vrijdag 2 december 2022

ABN - enkele slotnotities (deel 1)


Politici.
 Vlaamse politici zullen hun populair imago niet verknoeien door keurig Nederlands te praten. Wilfried Martens probeerde dat nog, maar zijn opvolger Jean-Luc De Haene ging meteen de andere kant uit. De laatste politicus die nog bewuste pogingen deed in de richting van keurig Nederlands was Johan Vande Lanotte, met zijn pijnlijke ‘ch’ waarmee hij zijn West-Vlaamse tongval trachtte te camoufleren. Ook bij mij klinkt de ‘g’ vaak als een ‘ch’ – als ik mijn best doe.

Bekakt. In mijn eerdere stukje over bekakt praten, heb ik vooral aandacht besteed aan de onnatuurlijke krampachtigheid van onervaren ABN-sprekers die daardoor een bekakte indruk maken. Maar er zijn wel meer oorzaken waarom wij Vlamingen iets bekakt vinden klinken: een hekel aan Hollanders, een hekel aan Stefan Hermans, een hekel aan chique dames en heren die denken dat ze beter zijn dan wij. Mijn Facebookvriend Jan-Paul van Spaendonck vindt de taal van de vroege Boudewijn de Groot, met die eind-n aan leven en geven, ‘bekakt’ omdat diens Haarlems deed denken aan dat van ‘hoogwaardigheidsbekleders’. Van hén kon je niet zeggen dat ze bekakt overkwamen. Ze wáren het. Maar een Vlaamse ABN-minnaar zal de taal van Boudewijn de Groot nooit in dat verband zien. Bekaktheid, als ik het zo mag zeggen, is in the ear of the beholder.

Sturen. Taalsociologen beweren dat je taal niet kunt sturen.  Ze hebben gelijk. De mensen zullen uiteindelijk praten zoals ze willen. Maar je kunt wel een beetje sturen. De vraag is: in welke richting?

Schakelen. Mijn bezwaar tegen tussentaal náást ABN is dat taalgebruikers dan moeten schakelen tussen de twee, en dat het ABN-register daardoor onnatuurlijk gaat klinken en door fouten wordt ontsierd. Dat geldt wellicht niet voor iemand ‘met aanleg voor talen’. Mijn ex-collega Martine V. werd eerst opgevoed in het ABN, thuis en op school, en maakte zich later tussentaal eigen. Ze kan vlot schakelen tussen de twee. Maar mijn ex-collega heeft dan ook veel aanleg voor talen.

Formeel / informeel. Elke taalgebruiker heeft nood aan een formele en informele variant. In sommige gebieden fungeert dialect of tussentaal als informele variant en ABN als formele variant. Maar dat is geen noodzakelijke rolverdeling. Inwoners van Haarlem of van Tours hebben evengoed een informele variant van Nederlands of Frans zonder dat ze daarvoor de standaardtaal moeten verlaten.

Taalexpert. Als je op Facebook een stukje plaatst over taal, mag je een groot aantal reacties verwachten. Iedereen heeft een mening, en iedereen is expert. En in zekere zin is iedereen ook werkelijk expert. Volgens de 10.000-urenregel van Malcolm Gladwell bereik je expertise in om het even wat -programmeren, muzikale optredens, enzovoort - na 10.000 uren oefening. Het werkte voor Bill Gates en het werkte voor The Beatles. Met spreken, luisteren, lezen en schrijven kom je gemakkelijk aan je 10.000 uren vóór je tiende levensjaar. 

Klasseloze taal. Het oude ideaal van een ‘algemeen beschaafde’ taal was het onhoorbaar maken van het  de regionale afkomst van de spreker kon raden. Dat was onrealistisch. Zelfs Paardekooper gaf toe dat kleine regionale uitspraakverschillen onvermijdelijk waren. Belangrijker echter is dat men de sociale afkomst van de spreker onhoorbaar zou kunnen maken. Ik heb ooit twee maanden les gevolgd aan een school in Salamanca. Ik was aangenaam verrast dat de professoren in de aula en en het bedieningspersoneel in de kantine dezelfde taal spraken. Kleine verschillen zal ik als andertstalige ongetwijfeld niet hebben opgemerkt, maar klein waren die verschillen zeker.

Taalvariatie en taalrijkdom. Het verdwijnen van dialecten betekent ontegenzeggelijk een verlies, maar eerder voor de taalliefhebber dan voor de taalgebruiker. Veel dialectsprekers merkten niets van de rijkdom van hun taal. Wat heb je aan honderd dialecten als je er maar één hoort en spreekt? Slechts uitzonderlijk kon de dialectspreker van zijn eigen dialect genieten, als het om recente producten van eigen bodem ging. Van iets wat snel vooruitging zei men in Wevelgem dat het ‘ging als Buysses sjeeze’.  Dat was leuk om te zeggen als je je die buitengewoon snelle kar van de familie Buysse dagelijks voorbij zag flitsen.

De beste auteurs. De klassieke taalkundigen leidden de norm niet af uit de logica, maar uit het taalgebruik van de beste auteurs. De Zwitserse grammaticus Grevisse noemde dat Le bon usage en dat werd ook de titel van zijn standaardwerk. Mijn professor Spaans Josse De Kock – was hij niet getrouwd met de kleindochter van Unamuno? – vond dat je die taal moest zoeken in essays. Dat is geen slechte methode. Je kunt de zeven dikke delen essays van Karel van het Reve lezen en daar misschien hoogstens tien woorden in aantreffen die ‘Hollands’ zijn. Bij romans moet je oppassen met de ‘platte’ auteurs als Jan Cremer, want bij die struikel je op elke bladzijde meerdere keren over kiene gozers en klerelijers die goed in de slappe was zitten en beter kennen opsodemieteren.

1 opmerking:

  1. Taal kan of kon je wel sturen. Een goed voorbeeld is Nederland, of misschien Frankrijk dat ik niet zo goed ken.
    Overal in de wereld is er taalfragmentering. In Nederland is het uiterst goed gelukt een vrij homogene Nederlandse taal te laten aanvaarden, zeg maar doorgedrukt. De 2 instrumenten waren: 1/ Nederlands als bestuurs-, hoger onderwijs- en cultuurtaal. 2/ bijbellezingen over het hele land.
    De Nederlanders van alle regio's hebben uit eigenbelang die taalvariant aanvaard en dat is vrij goed gelukt. Maar het was gestuurd, deels bewust, deels de staatkundige gang van zaken.
    Of dat nu nog zou kunnen is iets anders. Engels is de eerste wereldtaal geworden, en dat is oorspronkelijk gestuurd door kolonialisme, later niet meer, een happenstance, de opgang van de vrije wereld met Amerika als gangmaker.

    BeantwoordenVerwijderen