woensdag 14 juni 2023

Minder staat of géén staat?


    Op zijn onvolprezen Facebook-pagina schreef Pierre Plum gisteren dat hij eindelijk iets begrepen meende te hebben van politiek. Je kon de politieke idealen het beste begrijpen door de oude slogan van de Franse revolutie erbij te halen. Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid betekenen vandaag liberalisme, socialisme en nationalisme*. Ik vond dat heel treffend. Dan ben ikzelf van de vrijheid, alhoewel ik met Milton Friedman hoop dat die vrijheid ook een redelijke hap gelijkheid voortbrengt, en alhoewel ik met de nationalisten vrees dat die vrijheid zonder een portie broederlijkheid niet zal werken. Ik wil daarin pragmatisch zijn. 
     Maar soms is een mens in een theoretische stemming en wil hij over de zaak dóórdenken. Meer vrijheid, dat is allemaal goed en wel, maar hoevéél meer vrijheid? Zoals een socialist niet zou mogen stoppen totdat iedereen exact hetzelfde verdient zou een liberaal niet mogen stoppen tot er een volledige en onverdeelde vrijheid is gerealiseerd voor elk individu, uiteraard zolang dat individu geen geweld of bedrog tegen anderen aanwendt. De enige ‘grens’ aan de vrijheid is in die denkwijze de vrijheid en de eigendom van anderen. Je moet andere mensen en hun stuf gerust laten.
     Zijn er filosofen die zo’n totale vrijheid voorstaan? Die bestaan. Etienne de la Boétie (1530-1563) moet er zo een geweest zijn, en vandaag hebben we Hans-Hermann Hoppe die de anarchistische opvatting verdedigt in zijn essaybundel Democracy, The God That Failed**. Ik las er enkele jaren geleden een populaire samenvatting van, De democratie voorbij van Frank Karsten en Karel Beckman, en dat maakte op mij niet zoveel indruk. Goed dacht ik, het domein waar de staatsmacht – democratisch of niet – zich over uitstrekt moeten we natuurlijk zo klein mogelijk houden, maar het domein dat overblijft, dát kan toch best democratisch worden beheerd, nietwaar?
     Nu ik het echte boek gelezen heb, denk ik dat nog altijd, maar Hoppe heeft mij met zijn argumentatie wel voortdurend klem gereden. Hij begint met één grondbeginsel, waaruit hij met ijzeren logica de ene conclusie na de andere afleidt, om dan tot verregaande eindconclusies te komen die weinigen bereid zullen zijn te volgen: privatisering van het wegennet, afschaffing van de democratische staat, afschaffing van alle belastingen, afschaffing van de sociale zekerheid, privémilities in plaats van politie, wetgeving in handen van privéverzekeraars, ongebreidelde vrijheid tot discrimeren op basis van ras, geaardheid en levenstijl, geen vrije meningsuiting voor communisten en socialisten, meer regelingen ten gunste van de rijken in plaats van ten gunste van de armen – het is niet mijn idee van libertarisme. 
     De werkwijze om een heel systeem te bouwen op de rots van één grondstelling heeft iets indrukwekkends. Hoppe doet dat in Democracy met de stelling dat individueel eigendomsrecht het fundament vormt van de menselijke natuur. Hij neemt de lezer dan bij de hand om hem stap voor stap naar de eindconclusies te leiden die ik hierboven vermeldde. Maar zo’n logische redeneerwijze werkt natuurlijk niet bij de gemiddelde lezer. Ofwel roept die luid: ‘Logic, shmogic’ en klapt hij het boek dicht, ofwel gaat hij het boek in omgekeerde richting lezen om een redeneerfout te vinden. Misschien keert hij zelfs helemaal terug naar de uitgangspunt zelf om daar iets te vinden dat niet klopt. 
     De leraar Godsdienst in het tweede middelbaar vertelde ons over een zekere Sartre die bewezen had dat God niet bestond. De redenering, zei de leraar, was perfect, maar Sartres uitgangspunt was verkeerd. De leraar Godsdienst in het vijfde middelbaar zei hetzelfde over Marx: ook die had een perfecte redenering opgebouwd, maar ze vertrok van een verkeerd mensbeeld. Zo-ook zal de lezer die de extreem-libertarische conclusies van Hoppe niet kan aanvaarden op zijn stappen terugkeren, desnoods tot aan het uigangspunt, om een fout te vinden. Vindt hij die zelf niet, dan kan hij te rade gaan bij een andere slimme logicus die de fout wel meent te hebben gevonden***.
