zondag 14 april 2019

Peter en het communisme

In De Zondag die ik vorige week van bij de bakker meenam, moest Peter Mertens een paar lastige vragen beantwoorden over het communisme. Het was een beladen woord, gaf hij toe, en in naam van het communisme waren gruwelijke dingen gebeurd. Wat gebeurd was, was gebeurd. Daarom gebruikte hij het woord niet graag. Maar andere ideologieën hadden in de twintigste eeuw eveneens tot gruwel geleid. Bart De Wever kon toch niet ontkennen dat er ook in naam van het nationalisme één en ander was voorgevallen dat niet zo fraai was. Zelfs het liberalisme had in Chili een dictatuur voortgebracht.
     Dat is allemaal een béétje waar, maar het is toch maar een halve waarheid. Er is namelijk ook een groot verschil tussen het communisme en die andere ideologieën. Het verschil zit hierin dat nationalisme, liberalisme en ook christendom inderdaad in de loop van de twintigste eeuw, hier en daar en af en toe, gruwelen hebben voortgebracht – maar niet altíjd en niet overál. Het communisme heeft dat wel gedaan, in Rusland, in China, in Polen, in Korea. 

     Maar het was toch een mooi ideaal, hoor ik soms. Nee, eigenlijk niet. Je kunt als je dat graag wilt een economie zonder privébezit als een mooi ideaal opvatten, maar het is niet uit dát ideaal dat het communisme is voortgekomen. Er bestónd in de negentiende eeuw al een grote beweging die dat ideaal nastreefde: het socialisme. Het communisme heeft zich na de Eerste Wereldoorlog, op aandringen van Lenin, van die beweging afgescheurd, met twee eigen eigen geloofspunten: gewelddadige revolutie en dictatuur van het proletariaat. Het geloof in de revolutie en de dictatuur – de gruwel dus – was van in het begin het onderscheidende kenmerk van het communisme*.
     Ook was het Lenins stijl niet om zijn geloofspunten te verbergen of te vergoelijken. Hij deed er juist alles aan om dagelijks aan dat geweld en aan die dictatuur te herinneren. Wie in 1919 een heel klein beetje Lenin had gelezen had en toch voor de communistische beweging koos, en tegen de socialistische, die koos in volle bewustzijn voor geweld en voor dictatuur. En als die gruwel er dan ook kwam, moest niemand achteraf zeggen dat men zoiets op voorhand niet had kunnen weten. 
     Hadden de communisten dan geen andere redenen, buiten hun voorliefde voor geweld en dictatuur, om van het socialisme af te scheuren? Was daar niet hun anti-oorlogsstandpunt? Hadden de socialisten tijdens de Eerste Wereldoorlog niet ‘tot oorlog opgehitst’? Ja, dat is een moeilijke kwestie. Sommige socialistische leiders hebben zich misschien wat laten gaan. Er bestaat een foto van de Belgische socialist Vandervelde die de frontsoldaten toespreekt. Misschien was hij daar wel aan het hitsen. Maar neem nu Karl Kautsky, de geleerdste onder de Duitse socialisten. Die heeft nooit aan dat hitsen meegedaan. Toch vond Lenin hem de grootste verrader van allemaal. Kautsky was tegen de oorlog, Kautsky was marxist, en Kautsky geloofde in een economie zonder privébezit. Maar dat was niet genoeg. Hij was tegen revolutie en dictatuur en was dus een ‘renegaat’.
     Ik geloof dat Peter dat ook allemaal weet. Maar hij kan daar moeilijk de lezers die hun zondagmorgenbroodjes aan het eten zijn, mee lastig vallen. En hij moet natuurlijk een beetje voorzichtig zijn en oppassen dat hij de leninistische oude garde in zijn eigen partij – mijn leeftijdsgenoten ongeveer – niet in de gordijnen jaagt. 


* Dat kenmerk stond niet op zichzelf, maar maakte deel uit van een algemeen radicalisme: staak-maar-raak, geen compromissen, geen regeringsdeelname, onrealistische sociale eisen ...
Emile Vandervelde srpeekt tot de frontsoldaten: Dáár is de vijand!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten