dinsdag 30 september 2025

Erkenning Palestina = cadeau voor Hamas?


Cadeau/overwinning voor Hamas?

      Laatst heeft Loobuyck een drogreden aangeklaagd in verband met de Israël-Palestina discussie, eerst in een FB-post, die hij later tot een artikel in De Morgen heeft uitgewerkt. Ik citeer de FB-post.

Het is een hardnekkig riedeltje in het pro-Israël/anti-Hamas kamp: de erkenning van Palestina zou “een cadeau voor het terrorisme van Hamas” zijn. Om dat kracht bij te zetten, verwijst men graag naar Hamas zelf, dat beweert dat de erkenning door sommige Westerse landen het resultaat is van hun geweld op 7 oktober 2023. De conclusie volgt dan automatisch: iedereen die erkenning ondersteunt, moedigt terreur aan. Maar daar zit een denkfout achter. En vooral: die verwijzing naar wat Hamas “zelf zegt”, is misleidend. Dat Hamas een politieke evolutie als overwinning claimt, betekent niet dat die evolutie (alleen) dankzij hen gebeurt, laat staan dat wie ze uitvoert terreur beloont. Extremistische groepen claimen álles als hun verdienste, dat is hun bestaansreden. Wat zij nadien roepen, is propaganda, geen bewijsvoering.

     De redenering van Loobuyck is correct en het is goed dat de drogreden van het pro-Israël kamp wordt aangeklaagd. De propaganda van Hamas bewijst inderdaad niets over de werkelijke feiten en over de werkelijke causale verbanden. Het syllogisme zou immers luiden:

  • Hamas beweert dat erkenning van Palestina er komt door hun terreuractie
  • Alles wat Hamas beweert is juist
  • De erkenning van Palestina komt er door de terreuractie van Hamas

       Het is overduidelijk dat, zoals Loobuyck stelt, de tweede premisse erg ongeloofwaardig is. Maar er zijn aangaande die kwestie allerlei andere formuleringen mogelijk. Zoals

  • De erkenning van Palestina zou er niet gekomen zijn zonder de Gaza-oorlog 
  • De Gaza-oorlog zou er niet gekomen zijn zonder de terreuractie van Hamas
  • De erkenning van Palestina zou er niet gekomen zijn zonder de terreuractie van Hamas.
     Die redenering lijkt mij correct maar ze bewijst niet dat de terreuractie de enige of zelfs maar de belangrijkste reden is waarom allerlei landen Palestina nu willen erkennen. De uiteindelijk disproportionele reactie van Israël is hier minstens even belangrijk als verklaring.
     Loobuyck schrijft nog:

De erkenning van Palestina is geen gunst om Hamas ter wille te zijn. Het is iets wat al veel eerder had moeten gebeuren om een historisch en koloniaal onrecht recht te zetten en perspectief te bieden aan een volk dat al decennia geen recht op zelfbeschikking heeft. 

      Ik ga niet helemaal akkoord met dat mengsel van geschiedenis en moraal. Als men toch over rechtvaardigheid wil spreken – en van een moraalfilosoof verwacht ik niets anders – dan zou ik veeleer kijken naar de principes. Als de Joden een staat mogen inrichten op nationalistische basis – dat is precies wat het zionisme inhoudt –, dan mogen de Palestijnen dat ook doen. En dan grijpt men in heel grote lijnen terug naar het territoriale UNO-compromis van 1947, niet omdat het historisch rechtvaardig is, maar juist omdat het een compromis is.
     Maar mijn meningsverschil met Loobuyck doet hier niet terzake. We zijn allebei, geloof ik, voorstander van een tweestatenoplossing. Alleen is daarmee de discussie over het ‘cadeau aan Hamas’ niet helemaal opgelost. Je zou de door Loobuyck aangeklaagde drogreden namelijk ook kunnen fatsoeneren. In de meeste drogredenen zit, zoals Maarten Boudry ooit heeft aangekaart, een deugdelijke reden verborgen. Dan krijg je:

  • We mogen de erkenning van Palestina niet laten uitdraaien in het voordeel van Hamas
  • Een vredesbestand met een onvoorwaardelijke erkenning van Palestina laat Hamas ongemoeid
  • De erkenning van Palestina moet tegelijk als voorwaarde Hamas uitsluiten van het bestuur van Palestina

     Dat is een deugdelijke redenering, alhoewel er ook hier wel een en ander tegen de premissen kan worden aangevoerd.

Stijn Bruers over drogredenen ... en hun gevolgen
    Meestal vind ik alles wat met drogredenen te maken heeft vermakelijk, maar als Breurs op het toneel verschijnt, wordt het menens. De speeltijd is voorbij.  Een professor, schrijft Bruers, die drogredenen gebruikt, moet worden ontslagen. Er kan daarvoor een commissie van filosofen worden aangesteld om die drogredenen vast te stellen.

Filosofen zijn goed in het bepalen of een argument slecht is. Drogredenen die inconsistenties of ongewenste willekeur bevatten, desinformatie die de factcheck niet doorstaat: dat is redelijk objectief vast te stellen.

      Het gaat natuurlijk over Maarten Boudry. Ik heb in een vorig stukje uitgelegd dat het bepalen of een argument goed of slecht is wel eens wel eens moeilijker zou kunnen zijn dan je op het eerste gezicht zou denken*. Ik wees toen op het verschil tussen ‘slechte argumenten’ en ‘ontoereikende argumenten.’ Daarop voortbouwend zou ik de raad van Popper in herinnering willen brengen. Zouden die filosofen bijvoorbeeld, in plaats van de drogreden te herkennen en te benoemen, er niet beter aan doen om het ‘slechte argument’ eerst te verbeteren, te upgraden als het ware naar een betere vorm van het argument, zodat er op een hoger niveau over kan worden gediscussieerd?
      Er is over het stuk van Bruers op FB een lange, interessante maar vermoeiende discussie gevoerd tussen de filosoof en een collega-academicus**. De discussie wordt vergemakkelijkt doordat de twee partijen het erover eens zijn dat Boudry ‘wansmakelijk bezig is’. Ze verschillen alleen van mening of dat tot censuur en ontslag moet leiden. De collega twijfelt, de filosoof niet.

Het is aan Boudry om te stoppen met het geven van slechte argumenten en te stoppen met negationisme. Als hij dan niet stopt, dan komt de sanctie: de berisping, het spreekverbod, het ontslag, kortom de censuur.

      Het is van een verfrissende eerlijkheid en botheid. Het leuke is ook dat Bruers allerlei voorwaarden aan zo’n ontslag verbindt. Zo moet de beschuldigde eerst op zijn fouten gewezen worden en moet hij de kans krijgen om ze in te trekken of voortaan gewoon te zwijgen. Veel middeleeuwse ketters kregen niet eens die kans. Het is bijna ontroerend hoeveel tijd en energie hijzelf eraan besteed heeft om Boudry zijn ketterij te laten afzweren en hoe oprecht verontwaardigd hij is als dat niet werkt.

Ik ben de tel kwijt hoe vaak ik hem heb gewezen op een slecht argument dat hij gaf. Maar wat doet hij? Ontkennen dat zijn argumenten slecht zijn.

     Ook vindt Bruers dat je een academicus niet kunt ontslaan om één of twee fouten. Hij wil best mild zijn.                        

 In het interview met Jean-Marie De Decker gebruikte Maarten heel eventjes een stroman drogreden, maar die vond ik nu niet zo ernstig. In datzelfde interview deed Maarten ook iets anders, namelijk een door mensenrechtenorganisaties bevestigde persoonlijke getuigenis van zijn gesprekspartner (De Decker) in twijfel trekken, wat geen drogreden is, maar wat ik wel deontologisch veel ernstiger vind. Het is een onbeleefde vorm van disconfirmation bias. Op zich ook nog niet voldoende voor een ontslag, natuurlijk, maar als er vele zulke daden worden gepleegd, kan het bestuur wel democratisch beslissen dat de rode lijn is overschreden.

      Het is al goed dat hij Boudry zijn stroman drogreden niet kwalijk neemt, want je moet al een heel welwillende opponent hebben om te ontsnappen aan de stroman-beschuldiging. Je moet zelf maar eens proberen een standpunt van een opponent samen te vatten tot diens tevredenheid. En wat die disconfirmation bias betreft, Boudry was hier inderdaad onbeleefd tegen De Decker, maar hij had, vond ik, wel gelijk***.
     Aan de argumenten die ik eerder tegen Bruers heb ingebracht, wil ik er nog drie toevoegen. Stijn Bruers erkent dat Boudry over andere kwesties wel ‘sterk onderbouwde standpunten’ heeft. Alleen over Israël-Palestina vervalt hij in slechte argumenten. Maar zou het dan niet jammer zijn om iemand te ontslaan die over alle andere onderwerpen goed werk levert, en alleen over die ene kwestie de bal misslaat?
     Mijn tweede argument betreft de reden waarom Boudry de bal zo mis slaat. Het komt inderdaad voor dat iemand over het algemeen redelijk redeneert, maar door één bepaald onderwerp zo geobsedeerd raakt dat zijn helder oordeel, over dat onderwerp, vertroebeld is. Maar zou Bruers even kunnen overwegen dat hij, als ‘activist die zich al jaren inzet voor goede doelen’ zelf vanuit een obsessie oordeelt over de kwestie Israël-Palestina en daardoor minder helder oordeelt dan over kwesties van kosmologie en macro-economie?
      Mijn derde argument betreft de traditionele vaste benoeming. Zelfs in het middelbaar onderwijs kun je pas ontslagen worden, zegt men, als je je vader of je moeder of allebei hebt vermoord. Ik vind dat die traditie in het middelbaar onderwijs overboord mag worden gegooid, maar ik zou de academic tenure niet even snel overboord gooien***. Professoren hebben een heel lange, veeleisende selectieprocedure doorstaan, beginnend met hun dissertatie, zodat veel onkruid er al uit gewied is.
      Goed, er zullen altijd wel professoren zijn die uiteindelijk niet zo goed functioneren, en een eenzaat zal wel eens schadelijke meningen verkondigen. Maar het lijkt mij voor de gemoedsrust van de anderen beter dat die eenzaat met rust gelaten wordt. Die ánderen moeten dan niet elk moment verwachten dat een commissie van filosofen hun lessen en onderzoek op schadelijke drogredenen komt naspeuren. Bruers mag nog zo beweren dat hij de lat hoog wil leggen voor zo’n censuur, maar wie garandeert dat een volgend ‘democratisch verkozen bestuur’ de lat even hoog legt? Nobody expects the Spanish Iquisition … tot het te laat is. Zelf zou ik mij beter beschermd voelen door een heilige traditie of misschien zelfs door een taboe dan door een toevallig democratisch bestuur van een universiteit.
     Je zou de hele redenering ook het argument van de slippery slope kunnen noemen. Bruers antwoordt daarop korzelig:

 Eigenlijk is elke reden van ontslag dan een slippery slope. Een prof wordt ontslagen op basis van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Tja, waar trek je de grens?

     Bruers heeft gelijk. De slippery slope is vaak niet te vermijden. Voor seksueel grensoverschrijdend gedrag is het een goede zaak dat men de lat vandaag veel lager legt dan vroeger. Maar voor de inhoud die men doceert en onderzoekt, zou ik de lat minstens zo hoog leggen dat Boudry er moeiteloos onder kan lopen.
      Eigenlijk zou ik de lat niet zozeer hoger leggen dan Bruers, maar op een andere plaats. Bruers zou vooral strenger zijn als het politiek geladen onderwerpen zijn – Palestina, corona, klimaat – omdat die een negatieve maatschappelijke impact kunnen hebben. Ik zou vooral mínder streng zijn als er een politiek kantje aan de zaak is – ook al kan het dan wel eens voorvallen dat er een negatieve maatschappelijke impact uitgaat van een academische eenzaat die tegen de stroom in en ondanks alle goede raad koppig denkfouten blijft maken. Dat nadeel zal naar mijn schatting veel kleiner zijn dan het nadeel van de lichtste vorm van censuur.
      Hier moet ik stoppen, want ik begin stilaan mijn argumenten van vorige keer in andere woorden te herhalen. 

* Mijn vorig stukje over Bruers staat hier.
** De discussie staat hier in de commentaren.
*** Over Boudry vs De Decker, zie mijn stukje hier.
**** Bruers is daar veel strenger in. Studenten die op een examen slechte argumenten gebruiken, krijgen geen diploma en professoren die slechte argumenten gebruiken worden afgedankt. Zelf zou ik het wreed vinden om professoren levenslang met examenstress op te zadelen, ook omdat ze gebukt gaan onder allerlei andere vormen van stress waar studenten van gespaard blijven. Een strikte Libertariër zou kunnen aanvoeren dat een zakenman ook voortdurend examen moet afleggen op de markt. Maar dat is ten minste geen examen voor een commissie - een wereld van verschil.


maandag 29 september 2025

De complotdenkerij van slimlinks, e.a.


     
Het kan niet worden ontkend dat domrechts meestal vlijtiger en creatiever is dan gelijk wie als er samenzweringstheorieën moeten worden verzonnen of verspreid*. De pizzeria in Washington van waaruit hooggeplaatste Democraten en andere deeptstaters een pedofilienetwerk runnen is maar een van hun beter bekende hersenspinsels. De traditionele samenzweringstheorieën van links daarentegen hebben ten minste een band met de realiteit. Dat het grootkapitaal dicteert wat de kranten moeten schrijven, dat petroleummaatschappijen de drijvende kracht zijn achter het klimaatscepticisme, dat Al Qaida door de CIA en Hamas door de Mossad zijn opgericht, dat de Trump-verkiezing aangestuurd werd vanuit Moskou, ’t zijn meer overdrijvingen dan fantasieën.
      Maar de laatste tijd zie ik bij mijn linkse FB-vrienden beschuldigingen opduiken die slechts enkele stappen verwijderd zijn van het QAnon-niveau. Hier heb je enkele van die beschuldigingen:

  1. de aanslag op Trump was een in elkaar gezet schouwspel 
  2. de zwaaiende arm van Elon Musk was een bewuste nabootsing van de Hitlergroet**
  3. Charlie Kirk is vermoord door een rivaliserende neonazi groep (de Groypers) 
  4. de raid van Hamas gebeurde met medeweten en goedkeuring van de Israëlische regering 
  5. het Israëlisch leger vergiftigt het meel dat aan de Gazanen wordt uitgedeeld***
  6. de voedselbedeling van het IDF werd bedacht om Gazaanse burgers te kunnen doodschieten op de verzamelpunten.
     Daarbij moet worden opgemerkt dat mijn linkse (en rechtse) FB-vrienden meestal tot de intelligente en gecultiveerde fractie van hun coterie behoren.
      Dat roept de vraag op: geloven die mensen dat écht? Zo vraag ik mijzelf ook af of ik ooit écht geloofd heb dat Stalin een fidele kerel was****. Steven Pinker geeft daar een interessant antwoord op in zijn boek Rationality. Hij denkt dat de mensen op twee verschillende manieren ‘geloven’. Ze geloven dat hun auto niet kan rijden met een lege tank of batterij, dat hun baby’s sterven als ze niet gevoed worden, en dat ze hun gat verbranden als ze op een gloeiende kachel plaatsnemen. Dat zijn toetsbare overtuigingen die rechtstreekse gevolgen hebben op hun leven.
      Maar als mensen geloven in die pedofiele pizza’s, in de giftigheid van vliegtuigsporen, of in buitenaardse wezens die een onzichtbare wereldregering leiden, dan maakt dat voor hun dagelijkse leven geen verschil. En dan kunnen ze zich met een gerust hart overgeven aan mythologisch denken zoals ze dat spontaan doen als het over verschijnselen gaat die ze niet in hun macht hadden. Kijk naar de oude Grieken. De zon zag er toen, net als nu, uit als een gele schijf, maar de oude Grieken geloofden dat het een brandende strijdwagen was. Geloofden ze dat écht? Als je hen die vraag had gesteld, en had gewezen op de vormverschillen tussen zon en strijdwagen, dan hadden ze wellicht geantwoord zoals een moderne QAnon- of chemtrail-believer vandaag zou antwoorden: met een onbegrijpende blik en een steeds maar herhaald kant-en-klaar riedeltje.
     De oude Grieken geloofden net als wij dat ze in een rivier konden verdrinken, maar ze geloofden ook dat die rivier, zoals Homeros beschrijft, kon meevechten in een veldslag. Dat was telkens een ander soort geloof. In een echte rivier maakten ze de nodige bewegingen om te zwemmen, maar in een veldslag bemanden ze zowel de linker- als de rechterflank. Ze lieten geen van beide flanken over aan de strijdvaardige god-rivier. De Grieken trokken geen praktische conclusies uit hun rare geloof. Zoals de meeste QAnon-believers ook niet naar de fameuze pizzeria trekken om er al schietend orde op zaken te stellen. Soms doet iemand dat wél. Dat is dan een uitzondering.

* Het kan overigens best zijn dat de harde samenzweringstheorieën van domrechts slechts in een beperkte kring geloofd worden, terwijl de zachtere samenzweringstheorieën van slimlinks in een ruimer milieu aangehangen worden. Over samenzweringstheorieën schreef ik vroeger al enkele stukjes zoals hier, hier en hier.
** Over écht geloven in Stalin, zie mijn stukje hier.
*** Het vergiftigde meel, een echo van de door Joden vergiftigde waterputten van de middeleeuwen, ben ik overigens maar één keer tegengekomen. 
**** Over de ‘hitlergroet’ van Musk, zie mijn stukjes hier en hier.

Bob Dylan en Lahav Shani

     Ik heb in een vorig stukje* al vermeld hoe grappig ik de commentaar van Jan Blaute vond toen het concert met de Israëlische dirigent gecanceld werd. Blaute verwees naar de concerten van Bob Dylan volgende maand (in de Bozar, er zijn nog tickets). Ik vond alles even grappig. Dat Blaute laconiek afsloot met ‘How about that, Caroline?’ Dat Blaute niet sprak van ‘Bob Dylan’, maar van de ‘Nobelprijswinnaar Robert Zimmerman’, wat zo mooi de joodse roots van de zanger liet uitkomen. De gedachte dat een of andere culturo aan een icoon als Dylan zou durven raken. De reactie die men mocht verwachten als men de eigenzinnige zanger zou vragen een verklaring te ondertekenen.
     Jammer genoeg ken ik Dylan niet zo goed. Ik kan enkele liedjes meeneuriën, herken er nog enkele andere, en heb het eerste deel van zijn autobiografie gelezen. Maar de rage heb ik gemist. Ik ken hem eigenlijk vooral van de prachtige film A Complete Unknown. Wat Dylan over Israël dacht en denkt, was mij totaal onbekend. Gelukkig heb ik nu bij Christophe Vekeman gelezen over een nummer dat Dylan schreef in 1983: Neighborhood Bully. Het is, hoe zal ik het zeggen, een soort zionistisch strijdlied.
     Ik hoop nu maar dat de Bob Dylan-fans onder de antizionisten niet denken dat ik uit die tekst een argument wil puren. Liedjes zijn geen argumenten. Ik word het nooit moe om naar The Times They Are a-Changing te luisteren, of naar de Nederlandse Boudewijn De Groot-versie ervan, maar er staat in dat lied geen zin waar ik akkoord mee kan gaan. Ik ging er ook niet mee akkoord toen ik zestien was, want niet de generatie-strijd, maar de klassenstrijd, dát was het ware. En toch léér ik iets als ik het lied tot mij laat doordringen.

* Dat stukje over de Lahav Shani staat hier.

zaterdag 27 september 2025

Petra De Sutter en de academische vrijheid


De Sutter
 
    De Gentse rector Petra De Sutter deed in De Morgen van 13 september een haast onbegrijpelijke uitspraak: 

Een prof die beweert dat er geen genocide is in Gaza moet daarop aangesproken worden … Als die mening een onderwerp van onderzoek wordt en men wil proberen aan te tonen dat er in Gaza geen genocide aan de hand is, dat is een grens die niet overschreden kan worden.

      Een mening die geen onderwerp van onderzoek mag worden … Daarmee wordt zowaar het beginsel van academische vrijheid overboord gegooid, en dat door een rector. Het is een natuurlijk maar een losse uitspraak in een interview. Wellicht heeft De Sutter nooit lang en diep nagedacht over de academische vrijheid, maar in zo’n geval verwacht je dat een rector, als die dan toch niet nadenkt, gewoon de received opinion volgt, en die houdt in dat er aan de universiteiten geen inhoudelijke grenzen worden gesteld aan het vrije onderzoek. 
         Ik weet wel dat De Sutter een kopstuk is van Groen, en dat die partij samen met de PVDA de radicaalste anti-Israël vleugel uitmaakt in ons politieke landschap, maar ik had verwacht dat ze als rector een onderscheid kon maken tussen haar politieke strekking en haar neutrale functie als rector. Dat is dus niet het geval. En het ergste is dat De Sutter zich waarschijnlijk van geen kwaad bewust is.
     We hebben hier een interessant voorbeeld van taboevorming. Waar de Polynesiërs eeuwen en millennia nodig hadden om een heilig verbod tot stand te brengen, volstaan vandaag enkele maanden van oorlogsberichtgeving om een nieuw taboe in het leven te roepen: het dogma van het genocidale Israël en het verbod om het in vraag te stellen. Steven Pinker definieert een taboe, in navolging van Philip Tetlock, als een overweging, afweging of veronderstelling die niet expliciet mag worden uitgesproken – een gedachte die niet mag worden gedacht, een discussie die niet mag worden gevoerd.
     Pinker legt tussen twee haakjes ook uit waarom taboes in het algemeen nuttig kunnen zijn. Bij de uitspraak van De Sutter zijn er twee taboes in het spel, waarvan de overtreding voor verontwaardiging zorgt. Voor De Sutter is dat het genocidale Israël, voor mij is dat de academische vrijheid. Had De Sutter het tweede taboe gerespecteerd, dan had ze haar universiteit en haar functie niet tot schande gemaakt. Dat was een voordeel geweest. Maar de overtreding van het taboe heeft dan weer een ánder voordeel: dat er tenminste een discussie kan worden gevoerd, ook al is die pijnlijk voor één van de partijen. 

Academici vóór academische vrijheid
      Tegen het taboe dat De Sutter wou opleggen, kwamen een aantal academici in het geweer: Ignaas Devisch in De Standaard, Patrick Loobuyck en Andreas De Block in De Morgen, Jogchum Vrielink en Koen Lemmens in Knack, Rik Torfs op Doorbraak, Maarten Boudry in De TijdOf Joël Kotek wiens brief door De Morgen en De Standaard geweigerd werd*. Hun stelling was dat De Sutter – volgens LV, die haar gekend heeft, toch een verstandige vrouw – dat De Sutter dus niet goed begrijpt wat een universiteit is: namelijk de plek is waar elke veronderstelling mag worden uitgesproken, waar elke gedachte mag worden gedacht, en waar elke discussie mag worden gevoerd.
     Je zou ook kunnen zeggen dat De Sutter niet goed begrijpt wat wetenschap is. Dat is geen onderzoek waarbij men ‘wil proberen aan te tonen’ dat een veronderstelling juist is. Popper heeft mooi uitgelegd dat wetenschap probeert aan te tonen dat een veronderstelling niét juist is. Als iemand dus zou willen aantonen dat de oorlog in Gaza géén genocide is**, dan zou hij eerst zijn eigen stelling moeten proberen te weerleggen door nauwgezet alle argumenten te onderzoeken die het tegenovergestelde staven. En als hij dat niet doet, moet iemand anders dat voor hem doen. Er zullen genoeg kandidaten zijn.
     Ik veronderstel dat De Sutter geen bezwaar heeft tegen wetenschappelijk onderzoek dat wil proberen aan te tonen dat er in Gaza wél een genocide aan de gang is. Dan heeft ook die onderzoeker de plicht om zorgvuldig alle argumenten die zijn veronderstelling tegenspreken grondig te onderzoeken. De ideale wetenschapper, die zowel alwetend als politiek onbevooroordeeld is, zou dat op zijn eentje kunnen doen. Maar in de werkelijke wereld kan het helpen als er andere wetenschappers zijn die, misschien behept met andere vooroordelen, als advocaat van de duivel optreden. In dat geval kan Boudry zich kandidaat stellen, als hij zich in die materie academisch specialiseert.

Academische vrijheid en vrijheid van de academicus
     De Sutter moet aan Boudry gedacht hebben toen ze haar uitspraak deed omdat die, zoals geweten wel eens een dissident standpunt over de Gaza-oorlog publiceert in boeken, kranten, tijdschriften of op de sociale media. Volgens Boudry is de humanitaire catastrofe in Gaza niet eenzijdig de schuld van Israël, maar is Hamas er ook verantwoordelijk voor, door de moorddadige provocatie van 7 oktober 2023 én door de manier waarop haar strijders zich onder de burgerbevolking verschuilen, in appartementsblokken, scholen en ziekenhuizen.
     Maar eigenlijk heeft de kwestie Boudry weinig te maken met academische vrijheid an sich. Koen Lemmens legt dat helder uit op x.com:

 Boudry is een filosoof, geen jurist. Als hij een standpunt inneemt over de juridische kwalificatie van de gruwel in Gaza, kan hij zich niet beroepen op academische vrijheid. Hij maakt dan gebruik van de vrije meningsuiting … Dan is de vraag: mag/moet een universiteit stappen ondernemen tegen een personeelslid dat buiten zijn expertisegebied een wettelijk toegelaten mening uit? Als het antwoord ja is, succes ermee, want bepaal dan maar eens welke wettelijk toegelaten meningen toch te blamen zijn en welke niet. 

     Er is dus een verschil tussen de academische vrijheid en de vrijheid van de academicus. Die laatste valt ongeveer samen met de libertas loquendi extramuros  de vrijheid van spreken buiten de universiteitsmuren. De academische vrijheid heeft betrekking op onderzoek en onderwijs, en is alleen onderworpen aan de spelregels van het academische debat. De vrijheid van de academicus daarentegen betreft ook de relatie tussen het personeelslid en de werkgever. Die laatste kan via een reglement of code bepaalde burgerlijke vrijheden  zoals vrije meningsuiting  beperken om het bedrijf of instituut te beschermen. 
     Men kan  dus best een argument vinden om Boudry het zwijgen op te leggen: iemand mag zijn academische autoriteit en het prestige van zijn universiteit niet misbruiken om politieke opinies te ventileren in de media. Goed. Maar dan moeten ook alle anti-Israël professoren en onderzoekers stoppen met open brieven te ondertekenen, stukken te schrijven, protestacties aan te vuren of in professorale toga op de straat te gaan liggen.
      Zelf heb ik liever dat ze allebei het recht behouden om politieke opinies te ventileren. Dat is ook de mening van Boudry die schrijft: ‘Voor mij genieten ook pro-Palestijnse extremisten de volle academische – [Boudry is ten prooi aan dezelfde verwarring] – vrijheid om hun radicale ideeën te verkondigen.’ En tegelijk moeten zowel Boudry als zijn tegenstanders proberen om de ideologische passies buiten hun academisch werk te houden, en zo goed en zo kwaad als het kan iets van de academische rigueur te behouden in hun politieke polemieken. 

Academici tegen academische vrijheid (1)
      De Sutter kreeg niet alleen kritiek maar ook bijval vanuit het academische milieu. Koen Bogaert en Gert Van Hecken bijvoorbeeld vonden dat academische vrijheid geen ‘fetisj’ mocht zijn, dat de universiteit ‘niet in een vacuüm bestaat,’ dat de universiteit niet ‘wereldvreemd’ mag zijn, dat men zich geen zorgen hoeft te maken om een ‘eenzame professor’, en dat men ‘het debat niet open mag stellen voor stemmen die de waarheid geweld aandoen.’*** Eerst was ik woest, en pas later kon ik glimlachen om het argument dat de academische vrijheid ook beperkt kon worden ‘door de roep van duizenden studenten en medewerkers’.
     Ik zou nu in een ad hominem kunnen verwijzen naar bepaalde extremistische boodschappen van Bogaert op x.com, maar ik zal mij beperken tot de argumenten in het stuk

  1. De universiteit heeft de juridische plicht om op te treden tegen genocide-ontkenning
  2. Er bestaat rond de Israëlische genocide een wetenschappelijke consensus
  3. Wat betekent academische vrijheid in een wereld waar genocide zich live voor onze ogen voltrekt?’
  4. Academische genocide-ontkenning leidt tot criminele stilstand in het Europese beleid tegenover Israël
  5. Het Europese beleid is medeverantwoordelijk voor de humanitaire catastrofe in Gaza

      Over het juridische argument heb ik als leek weinig te vertellen. Ik neem aan dat de redeneringen van Jogchum Vrielink en Koen Lemmens daaromtrent juist zijn. Mocht Bogaert gelijk hebben, dan zou dat hoogstens de Gentse universiteit kunnen verplichten tot een boycot van Israël, maar niet tot het verbieden van onbevooroordeeld onderzoek naar genocide.
     Het consensus-argument is al in verschillende discussies opgedoken. Bogaert en Van Hecken verwijzen zelf naar zo’n discussie: ‘Laten we even teruggaan in de geschiedenis: enkele decennia geleden was klimaatontkenning nog deel van het vrije academische debat.’ Tja. Het minste wat we kunnen zeggen is dat de discussie over de Gaza-oorlog nog geen decennia aan de gang is. De genocide-beschuldiging aan het adres van Israël is natuurlijk al bijna 80 jaar oud, maar dié beschuldiging was in elk geval geen onderdeel van een wetenschappelijke consensus.
     Het gevaar van een consensus is bovendien dat ze allerlei concrete meningsverschillen herleidt tot één symbolische vraag, met één symbolisch antwoord. Over de Israëlische oorlog bijvoorbeeld luidt de symbolische vraag: pleegt Israël genocide ja of nee? Maar dat is natuurlijk lang niet de enige vraag. Je kunt 
 bijvoorbeeld best op die ene vraag van genocide ‘ja’ antwoorden, zoals journalist Thomas Gunzig dat deed bij een reeks vragen die hij aan zichzelf stelde****, en op een hele reeks andere vragen een antwoord geven dat naar de maatstaven van Bogaert ‘de waarheid geweld aandoet.’ 
      Het derde argument heb ik letterlijk geciteerd omdat de lezer mij anders misschien niet zou geloven. Ik herhaal het nog eens onverkort: ‘De vraag die De Sutter eindelijk stelt, is er één die universiteiten liever ontwijken: wat betekent academische vrijheid in een wereld waar genocide zich live voor onze ogen voltrekt, en juridische verplichtingen onvermijdelijk zijn?’ Van de misleidende dubbele vraagstelling hou ik alleen het eerste deel over – met weglating van het deel van de juridische verplichtingen. De kern van het argument is dat het stoppen van de genocide belangrijker en urgenter is dan de academische vrijheid. Met dat argument kan ik elke discussie met mijn vrouw winnen. Wil zij kijken naar The Girlfriend en ik naar Deadwood, dan kan ik zeggen dat het stoppen van de genocide in Gaza belangrijker en urgenter is dan die ‘pulpserie gebaseerd op een pulpboek’ (dixit Tom Heremans, zelf vond ik de serie best aardig).
      Het vierde argument stelt dat een dissidente academische stem – ‘een eenzame professor’ – over genocide belangrijke politieke gevolgen zal hebben. Op de Belgische context toegepast: door berichten van Maarten Boudry op x.com zullen N-VA en MR alles uit de kast halen om voorwaarden te verbinden aan de erkenning van Palestina en om de boycot halfslachtig uit te voeren. Dat is even geloofwaardig als stellen dat een occasioneel stuk van Tom Sauer ervoor zal zorgen dat België zijn militaire steun aan Oekraïne zou verminderen.
     Bij het laatste argument doet de geopolitiek zijn intrede. Welk gewicht kan het Europese beleid in de schaal werpen om de Israëlische agressie af te remmen? Ik geloof dat dat gewicht veeleer klein is. Als je dat kleine gewicht vermenigvuldigt met het nog veel kleinere gewicht dat een ‘eenzame professor’ kan laten voelen op het Europese beleid, dan is het product van gewichten zo klein, dat het moeilijk zwaarder kan wegen dan de waardevolle traditie van academische vrijheid 
– met inbegrip van het door de gewezen Leuvense rector Piet De Somer zo geprezen ‘recht op dwaling.’

Academici tegen academische vrijheid (2)
     Een interessantere redenering vond ik bij moraalfilosoof Stijn Bruers. Hij vindt dat academische vrijheid slechts onder heel strenge voorwaarden aan banden mag worden gelegd. 

Er moet dus ten eerste sprake zijn van een onderwerp met een grote maatschappelijke relevantie, zoals bijvoorbeeld klimaatopwarming, vaccins of genocide. We zijn mild: academici die geloven in trivialiteiten zoals UFO’s, wichelroedes of homeopathie tegen een verkoudheid, hebben de academische vrijheid om dat geloof te verkondigen. Ten tweede moet de consensus sterk zijn. Niet zomaar een kleine meerderheid. Wat betreft de Gazagenocide oordeel ik dat de consensus sterk is: de University Network for Human Rights, de International Association of Genocide Scholars en de Middle East Studies Association spreken allemaal expliciet van genocide. Ten derde moet er een onevenwicht zijn in expertise. Iemand als Maarten Boudry heeft bijvoorbeeld over genocides minder expertise dan die academische rechtsgeleerden en genocide-onderzoekers. En ten vierde wordt de grens overschreden wanneer men de tegendraadse opinie onderbouwt met teveel slechte argumenten die door kritisch denkende filosofen doorprikt kunnen worden.*****

     Die laatste voorwaarde is ‘selfdefeating’. Als de argumenten van Boudry werkelijk zo slecht zijn, dan volstaat het juist dat ze worden ‘doorprikt’ door een kritisch denkende filosoof als Bruers. Dan zal een onpartijdige lezer onmiddellijk de fouten van Boudry doorzien, en dan is een drastische maatregel als het aan banden leggen van de academische vrijheid overbodig.
      Toch laat zich over die ‘slechte argumenten’ nog iets meer zeggen. Zo moet ik tot mijn spijt vaststellen dat ‘argumenten’ in de Gaza-discussies helemaal geen grote rol spelen. Als ik een of ander aspect van de Gaza-oorlog, en meer nog over de Gaza-berichtgeving, ter sprake breng, dan krijg ik meestal bijval van Israël-sympatisanten, en kritiek van Palestina-sympathisanten. In die kritiek lees ik eigenlijk nooit iets over mijn argumenten, maar alleen over mijn veronderstelde conclusies.
     Ten tweede heb ik uit de ervaring geleerd dat er in echte discussies weinig ‘slechte argumenten’ bestaan. Er zijn heel veel ontoereikende argumenten – anders zou er niet veel te discussiëren vallen. Dat zal bij Boudry niet anders zijn. Ik heb zijn laatste boek met belangstelling gelezen. Met het meeste  van wat hij schrijft ga ik akkoord. Maar bij elk onderdeel heb ik ook vraagtekens in de marge geschreven, zowel in de bladzijden die toevallig over Israël gaan dan wel over andere onderwerpen zoals het marxisme en het postmodernisme. Zijn argumentatie is ongeveer altijd van hetzelfde niveau: informeel, niet waterdicht, niet allesomvattend, niet doorslaggevend, maar altijd prikkelend.
      Bruers heeft een andere ervaring. Hij leest het boek van Boudry en vindt er overal  ‘sterk onderbouwde standpunten … die vijf sterren waard zijn.’ Behalve dan op de ‘paar bladzijden’ die over Gaza gaan. Daar zijn de argumenten plots allemaal even slecht. Ik heb die ervaring nog nooit gehad. Ik heb wel al boeken gelezen waar ik het voor 90 procent mee eens was, en voor 10 procent verschilde van mening, maar ik had bij nadere beschouwing nooit de indruk dat de argumenten plots van een slechtere kwaliteit waren. Wel natuurlijk dat ze me meer tot tegenspraak uitnodigden.
    Bruers stelde een lijstje op van de ‘slechte argumenten’ van Boudry die hij – neem ik aan – op andere plaatsen al weerlegd heeft. Ik weet niet of die Boudry-argumenten allemaal echt zo slecht zijn, maar zelfs als Bruers gelijk heeft, maakt dat de bijdrage van Boudry aan het debat niet waardeloos. Zelf vind ik dat de tekst van Bruers ook slechte, of althans ontoereikende en slordig geformuleerde argumenten bevat. Zo maakt hij niet het onderscheid tussen ‘academische vrijheid’ en ‘vrijheid van de academicus , een onderscheid dat Koen Lemmens wel maakt. Hij vindt dat academici die homeopathie aanprijzen tegen verkoudheid ongemoeid moeten worden gelaten omdat het een ‘trivialiteit’ is. Hoezo een trivialiteit? Dan toch niet aan de faculteit Geneeskunde, hoop ik. Die kwestie raakt aan de kern van de wetenschappelijke methode*****.
      Een van ‘slechte argumenten’ van Boudry werkt Bruers een beetje uit. Boudry had iets geschreven over de petitie van Scholars for Truth about Genocide******* . Bruers vindt die petitie waardeloos omdat zo’n lijst ondertekenaars 
 uiteraard  een grote selectiebias weerspiegelt. Die selectiebasis ondermijnt, toegegeven, de kracht van het argument dat om te beginnen al niet erg sterk was. Maar desondanks is de verwijzing naar de petities niet waardeloos. Ze plaatst minstens een vraagteken bij de indruk die ik had dat alle academici in de hele wereld, behalve dan Maarten Boudry, de Gaza-oorlog als genocide beschouwen.
      De petitie roept de International Association of Genocide Scholars op om haar met veel media-aandacht verspreide resolutie over de Gaza-genocide in te trekken. Brueurs noemt dat een oproep tot ‘het type censuur dat zo hard door Boudry gehekeld wordt.’ Welnee, dat is geen oproep tot censuur. Zoals ook de smeekmede van Bruers ‘Maarten, trek alsjeblieft je genocide-ontkenning terug’ ook geen oproep tot censuur inhoudt. Het is hoogstens morele chantage.
     En ondanks al die ‘slechte argumenten’ vind ik de tekst van Bruers de moeite waard om te lezen en te overwegen. 

Schelden
     Wat ook de moeite waard is om te lezen, maar om andere redenen, is het Blyesky bericht van de bekende Nederlandse schrijver Jamal Ouariachi: 

Leer nou toch eens, Jamal, dat je je nooit door die Maarten Boudry-achtige stukken stront moet laten opnaaien. Het zijn ordinaire racisten die hopen dat het parfum van hun academische titel de stank van hun gore ideeën verhult – quod non.

     Kijk, zo kan het ook. Als je discussieert over iets wat voor jou taboe is, heeft de opponent al half gewonnen. Als je scheldt, behoud je het morele overwicht. Althans in je eigen ogen.

 

* Devisch (hier), De Block & Loobyck (hier), Lemmens & Vrielinck (hier), Torfs (hier), Boudry (hier), Kotek zie (hier).

 ** Overigens geloof ik dat zowel de stelling ‘de Gaza-oorlog is genocide’ als de stelling ‘de Gaza-oorlog is geen genocide’ géén wetenschappelijke stellingen zijn. Hoogstens zou het een juridische conclusie kunnen zijn, waarbij juist het tegensprekelijk debat – met argumenten van de twee partijen in het geding – een heel belangrijk onderdeel is. 

 ***Bogaert en Van Hecken (hier)

 **** Het filmpje waarin Thomas Gunzig aan zichzelf vragen stelt en antwoorden heeft waarmee hij zowel zijn linkse als rechtse vrienden van zich vervreemdt staat hier. Een uitgeprinte versie staat onder de laatste voetnoot. Ik zou op de meeste vragen hetzelfde antwoorden als Gunzig. Dat is ook een vorm van consensus, geloof ik.

 ***** Mijn polemiek met Bruers betreft (hier). Ik alludeer ook even op zijn recensie (hier).

****** Ik respecteer overigens het argument dat de urgentie of trivialiteit van een onderwerp een onderdeel vormt van de discussie over academische vrijheid.

 ******* Scholars for Truth about Genocide (hier)

 

 

De vragen en antwoorden van Thomas Gunzig

 

- Was het in 1948, na de Holocaust en eeuwen van vervolging, belangrijk voor Joden om een ​​eigen land te hebben? Ja.

- Was de oprichting van de staat Israël slecht doordacht, slecht uitgevoerd, en veroorzaakte het onrecht en lijden? Ja.

- Moet dit land daarom vandaag de dag vernietigd worden? Nee.

- Was 7 oktober een angstaanjagende pogrom, gepleegd door islamitische terroristen? Ja.

- Krijgen we nog steeds de indruk dat veel mensen de pogrom van 7 oktober te verontschuldigen vinden? Ja.

- Heeft Israël het recht zich te verdedigen? Ja.

- Is de Israëlische reactie disproportioneel? Ja.

- Begaat Israël oorlogsmisdaden? Ja.

- Pleegt Israël genocide? Ja. (Vaarwel, rechtse vrienden).

- Moet Palestina erkend worden? Ja. 

- Verbergt Hamas zich tussen burgers zonder respect voor hun leven? Ja.

- Helpt de oorlog Netanyahu aan de macht te blijven? Ja.

- Is het ongelooflijk eng dat de meerderheid van de mensen zich niets aantrekt van het lot van de gijzelaars? Ja.

- Zijn de geruchten over de opening van restaurants in Gaza genoeg om je misselijk te maken? Ja.

- Zijn alle Israëliërs genocideplegers? Nee.

- Steunen alle Israëliërs de oorlog? Nee.

- Steunen alle Joden de Israëlische regering? Nee.

- Moeten we Israël boycotten? Ja.

- Moeten we Israëlische kunstenaars boycotten? Nee. (Vaarwel, linkse vrienden).

- Leidt de situatie tot meer opstoten van echt antisemitisme? Ja.

- Is er steun voor Palestina die voortkomt uit antisemitisme? Ja.

- Is alle steun voor Palestina antisemitisch? Nee.

- Als rechtse partijen Israël steunen, is dat dan uit electorale overwegingen en soms uit haat jegens moslims? Ja.

- Als linkse partijen Palestina steunen, is dat dan uit electorale overwegingen en soms uit antisemitisme? Ja.

- Is het Israëlische nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever walgelijk? Ja.

- Wil ik dat de prachtige golf van rechtvaardigheidsgevoel die in de massabetogingen te vinden is, nooit verdwijnt en met dezelfde vurigheid wordt uitgedragen voor de Congolezen, de Oeigoeren, de Koerden en al andere volkeren en minderheden die lijden onder onderdrukking, bloedbaden of genocide? Ja.

- Zal dat zo zijn? Nee.

- Trek ik hieruit conclusies over de duisternis die heerst in de harten van mensen? Ja.

- Willen mensen eventueel wel dit bericht delen, maar doen ze dat uiteindelijk toch niet uit angst voor negatieve reacties van de ene of de andere kant? Ja.

- Zijn de reacties op dit onderwerp zo extreem dat mensen het vermijden? Ja.

- Zijn de extreme reacties op dit onderwerp een symptoom dat niemand het bestaan ​​van verschillende meningen meer kan tolereren? Ja.

- Is de tweestatenoplossing de beste? Ja.

- Is de éénstaatoplossing de beste? Ja.

- Hebben we gewoon een oplossing nodig, een oplossing die dood, moord, angst en onrecht uitsluit? Ja.

- Sommige demonstranten kunnen Israël en Palestina niet eens op een kaart aanduiden en weten niets van de geschiedenis? Ja.

- Mogen ze dan nog steeds protesteren? Ja.

- Zou ik sinds 7 oktober, mocht ik een keppeltje dragen, bepaalde wijken in Brussel mijden? Ja.

- Is dat normaal? Nee. 

- Is de zin “Van de rivier tot de zee” die tijdens de protesten te horen is een griezelige oproep tot de vernietiging van Israël? Ja.

- Is ‘stop genocide’ roepen in een straat in Brussel vernoemd naar een vrouw die tijdens de bezetting 300 Joodse kinderen redde, ronduit dom? Ja.

- Is het tegelijkertijd plaatsen van een reactie over het pseudo-antisemitisme van de ULB ronduit ongepast? Ja.

- Zullen mensen van links dit bericht walgelijk en rechts vinden? Ja.

- Zullen mensen rechts dit bericht walgelijk en links vinden? Ja.

- Zal wat ik in dit bericht beweer op de een of andere manier verdraaid of in diskrediet gebracht worden, zodat ik zal gezegd hebben wat ik niet heb gezegd? Ja.

- Zullen mensen, van links en rechts, die zich gedreven weten als door een goddelijke missie, ook al hebben ze zich verder nooit ergens concreet voor ingezet, mij de les komen lezen? Ja.

- Zal mij dat iets kunnen schelen? Misschien.