zondag 11 juni 2023

Bij mijn duizendste stukje


     Het is twee keer feest vandaag. Een keer omdat het vaderdag is en een keer omdat ik nu mijn duizendste stukje plaats op mijn weblog. Ik ben acht jaar geleden met die stukjes begonnen en ik heb er al veel plezier aan beleefd. Ik steek er ook veel tijd in, want bij elke zin ga ik wikken en wegen. Wat schrijf je, wat schrijf je niet, welke woorden gebruik je en in welke volgorde plaats je ze. Schrijf je Het is twee keer feest vandaag, of Vandaag is het twee keer feest? Of zwijg je misschien beter over die hele feestgeschiedenis en begin je met iets anders?
     Ik had, toen ik nog les gaf, voor mijn leerlingen een lijstje met schrijfadviezen opgesteld. Sommige van die adviezen had ik gevonden bij Quintillanus, Boileau, Buffon, Robert Graves, Rudolf Flesch, Charles Murray, Stephen Pinker, Jan Brokken, George Orwell, Elmore Leonard, Stephen King, Edgard Allen Poe, Arthur Schopenhauer, Willem Elsschot, Godfried Bomans en Karel van het Reve. Van andere had ik de illusie dat ik ze zelf had uitgevonden. Na acht jaar eigen ervaring zijn er nog wat bijgekomen.
     Als ik ze nu bekijk, lijken het mij allemaal vuistregels die vooral bruikbaar zijn bij het schrijven van beschouwend proza – een bezinning, een observatie, een column, een gelegenheidstoespraakje, en een commentaarstukje, een polemiekje, dat soort dingen. Wie een poëtische ontroering wil uitdrukken een waargebeurd of verzonnen verhaal wil vertellen of een markante ervaring wil beschrijven, die zal er niet veel aan hebben.
Daar gaan we.

1. Vermijd vaste uitdrukkingen en dode metaforen. Dat is lastiger dan je denkt. Als je niet goed *uit je ogen kijkt, komen ze *bij bosjes *uit je pen. Af en toe kun je een van die uitdrukkingen laten staan.

2. Wat doe je als je niet weet of een woord goed Nederlands is? Je vraagt je af of Godfried Bomans of Karel van het Reve het zouden gebruiken. Anders zoek je het op met Google. Komt het woord voor in de NRC of de Volkskrant, dan is het Nederlands. Vind je het alleen in Het Nieuwsblad, en De Morgen, dan is het Vlaamse tussentaal.

3. Maak je geen zorgen om je eerste zin, wel om je eerste alinea. Die bepaalt het verdere verloop van je stukje, althans als je, zoals ik, associatief schrijft, met een lijstje ideeën waarvan je niet weet welke je zult gebruiken, en in welke volgorde je ze zult gebruiken. Een eerste alinea die doodloopt, moet eruit, al ben je er nog zo trots op.

4. Ook een fraaie zijsprong die de loop van je tekst onderbreekt, moet eruit. Je moet die daarom niet weggooien. Kill your darlings is voor asceten. Je moet nooit probéren om een asceet te zijn. Je bent het of je bent het niet. Niet-asceten kunnen een slecht passende zijsprong in een voetnoot plaatsen. 

5.  Vermijd herhaling van maar en ook, *maar plooi je daarvoor niet dubbel. Je moet je *ook al schrijvend niet beter voordoen dan je bent.

6. Vermijd synoniemen. Een tekst leest makkelijker als hetzelfde ding of begrip altijd met hetzelfde woord wordt aangeduid zodat het ene woord een echo wordt van het andere. 

7. Als je moet kiezen tussen zich ergeren aan en zich storen aan, kies je voor het eerste, want dan kun je een of twee zinnen verder het zelfstandig naamwoord ‘ergernis’ als echo gebruiken. Met ‘zich storen aan’ gaat dat niet, want een ‘storing’ is heel iets anders.

7. Als je tekst klaar is, moet je eerst nog de helft van alle misschiens en wellichts schrappen. Je kunt er een of twee vervangen door geloof ik. Wil je het heel goed doen, dan moet je ook nog de vaaks, de somsen en de heel wats schrappen. Maar zo blijf je bezig.

9. Bij het herlezen en herwerken van een stuk moet je niet schrappen, maar toevoegen. Dat schrappen is een regel die in omloop is gebracht door schrijvers van een bepaald soort fictie. De commentaarschrijver kan er niet veel mee beginnen. Hij moet duidelijkheid brengen, en dat bereik je meestal niet door woorden te schrappen maar door er toe te voegen. 

10. Gebruik lange zinnen. Korte zinnen is iets voor kinderboeken, poëtische teksten of stilistische kleinoden. Gebruik wel af en toe korte zinnen als rustpunten.

11. De mooiste maar ook de moeilijkste manier om een commentaartekst te beëindigen is in medias res. Als dat niet lukt, kun je een pointe gebruiken die terugverwijst naar een eerdere gedachte of verwoording. ’t Is niet iets om trots op te zijn, maar ’t is ook niet iets om beschaamd over te zijn.

12. Verwacht niet te veel van het achteraf herlezen en herwerken van je tekst. Het herlezen en herwerken dient tijdens het schrijven te gebeuren, na elke halve of hele zin, na elke twee zinnen, na elke alinea. Terwijl je dat doet, mompel je je tekst voor je uit. Kijk eerst om je heen of niemand je kan horen.  

13. Bijna niemand kent de thema-rhema regel, alhoewel we hem meestal onbewust toepassen. Je begint je zin met iets bekends A (thema) en je gaat dan over naar iets nieuws B (rhema). In de volgende zin is het rhema nu het thema geworden en begin je dus met B. Joris heeft een hond; die hond is slim is makkelijker leesbaar dan Joris heeft een hond. Joris is slim. Als een passage in een tekst niet goed loopt, heeft het in de helft van de gevallen met een verstoring van thema-rhema te maken.

14. Wees niet bang van passieve vormen. In bijna alle boekjes over ‘academisch schrijven’ vind je het standaardzinnetje: ‘Er wordt in scripties veel te vaak passief gebruikt.’ De ironie van de verwoording is de schrijvers van die boekjes blijkbaar ontgaan.

15. Gebruik in een alinea veel gelijkvormige zinnen. Op de lagere school leer je dat je niet altijd je zinnen op dezelfde manier mag beginnen. Je moet wat variatie brengen. Dat is juist. Variatie houdt de lezer wakker. Maar variatie vermindert ook de leesbaarheid. Drie zinnen na elkaar met dezelfde compositie lezen makkelijker dan drie zinnen na elkaar met telkens een verschillende compositie. 

16. Op de middelbare school leer je hoe mooi stafrijmen en eindrijmen in poëzie kunnen zijn. Men vertelt er niet bij hoe lelijk zij in proza kunnen zijn. Hopelijk merk je ze op bij een vierde herlezing.

17. Als bij herlezing een alinea niet helemaal duidelijk is, voeg een samenvattende zin toe aan het begin, aan het einde of in het midden.

18. Gebruik voor letterlijke aanhalingen zo weinig mogelijk de indirecte rede en zo vaak mogelijk de semi-directe rede. Schrijf dus niet: Marx schreef dat Lassalle een vuile jood was, maar Lassale was een vuile jood, schreef Marx.

19. Het Nederlands is, zoals Karel van het Reve zegt, een rare taal. In de hoofdzin staat het vervoegde werkwoord op de tweede plaats, de werkwoordelijke rest op de laatste plaats, en in de bijzin is het nog ingewikkelder. Maar je kunt wel wat schuiven omwille van de leesbaarheid, de welluidendheid, het ritme, de ondubbelzinnigheid of de nadruk. Ik schrijf bijvoorbeeld : Hij is zijn hele leven op de reputatie van dat ene boek blijven teren. Daarna verander ik dat in Hij is zijn hele leven blijven teren op de reputatie van dat ene boek omdat de nadruk dan ligt op het laatste zinsdeel. En dáárna verander ik het weer. 

20. Als je in een polemiek een mening aanhaalt die niet de jouwe is, dan kun je dat er beter zo duidelijk mogelijk bij zeggen. Dat wisten de auteurs van de Oude Catechismus. ‘Is het waar dat dat iedereen in zijn geloof zalig kan worden?’ Het antwoord volgt onmiddellijk. ‘Zo leren de ketters, maar zij dolen.’ Dat is duidelijke taal. 

 

9 opmerkingen:

  1. Mijn felicitaties Philippe, ook met 52 lentes beleef ik je ontboezemingen met genoegen

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Met je 20 puntjes ben ik het vaak eens, dan weer zijn ze nieuw voor me en soms ben ik het er niet mee eens. Je criterium voor wat Nederlands is staat daarbij op 1. Hoewel zijn met veertien miljoen zijn en wij maar met zes, zal ik me voor wat Nederlands is laten leiden door mijn eigen gevoel, wat ik rondom me hoor, mooi vind of me juist in de oren klinkt. Bomans is een goede raadgever. Boon is dat nog meer. Vandaag is dat misschien eerder Koch of Lanoye. Bij “tussentaal” moet ik altijd aan Geert Van Istendael denken, de roerganger van de taalzuiverheid die ons probeerde doen vergeten dat taal fluïde is, voortdurend in beweging en niet in een mal te vangen. Met dé standaardtaal heeft men dat in de jaren 70 geprobeerd maar die is anno 2023 dood en begraven, in Vlaanderen en in Nederland. Ik ben er niet rouwig om. De nieuwe slordigheid kan me soms ergeren maar niet méér dan wie me destijds bezwoer dat het punaise was en niet duimspijker, omdat iemand in een ivoren toren dat zo had bepaald.
    Als ik vandaag het woord “goesting” mijd, is dat niet omwille van de classificatie als tussentaal, maar omdat het een vreselijk Nieuw Vlaams cliché geworden is, gerecupereerd door zowat elke instantie, laatst nog de Open VLD van Gwendolyn Rutten. Daarentegen zal ik in onze “namiddag” bij jou “om een pot suiker komen” en als we het dan over politiek hebben zou ik wel eens “goed van mijn gat kunnen geven”. Ik zal daarna niet “gelijk” gaan “stappen” of, “zeg maar”, “effe een haakje in die toko werpen”.
    Onze talen lijken soms verder uit elkaar te groeien, sinds wij niet meer naar de Nederlandse TV kijken. Gelukkig luistert onze jeugd wel nog naar hun rappers. De woorden die daaruit gemeengoed worden zijn behoorlijk random als je het mij vraagt.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik heb daar niet zolang geleden uitgebreid over geschreven in een reeks stukjes die je terugvindt als je zoekt op de term 'ABN'. Als ik de zaak extreem vereenvoudig: er zijn Vlaamse woorden, er zijn 'Hollandse' woorden en er zijn woorden die in de beide talen voorkomen. Ik probeer de voorkeur te geven aan de derde categorie. Een van de charmes van Karel van het Reves proza is dat ik er geen (of bijna geen) Hollandse woorden of uitdrukkingen tegen kom.

      Verwijderen
  3. En dan de rest:

    1. Akkoord maar moeilijk
    2. Zie eerder
    3. Akkoord. Komt natuurlijk, denk ik.
    4. Wel schrappen. Ik hou niet van voetnoten. Ze zijn verleidelijk maar ze breken de vlotte lezing.
    5. Akkoord
    6. Interessant. A priori oneens. Herhaling is voor mij een bewuste keuze om iets te benadrukken, niet om een vlotte lezing te waarborgen. Maar het is wel iets dat ik verder wil exploreren.
    7. Bijgevolg ook interessant en misschien wel meer mee eens.
    8. Akkoord
    9. Niet akkoord maar ook niet met het tegendeel. Herwerken is soms schrappen, soms toevoegen
    10. Niet helemaal akkoord. Ik schrijf van nature lange zinnen. Bij het herwerken maak ik dikwijls van een lange zin twee korte. Akkoord dat de afwisseling goed is voor het leesritme.
    11. Pointes kunnen even mooi zijn als “in medias res”, mits écht goed gevonden en geen gemakkelijk succes.
    12. Hangt ervan af. Teksten die ik “op voorhand heb geschreven”, mijmerend op de fiets, hebben zelden structurele herwerking nodig. Teksten die “zichzelf schrijven” vaker.
    13. Inderdaad, ik kende ‘m niet. Bedankt!
    14. Akkoord, er moet niet heiliger geprobeerd te worden zijn dan de Paus. Toch vind je bij uitstek in scripties een hemeltergende concentratie aan passieve zinnen.
    15. Zelfde bedenking als bij 6. Jij lijkt te neigen naar herhaling voor de duidelijkheid, qua vorm en inhoud. Ik neig naar variatie en we zijn het oneens over hoe de leesbaarheid wordt beïnvloed door herhaling en afwisseling. Hier heb ik een actieve zin bewust passief gemaakt, om “leesbaarheid” te benadrukken.
    16. Akkoord. Ook als liedjesschrijver kom ik – moeizaam – los van de rijmelarij.
    17. Akkoord.
    18. Weer iets geleerd.
    19. Leuk.
    20. Duidelijk.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. (BTW - Bij "Heiliger dan de Paus" vloekte ik alweer tegen #1. Dat is dus een erg nuttige waarschuwing. Ik betrapte me ook op vele maren, misschiens en lig sowieso op de loer voor "ook". Ik ben je wel dankbaar voor de mildheid jegens jezelf: je moet alert blijven maar je moet jezelf niet pijnigen.

      Dieter

      Verwijderen
    2. Bedankt voor je interessante opmerkingen. Uiteraard is de belangrijkste regel dat er geen absolute regels gelden en dat elke regel af en toe mag en moet worden overtreden (deze zin kan ook actief: 'dat je elke regel af en toe mag en moet overtreden'). Nog dit:
      2) Ik zou nooit een 'Hollands' woord of wending gebruiken; alleen wil ik wel controleren of een woord niet, zonder dat ik het weet, exclusief Vlaams is. In dat laatste geval zoek ik een alternatief, maar een dat tot mijn eigen taalgebruik behoort.
      4) Je hebt gelijk. Het is een zwakheid van mij. Het is ook een vorm van luiheid. Als ik zou blijven proberen, zou ik de inhoud van de voetnoot wel in de tekst zelf kunnen krijgen. Dat ik ze isoleer als voetnoot is juist omdat de lezer ze dan pas achteraf moet lezen. De lezer die er zijn lectuur voor onderbreekt is het slachtoffer.
      6) en 7) Dat is natuurlijk een heel moeilijke kwestie. Een genuanceerde uitleg vind je in het stijlhandboek van Steven Pinker 'The Sense of Style'. De bedoeling om steeds hetzelfde woord te gebruiken is dat je de lezer niet laat denken dat je over twee verschillende zaken schrijft. Maar het is complexer. Soms kun je door woordherhaling de lezer juist wel laten denken dat je met hetzelfde woord twee verschillende dingen bedoelt. Als algemene regel: als de woordherhaling je bij herlezing 'lelijk' lijkt, moet je het woord inderdaad vervangen.
      9) Uiteraard ook soms schrappen (en vervangen). Schrappen vooral tijdens het schrijven zelf, toevoegen achteraf, als de hele tekst al klaar is en er onduidelijke passages zijn. Maar ook dan los je dat soms op door schrappen.
      10) Akkoord. Mensen zoals jij en ik schrijven van nature lange zinnen en als we op dat niveau ingrijpen, zal het zijn om een zin te splitsen.
      12) Akkoord, maar zelf schrijf ik bijna altijd associatief. Op voorhand heb ik alleen losse ideeën.
      14) Uiteraard wordt de passieve vorm vaak misbruikt om de discipline van een precieze formulering te ontwijken. Alleen: er zijn vaak goede redenen voor de passief die we automatisch gebruiken,
      1) in het kader van de thema/rhema-regel, omdat passief een van de mogelijkheden is om de zin anders te ordenen
      2) om meer nadruk te leggen op wie de handeling uitvoert (handelend voorwerp komt achteraan en krijgt zo meer nadruk),
      3) omgekeerd om helemaal weg te laten wie de handeling uitvoert omdat het toch duidelijk is uit de context (op die manier wordt de formulering dus lichter).
      Uiteraard kun je in informele stijl veel passieven vermijden door een je-stijl. Cola drink je met een rietje ipv Cola wordt met een rietje gedronken.

      Verwijderen
  4. Philippe, ik volg je nog niet zo lang. Ik ben blij met je mening en overpeinzingen. Soms lijkt het me moeilijk om je juiste nuances te vatten. Maar blijf me triggeren met je stellingen en opinies. Ik haal er mijn voordeel uit.

    BeantwoordenVerwijderen