     Daar komt nog iets bij. De redeneringen van Hoppe zijn zuiver axiomatisch, en dat is de kracht ervan. De feiten dienen hoogstens als illustratie. We moeten het niet eens controleren: A leidt onvermijdelijk tot B. Alleen voegt Hoppe er vaak aan toe: ceteris paribus, dat wil zeggen als we abstractie maken van alle andere omstandigheden. 
     Maar dan rijst de vraag of die ‘andere omstandigheden’ wel een plaats gekregen hebben in het systeem van Hoppe. Ik vermoed: sommige wel en andere niet. Hoppe betoogt bijvoorbeeld dat staatsinterventie ceteris paribus noodzakelijk leidt tot het afremmen van de economische groei. De redenering lijkt mij feilloos. Maar hoe verklaar je dan de spectaculaire economische groei die al honderd jaar plaats vindt ondánks de groeiende staatsinterventie? Ja, dat ligt weer aan andere omstandigheden. Zónder de staatsinterventie zou  de groei nóg groter geweest zijn. Ook dat geloof ik. Maar dan stelt zich een nieuwe vraag: hoevéél groter zou die groei geweest zijn? – en op die vraag krijgen we dan geen duidelijk antwoord. 
    Het verschil tussen het anarcho-kapitalisme van Hoppe – de aanhangers ervan worden in het Engels soms ancaps genoemd – en het liberalisme is eenvoudig. Liberalen streven naar een minimale staat. ‘Niet u, maar de staat leeft boven zijn stand,’ was de slogan van de PVV, voorloper van Open-Vld. Hoe minimaal die staat moet zijn, dat is natuurlijk een andere kwestie. Laat ons voor de duidelijkheid de meest extreme liberalen nemen, zoals Ludwig von Mises en Robert Nozick. Zij willen de staatsmacht beperken tot de functies van de nachtwaker die ’s nachts in het bedrijf zijn ronde doet. Hij laat alles zoals het is en zorgt er alleen voor dat niemand de rust komt verstoren. Voor de staat betekent dat: zorgen voor nationale veiligheid en law and order, en daarvoor heb je niet veel meer nodig dan een leger, een nationale en lokale politie, en verder wat rechters en procureurs en wat ambtenaren die de belastingen innen. 
     Los van alle theorie kunnen anarchokapitalisten daarop het volgende antwoorden: die minimale staat waar jullie zo geestdriftig over zijn, die heeft bestaan, en kijk wat ervan geworden is. België bijvoorbeeld was rond 1900 nog grotendeels een minimale staat. Het was een land zonder inkomstenbelasting. De overheidsuitgaven lagen onder de 10 % van het Bruto Binnenlands Product. Slechts 3 à 5 procent van de bevolking was tewerkgesteld door de staat. Vandaag bedragen de overheidsuitgaven 52 % van het BBP en is ongeveer 30 procent van de bevolking door de staat tewerkgesteld****. Bestaat er eigenlijk een garantie dat het overheidsbeslag zich stabiliseert en niet geleidelijk blijft toenemen tot 60, 70 of 80 procent? 
     De historische evolutie van minimale staat naar maximale staat vormt natuurlijk maar een heel klein onderdeel van Hoppes argumentatie tegen het liberalisme. Hoppe is er, zoals ik al schreef, meer de man naar om de zaak axiomatisch te benaderen. Ik heb door hem te lezen veel bijgeleerd, veel ontdekt waar ik nog niet aan had gedacht, en veel zitten zoeken naar redeneerfouten die mij zouden kunnen helpen om aan de grimmige conclusies te ontsnappen. Ik zal Hoppes strenge redeneertrant nog een tijd missen nu ik weer ben overgeschakeld op lichtere leeskost. Over de grimmige eindconclusies schrijf ik later nog wel eens iets.

 

* Het conservatisme en het zogenaamde personalisme laten we erbuiten, het eerste omdat de stroming het politieke overstijgt, en het tweede omdat het intellectueel een maatje te klein is.

** Voor een pdf van het boek, zie hier.

*** Danny Frederic bijvoorbeeld heeft kritiek op de manier waarop Hoppe zijn uitgangspunt fundeert. Zie hier. Ik geloof dat kritiek van Danny Frederic evengoed kan worden toegepast op Frank van Duns afleiding van het fundamenteel rechtsbeginsel. ’t Zijn discussies above my paygrade.

**** Tewerkstelling door de staat: in Vlaanderen 27 procent, in Wallonië 36 procent. Zie hier. Voor overheidsuitgaven en belastingdruk, zie hier en hier.  Voorbeelden van EU-landen met belastingdaling zijn Ierland, Zweden, Denemarken, Finland en Nederland. Uiteraard zijn er vele andere manieren waarop de staat via wetten en reglementering zijn invloed op de samenleving uitbreidt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten