woensdag 12 mei 2021

Corona-verliefdheid en controle-verliefdheid

 


   Sinds de vaccins ben ik nogal optimistisch geworden over corona. Te  optimistisch eigenlijk, want ik had gedacht dat het prikken sneller zou gaan. Toen dat niet zo was, heb ik eventjes vergeefs naar schuldigen gezocht*, maar ten slotte begreep ik dat iets opstarten zijn tijd nodig heeft.
     Een ding maakte mij ongerust: de kwestie van de groepsimmuniteit. Ik had dat in de begindagen van de crisis opgezocht. Er bleek een formule te bestaan waarmee je kon berekenen hoeveel procent van de bevolking gevaccineerd moest zijn –  of besmet en genezen – vooraleer die groepsimmuniteit werd bereikt. De belangrijkste term van de formule was de besmettelijkheid, de R0, die van corona niet goed gekend was – en dat nog altijd niet is. Men nam toen meestal een R0 aan die een immuniteit van 70 procent van de bevolking noodzakelijk maakte. Toen de vaccins werden aangekondigd leek dat percentage haalbaar.
     Maar ondertussen werden nieuwe, besmettelijker varianten van corona dominant en bleek vaccinatie de overdracht van het virus niet helemaal te stoppen. Mijn gewezen klasgenoot Dirk Desreumaux, die dokter is geworden, rekende op zijn facebookpagina uit dat je daardoor voor groepsimmuniteit onrealistisch hoge percentages moest halen. Van die kant moesten we de redding niet verwachten. Anderzijds, dacht ik, is die groepsimmuniteit ook niet echt nodig. Als ongeveer iedereen die kwetsbaar is gevaccineerd is, dan moeten we het virus eindelijk maar eens los laten. Wie een vaccin wil, heeft dan zelf zijn risico gekozen. Wie geen vaccin mág krijgen, die zal heel voorzichtig moeten zijn.
     Wat mij nu ongerust maakte, was dat ik die redenering nergens anders duidelijk en ondubbelzinnig terugvond. Nu echter, slaap ik weer op mijn twee oren. In De Standaard van 6 maart** las ik in een interessant artikel dat groepsimmuniteit een ‘onhaalbare droom’ is geworden, maar dat ook een minder hoog vaccinatiepercentage voldoende is om weer normaal te gaan doen. ‘Dan wordt het een harde, politieke beslissing,’ zie epidemioloog Lipsitch, ‘of het echt een prioriteit is om het ­virus uit te roeien.’ ’t Was leuk dat een professor daar hetzelfde over dacht als ik en dat ik dat in De Standaard kon lezen. En misschien, dacht ik, zou die politieke beslissing niet zo ‘hard’ zijn als door de vaccinatie de cijfers van overlijdens, ziekenhuisopnames en IZ voldoende naar beneden gingen. De besmettingen zelf, who gives a sh…?
      Dat stuk in De Standaard was één ding. Kranten kunnen schrijven wat ze willen. Maar vandaag hoorde ik Alexander De Croo op de televisie, en dat is de Eerste Minister van ons land. Uit zijn uitleg besloot ik dat hij de ‘harde politieke beslissing’ voor zichzelf al had genomen. Zíjn mijlpaal was niet de groepsimmuniteit maar ‘eind juni, het ogenblik dat iedere volwassene de kans heeft gekregen om zich te laten vaccineren … Als mensen naar grote concerten zullen gaan, dan is dat hun keuze. Die brengen dan ook niemand anders in gevaar. Want de mensen die kwetsbaar zijn, die zijn gevaccineerd. We kunnen de samenleving toch niet op slot houden omdat een bepaald risico blijft bestaan.’ Een logica van ijzer en staal, vond ik.
     En de virologen? zul je zeggen. Dan kijk ik naar Van Ranst, want als iemand de communicatielijnen uittekent, is hij het wel. Nadat de virologen in het begin van de crisis weken aan een stuk de mondkapjes verketterd hadden – tot mijn grote ergernis – hoorde ik hem op een dag, langs zijn neus zeggen ‘nee, geen mondkapjes, maar die kunnen natuurlijk wel een rol spelen later in de exit-strategie.’ ‘Tiens’, dacht ik, ‘dus toch. Dat is het ook het eerste dat ik daar van die kant van verneem. De bocht is ingezet.’ En nu lees ik van Van Ranst weer zoiets in Het Nieuwsblad. ‘Met drempels en vaccins gaan we de curves wel naar beneden krijgen, waardoor het risico op corona vergelijkbaar wordt met een seizoensgriep. Wat we niet mogen doen, is verliefd worden op het controleren ervan.
     De vergelijking die Van Ranst met verliefdheid maakt is treffend. Dat virologen en epidemiologen een intieme haat-liefde ontwikkelden voor ‘hun’ virus, dat is menselijk. Dat de strijd ertegen een dosis irrationele hardnekkigheid insluit – zoals we die kennen van de eerste fasen van een amoureuze bevlieging  dat is begrijpelijk. Maar je kunt daar niet eeuwig mee doorgaan. Op het juiste moment moet je ermee ophouden. Over wanneer dat juiste moment valt, is nog wat discussie, maar Van Ranst weet al dat het komt. Nu de anderen nog. En Joël De Ceulaer, want die heeft het zwaar te pakken. Een gebroken hart helen, daar kan wat tijd over gaan.

 

* ‘Naar schuldigen gezocht’: zie hier.

** Ik vond dat stuk in De Standaard eigenlijk beter dan het uitgebreider stuk in Nature (hier) over hetzelfde onderwerp.

2 opmerkingen:

  1. Verliefdheid heeft nog iets schoons in zich. Wanneer Van Ranst het woord gebruikt, spreekt hij over zichzelf, en is dus niet objectief.

    Maar een derde-waarnemer die de media-virologen aanschouwt, zou eerder spreken van een drift, in plaats van verliefdheid. Het correcte Nederlandse woord is inderdaad ook controledrift.

    En een literair genie, zoals Dostojevski, heeft dit fenomeen in zijn boek "Demonen" nog mooier benoemd: "Administratieve Wellust".

    Een citaat:
    ‘Administratieve wellust? Ik weet niet, wat dat is.’
    ‘Dat wil zeggen…. Vous savez, chez nous, bij ons, weet u… En un mot, in één woord, stelt u zich de een of andere allererbarmelijkste nietsnut voor als verkoper van, laten we zeggen, doodgewone spoorkaartjes, dan zal die nul zich dadelijk gerechtigd achten, als een Jupiter op u neer te zien, wanneer u een spoorkaartje wil kopen, pour vous montrer son pouvoir.’

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Treffend citaat. In mijn geboortedorp was één van de spoorkaartjesverkopers van dat type dat door Dostojevski beschreven wordt.

      Verwijderen