook.
     Verder zijn taalkloven niet onveranderlijk. Vroeger had elk dorp een ander woord voor ‘honing’ of ‘hoefijzer’. Dat is verleden tijd. De dialecten sterven af, grotendeels vanzelf,  en daarmee is in Vlaanderen heel veel taal naar elkaar toegegegroeid. Niet alleen lijkt de dagelijkse taal van West-Vlaamse dertigers nu beter dan vroeger op die van Antwerpse dertigers, ze lijkt zelfs beter, als je erover nadenkt, op die van Hollandse dertigers. Dat naar elkaar toegroeien zie je ook in andere delen van de wereld. Ik geloof dat het Amerikaanse Engels vandaag dichter staat bij het Britse Engels dan dat honderd jaar geleden het geval was, toen Mencken zijn American Language schreef. ABC en BBC zijn naar elkaar toegegroeid.
     Maar wat naar elkaar kan toegroeien, kan ook weer uit elkaar groeien, en dat is nu het geval voor Vlaanderen en Nederland. Ik kijk nooit meer naar Nederlandse zenders. Maar toen ik nog keek, had ik de indruk dat zich daar ook een soort Soaphollands ontwikkelt, zoals bij ons het Soapvlaams. Ik kon het in elk geval niet zo goed begrijpen. Walt Disney-films voor kinderen worden nu apart in het Soaphollands en het Soapvlaams gedubd. Ik veronderstel dat een correcte Nederlandse versie zowel voor Vlaamse als Nederlandse kinderen als ‘bekakt’ zou overkomen. Ik kan dat alleen betreuren.
     Het Soapvlaams met zijn eigen uitspraak en woordenschat terugdringen en vervangen door een meer ABN-variant is een werk van lange duur. De Antwerpenaar heeft zich stap voor stap ontdaan van zijn dialectisch ‘oe iete gaai’ en zegt nu meestal ‘oe noemde gij’. Nu moet hij weer een driedubbele hindernis nemen om nog meer vooruitgang te maken: hij moet leren dat ‘noemen’ hier toch weer ‘heten’ moet worden, hij moet voldoende geconcentreerd zijn om ‘oe’ als ‘hoe’ uit te spreken en de ‘de’ te laten vallen, en hij moet de emotionele hindernis nemen om de ‘ge’ te vervangen door het Hollandse ‘je’. ’t Is erg moeilijk. En voor de West-Vlaming is het nog moeilijker, want als hij zich al de inspanningen van de Antwerpenaar heeft getroost, komt hij nog uit op ‘Goe geet jij?’
    De kwestie hier is deze: de doorsnee Vlaming wil niet klinken als een Batavier of een Kaninefaat, behalve als hij een paar jaar onder hen heeft gewoond. De Vlaamse straatrover die enkele jaren in Amsterdam zijn beroep uitoefende, komt naar zijn geboortestreek terug en zegt spreekt voorbijgangers aan met: ‘Cheif mij je cheld of ik maak je doowd.’ De doorsnee Vlaming vindt zo'n overvaller dan niet alleen brutaal en gemeen, maar ook belachelijk. En onze Vlaming heeft gelijk. Die ‘ch’, die ‘ei’ en die ‘oow’ moet hij helemaal niet nabootsen. Hij moet alleen ‘je geld’ in plaats van ‘uw geld’ leren zeggen als hij vertrouwelijk aan het praten is. Zoals mijn collega Annelies G. altijd zei: als je de leerlingen zover krijgt dat ze ‘je’ zeggen, dan zal ook de rest van hun taal meteen heel wat beschaafder klinken. 
     Er is nog een derde reden waarom ABN zo moeizaam vordert, en dat is faalangst van Vlaamse sprekers. In Het Nieuwsblad van gisteren stond een interview met televisie-kok Domique Persoons. ‘Vroeger,’ zegt de man, ‘trachtte ik krampachtig keurig Nederlands te praten. Op mijn vijftigste besliste ik om gewoon mezelf te zijn.’ Ach, ‘jezelf zijn’ … ik ben meer geïnteresseerd in dat ‘krampachtig’: het doet mij denken aan een stuntelige equilibrist die zich na dertig jaar oefenen nog altijd niet op zijn gemak voelt op het koord, nog altijd bang is om te vallen, en dan maar beslist, voor de zekerheid, om zelf naar beneden springen. Ik heb het vaak gezien in de Engelse les. Sommige leerlingen spraken goed Engels, maar ze wisten dat hun uitspraak niet perfect was. Ze probeerden hun falen dan te camoufleren door hun fouten moedwillig te overdrijven of door met een grappig accent te praten. Zou dat de reden zijn dat Tom Lanoye – toch een Germanist van opleiding – altijd zo plat praat als hij op televisie komt?
     In mijn vorig stukje gaf ik toe dat ikzelf helaas nogal in tussentaal ben blijven hangen. Ik zag het als een vorm van onkunde. Door dit stukje te schrijven weet ik nu beter. Het is niet alléén onkunde, luiheid en gebrek aan concentratie. Het is ook een driedubbele vrees: dat ik ‘bekakt’ zou overkomen, dat ik voor een Hollander zou worden gehouden, en dat ik ondanks al mijn inspanningen toch nooit als Boudewijn de Groot zal spreken, laat staan zingen.
     Maar goed, vrees is - driedubbel of niet - een slechte raadgever.

 

 

* Dat is geloof ik de reden dat de huidige generatie politici en BV’s bij publieke optredens Schoon Vlaams spreekt in plaats van, zoals de vorige generatie, te proberen het ABN te benaderen. Zo meten ze zich een volks imago aan.

** Alhoewel het natuurlijk altijd aardig kan zijn om in een een film of serie één van de personages met een southern drawl te laten spreken, of een gangster met een plat New York City accent.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten