woensdag 4 november 2020

Motieven en voorwendsels van de welwillenden


      Vaak lees ik een boek pas als het al een poosje uit de mode is. De welwillenden van Jonathan Littell is zo’n boek. Mijn vader vraagt al meer dan tien jaar of ik het eindelijk gelezen heb. ‘’t Is een wreed boek,’ zegt hij dan, ‘maar zó is het allemaal gebeurd.’ Ik heb het boek ondertussen gelezen, en ik geloof dat mijn vader gelijk heeft. Ik weet ondertussen ook wat de titel betekent. Dat ‘welwillenden’ slaat niet op de nazi’s, zoals ik altijd gedacht had, maar op de Griekse Eumeniden die, nu ik het even opzoek, ook niet erg welwillend waren: Alecto, de onverzoenlijke, Megaera, de afkeurende, en Tisiphone, de straffende.
     Het boek is een ik-vertelling (zie ook hier). Een zekere Max Aue, ss-officier maakt – enigszins onwaarschijnlijk – ongeveer alle gruwelhoogtepunten van de Tweede Wereldoorlog mee: de Einsatzgruppen in de Oekraïne, Stalingrad, de gaskamers, de ‘Vernichtung durch Arbeit’, de dodenmarsen, de bombardementen op Berlijn. Aue is een koele kikker, getraumatiseerd in zijn jeugd, seksueel pervers, verder een ontwikkeld man met een voorkeur voor Bach, Franse barokmuziek en klassieke literatuur: Herodotos, Sophocles, Plato, Plutarchus, Tertulianus, Augustinus, Stendhal. In de Kaukasus aangekomen onderneemt hij een lange wandeling om het oorspronkelijke graf van Lermontov te bezoeken. Op de vlucht voor de Russen, leest hij tijdens de korte adempauzes in L’éducation sentimentale van Flaubert.
     Het boek is zo opgevat dat er heel wat ruimte is om de motieven voor de beschreven wreedheden te onderzoeken. Littell laat Aue als verteller uitweiden over zijn eigen motieven, en laat hem als bevoorrechte getuige, speculeren over de motieven van anderen. Hij komt immers in contact met een – alweer onwaarschijnlijk – groot en bont gezelschap van nazileiders: Himmler, Speer, Eichmann, Höss, Mengele, Bierkamp, Frank, Kaltenbrunner, Müller, Blobel, Ohlendorf, Wirths …
     Aue is eigenlijk een sociopaat. Hij is het altijd geweest, of is het geworden door een hersenverwonding die hij oploopt in Stalingrad. Hij pleegt een aantal moorden die anders niet verklaarbaar zijn. Maar die sociopathie speelt verder geen rol bij de wreedheden die ons interesseren. Spelen wel een rol: antisemitisme, idealisme, gewenning, empathie en rationalisme. Ik overloop het rijtje.
     Het antisemitisme kan zowel visceraal als verstandelijk zijn. Bij Aue is het verstandelijk. Joden zijn erger dan Hegelianen. Ze hebben een materialistische ingesteldheid, ze zijn het type van volgevreten burgerman, ze denken aan geldelijk gewin en comfort. Als zo’n mentaliteit zich verspreidt, is het afgelopen met de Germaanse ziel die streeft naar collectieve grootsheid.
     Het idealisme is voor Aue het tegenovergestelde van de burgerlijke hang naar gemakkelijke compromissen. Hij noemt zichzelf ‘radicaal’. Hij wil niet alleen profiteren van het nationaalsocialisme, hij wil er ook offers voor brengen. Hij wil de Führer niet gehoorzamen omdat het móet, maar uit vrije wil. Als de wreedheden tegen de joden en anderen nodig zijn, dan zou het laf zijn om ánderen het vuile werk te laten doen.
     De gewenning laat zich het best meten aan de gehanteerde methodes. De Einsatzgruppen in de Oekraïne willen eerst de gevanggenomen joden, communisten en intellectuelen laten fusilleren door klassieke vuurpelotons. Een gevangene individueel afmaken met een nekschot vindt men onmenselijk. Het is een methode van de verachtelijke bolsjewieken. Heel wat stromen bloed en uitwerpselen later, is het nekschot haast een daad van menslievendheid geworden. Het is ook veel praktischer dan een schot door het hoofd, waarbij je bespat wordt door flarden hersens van het slachtoffer.
     Verder is ook empathie een bron van wreedheid. De beulen beseffen dat hun slachtoffers geen dieren zijn, maar mensen – dieren zouden ze trouwens nooit zo behandeld hebben. Ze gruwen van hun eigen wreedheden. Als ze na een slachtpartij hun rantsoenen open maken en die blijken uit bloedworst te bestaan, beginnen ze heftig te schreeuwen. En het is de frustratie over hun eigen gruwelen die ze met steeds grotere wreedheid afreageren op hun slachtoffers. Aue zelf heeft die reactie minder. Zijn empathie is subliminaal en leidt zoals bij Raskolnikov tot lichamelijke ontregeling en hallucinaties.
     Ook het tegenovergestelde van empathie speelt een rol: rationalisme en utilitaire berekening. Dat is eerder herkenbaar bij het middenkader dat de bevelen geeft, dan bij hen die ze uitvoeren. Er worden kille afwegingen gemaakt. Misschien is het uitroeien van de joden een fout, maar is het in een oorlogssituatie geen zwaardere fout om bevelen te negeren? Dat laatste leidt zoals we weten rechtstreeks naar de nederlaag. En misschien waren de joden in het begin geen gevaarlijke vijanden, maar na wat wij hen hebben aangedaan, zijn ze dat dan niet geworden? En als we zelf elk moment kunnen omkomen in een gevecht of in een bombardement, is het dan zo erg dat er ook joden op een of andere manier omkomen? En waarom zou een SS’er die de dood veracht en weinig prijs stelt op zijn eigen leven, het leven of de dood van iemand anders zo belangrijk vinden? En is dood zijn trouwens zo erg, nu we weten dat er geen hel of vagevuur bestaat? Is het niet beter om te zorgen dat die dood met zo weinig mogelijk onnodig lijden gepaard gaat? En als de middelen ontbreken om dat lijden beperkt te houden … ja, wat doe je eraan? Het is oorlog.
     Het is een verbijsterende ironie dat Aue welbeschouwd het hele boek door tevergeefs probeert lijden en dodentol bij de joden zo klein mogelijk te houden. Hij lijkt zich daar zelf niet van bewust. Het begint al bij de eerste actie in de Oekraïne. De vraag stelt zich hoe men de joden moet opsporen. Oplossing: we vragen dat ze zich vrijwillig melden. Daar is Aue woest over. Hij vindt het immoreel dat zij die gehoorzamen dan worden gestraft, en zij die niet gehoorzamen gespaard blijven. Maar zelf heeft hij geen andere oplossing. Hij stelt zich, zou je kunnen zeggen, niet constructief op.
     Later moet hij in opdracht van Himmler en Speer een zo groot mogelijk aantal joden in leven en redelijke  gezondheid houden zodat ze kunnen worden ingeschakeld in de oorlogsindustrie. Hij doet dus zijn plicht als hij probeert hun rantsoenen iets te verhogen, ze iets meer kleren te bezorgen, ze iets minder dicht opeen te stapelen in de treinwagons, ze iets minder te laten afranselen met geweerkolven, om zo de maandelijkse sterftecijfers van 15 % naar 10 % te doen dalen. Het is overigens allemaal verloren moeite omdat de nazileiders niet willen of kunnen kiezen tussen vernietiging en tewerkstelling. Ze willen het allebei of ze weten niet wat ze willen. Aue weet het ook niet, maar ik denk dat hij eigenlijk – zonder het te weten – levens wil redden. Zijn plicht en de oorlogsindustrie dienen als voorwendsel. Het is een misvatting dat voorwendsels alleen dienen om sléchte daden te rechtvaardigen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten