donderdag 8 december 2022

ABN - Enkele slotnotities (deel 3)


Verstaanbaar. 
‘Het moet niet correct zijn, als het maar verstaanbaar is.’ Natuurlijk is verstaanbaarheid belangrijk, maar wie zichzelf respecteert wil graag nog een ietsje meer. Hij wil dat het aangenaam is om naar hem te luisteren. Correcte taal kan daarbij helpen. Ook is juist verstaanbaarheid een van de eigenschappen van correcte taal. Een nieuwslezer kan ik beter volgen dan een snaterende BV. Dat ligt vooral aan het verschil in articulatie maar toch ook aan het zuiverder taalgebruik.

Verstaanbaar (2). Verstaanbaarheid in geschreven taal heeft niet alleen met ABN te maken. Kinderen hebben hun spreektaal spelenderwijs opgepikt, maar schrijven moeten ze léren. Allerlei dingen die in spreektaal niet belangrijk zijn – de grammaticale opbouw van een zin, de ondubbelzinnige verwijzing, de volgorde in de gedachtegang – worden in schrijftaal een voorwaarde om verstaanbaar te communiceren met een afwezige lezer. De schrijftaal van jonge leerlingen is te veel beïnvloed door hun spreektaal. Als ze een verhaaltje moeten schrijven is het nog ça va. Dan schrijven ze veel  en … en … en. Maar als ze een antwoord moeten geven op een vraag van geschiedenis of biologie komen ze écht in de problemen. 

Verstaanbaar (3). Nu hoor ik van collega’s iets veel ergers. Volgens hen wordt de spreektaal van leerlingen vandaag beïnvloed door de schrijftaal – als we dat zo mogen noemen – die ze hanteren op de sociale media, een taal die grafisch bestaat uit afkortingen, maar grammaticaal – wat veel erger is – uit een reeks summiere kreten. Als je als leraar vroeger een schriftelijk antwoord niet begreep, kon je nog een mondelinge toelichting vragen. Maar vandaag, hoor ik, bestaan die mondelinge toelichtingen vaak uit een reeks onsamenhangde woorden.

Verstaanbaar (4). Op de sociale media kom je, naast kreten, ook keurige taal tegen. Op het VTM-nieuws van woensdag 30 november las journalist Rob van Herck een bericht voor dat al twee dagen op Snapchat rondging. ‘Vrienden, laten we opnieuw beginnen rellen op donderdag 1 december, om ons opnieuw te amuseren zoals gisteren.’ Dat is een heldere boodschap. De herhaling van het woord opnieuw is wat knullig, maar er staat ten minste niet terug, zoals je bij Vlamingen soms leest en hoort.

Verstaanbaar (5). Als je de helpdesk van een Vlaams bedrijf opbelt, krijg je één keer op de twee een Nederlander aan de lijn. Wie wat hardhorend is, zoals ik, begrijpt niets van die klankenbrij. Mijn vriend J-P eist dan dat hij een Vlaming aan de lijn krijgt.
De recente taalverloedering bij onze noorderburen zag ik nergens zo mooi geïllustreerd als in een oude televisie-reportage over Geert van Oorschot. Ik liet die aan mijn leerlingen zien. De leerlingen luisterden aandachtig, want er was een toets achteraf, en ondanks de gebrekkige geluidsband begrepen ze elk woord dat de energieke uitgever uitsprak. Maar telkens als zijn zoon Wouter aan het woord kwam, keken ze mij angstig aan. Dáár zou ik toch geen vraag over stellen, zag je hen hopen. Houpen, zou Wouter gezegd hebben. 

Stigmatiseren en emanciperen. Vroeger werd ABN beschouwd als een middel tot emancipatie. Arbeiderskinderen konden dezelfde taal spreken als de zonen en dochters van notarissen. Een Vlaming kon zijn taal vervolmaken zodat zij op het niveau van de Nederlander kwamen te staan. Maar de emancipatiegedachte werd verlaten en de stigmatisatiegedachte kwam in de plaats. Men vertrok van de redelijke gedachte dat arbeiderskinderen evenveel waard waren als notariskinderen en dat Vlamingen niet minder waren dan Nederlanders, al dachten die laatsten daar anders over. Waarom zou de taal van het arbeiderskind dan minder waard zijn dan die van het notariskind, en die van de Vlaming minder dan die van de Nederlander? Wat een vernedering! Dat een rationele keuze voor het ABN geen waarde-oordeel inhoudt noch over de taal, noch over wie die taal spreekt, was plots geen vanzelfsprekendheid meer. Egalitaire emoties wonnen het van de ratio. Dat gebeurt wel vaker. 

Gij / jij. Ook de meeste van mijn oud-collega's in het onderwijs, behalve de leerkrachten Nederlands, blijven gij zeggen, omdat ze op die manier hun taal natuurlijk wilden houden. Zelf kan ik de jij gemakkelijk in formele contexten gebruiken – te gemakkelijk, want ik doe het ook als het beleefdere u gepast zou zijn. Eigenlijk gaat de 'jij' terug op een historische contractbreuk. Bij het schrijven van de Statenbijbel in de zeventiende eeuw was afgesproken om het Brabantse 'gij' te gebruiken, maar die Hollanders hebben stiekem hun jij behouden.

Gij / jij. Die tweede persoon enkelvoud is ook in andere taalgebieden een gevoelige kwestie. In een aantal Zuid-Amerikaanse landen wordt het archaïsche’vos vaak gebruikt wordt in plaats van tu. Men beweert soms dat dat in Chili minder het geval is omdat de taalgeleerde Andres Bello – zelf Chileen – in een voetnoot van zijn grammatica van 1847 ‘el vos en el diálogo familiar’ als een ‘vulgaridad insoportable’ omschreef. 

Gij / jij (2). Op een eerder stukje reageerde FB-vriendin Chris Vandendriessche ‘Zijn jij en jou moeilijk voor een West-Vlaming moeilijk? Toen ik in een ver verleden in Oostende naar school ging, hoorde ik : è je-gie joen sluffers an.’ Daar had ik nooit aan gedacht. Zou de West-Vlaming met zijn je-gie en zijn joen minder innerlijke weerstand voelen tegen je dan de Antwerpenaar die nog maar pas de gaai ontgroeid is. Dat zou best kunnen.

Gij / Jij (3). Het Nederlands heeft trouwens een heel brede waaier van vormen voor de tweede persoon die zelfs in de twintigste eeuw nog naast elkaar werden gebruikt: je, jij, jou, ge, gij, u, gijlieden, ulieden, jullie, jelui, jullui. Ik heb als kind nog vaak boeken gelezen waar de vorm jelui courant gebruikt werd.

Trucje. Vlamingen die de drie talen hanteren – ABN, Schoon Vlaams en dialect – gebruiken vaak een trucje om te bepalen of iets ABN is. Komt een dubieus woord voor in hun dialect, dan proberen ze het te vermijden. Op die manier kunnen ze woordjes als ‘seffens’ uit hun ABN halen. Maar het trucje is machteloos tegen woorden die wel in het Schoon Vlaams maar niet in het dialect voorkomen, zoals gelijkaardig of duimspijker

Register. Als men tussentaal bij de registers wil rangschikken, dan zijn Vlaams dialect enerzijds en Frans anderzijds ook registers. Was het tot voor 50 jaar niet de gewoonte dat de stedelijke bourgeoisie Frans sprak onder elkaar en Vlaams dialect met het huispersoneel?

2 opmerkingen:

  1. De je/jij-vorm schijnt uit het Kustgermaans of Ingveoons te stammen. Vandaar misschien dat West-Vlamingen er minder problemen mee hebben dan Brabanders. Wij gebruiken je en gij inderdaad door en met elkaar: 'Je zi gie zeker zot." Behalve bij klemtoon: 'Gie? Gie moe swigen!'

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik gebruik "je" als ik schrijf of in het AN converseer met mensen die ik persoonlijk ken. Ken ik hen niet, dan gebruik ik "u" als ik afstand wil houden tegenover de gesprekspartner en "gij" als ik iemand zijn vertrouwen wil winnen. Ik ben afkomstig uit de Antwerpse Kempen en heb altijd dialect gesproken tot ik naar de Humaniora ging. Wij gebruikten de voornaamwoorden gij (enk.) en gijlie (mv). "U" was het bezittelijk voornaamwoord, maar werd niet als persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Of mijn huidig mondeling taalgebruik overeenkomt met de regeltjes van het AN laat me Siberisch koud.
    Ik heb nog nooit iemand ontmoet die me zei dat hij niet begreep wat ik hem gezegd had. Dat heeft veel meer te maken met uitspraak en dictie dan met woordenschat en grammatica. Soms kijk ik wel eens naar een filmfragment waarin een Nederlander het uitlegt: een brabbeltaaltje met veel slecht uitgesproken Hollands en geradbraakt Engels is wat men te horen krijgt. Geen goed voorbeeld voor de "domme Vlamingen"!
    Ik ken ook een beetje Spaans: "onverdraaglijk" is in die taal "insoportable" en niet "insupportable".

    BeantwoordenVerwijderen