zaterdag 15 mei 2021

Wetenschappelijk geschiedenisonderwijs


        Geschiedenisleraar Benjamin Verdru* vindt dat het geschiedenisonderwijs nu beter of minstens ‘uitdagender’ is dan dat van vroeger. De geschiedenisleraar van vroeger kon boeiend vertellen maar ‘delen van het verhaal klopten niet.’  Er werd te veel aandacht besteed aan ‘leuke anekdotes over deze of gene historische figuur’ met verwaarlozing van ‘het verhaal van degenen die het moesten ondergaan’. Er werd ‘een half schooljaar doorgeëmmerd over het rurale West-Europa tijdens de vroegste middeleeuwen’. Maar nu is dat anders, weet Verdru. ‘Feitenkennis moet wijken’ voor het ‘de- en reconstrueren’ van de geschiedenis. De leerlingen leren dat ‘iedereen door een eigen bril naar het verleden kijkt,’  dat die bril ‘gekleurd is door … de sociaaleconomische situatie’, en dat ze ‘kritisch moeten zijn voor de historische bronnen’. Verdru vat het nog eens kernachtig samen: ‘De romantische verhalenverteller heeft in veel scholen plaatsgemaakt voor de wetenschapper’. En hij voegt eraan toe dat dat niets met ‘pretpedagogie’ te maken heeft.
     Op één punt heeft Verdru gelijk. Het was vroeger niet allemaal perfect. Er zijn altijd leerlingen geweest die zich voor geen enkele vorm van geschiedenisonderwijs interesseerden. En er zijn altijd geschiedenisleraren geweest die konden dooremmeren, bijvoorbeeld over de vroegste middeleeuwen. Omgekeerd zijn er vandaag ook leraren die kunnen dooremmeren over de ‘gekleurde bril’, de ‘sociaaleconomische situatie’ en de ‘de- en reconstructie van de geschiedenis’. Je weet niet wat erger is. Ik zal hier in elk geval geen lans breken, of een handschoen opnemen, – uitdrukkingen uit ons ridderverleden - voor de emmeraar, maar voor de romantische verhalenverteller.
     Op nog een ander punt heeft Verdru gelijk. Delen van het verhaal klopten niet. Het geschiedenisonderzoek is ondertussen vooruitgegaan, en we weten nu dingen die onze leraren vroeger niet wisten, of anders hadden geleerd. Ikzelf leerde van meester Bernard dat Karel de Grote in Verden duizenden Saksen had laten onthoofden. Nu blijkt dat dat helemaal niet zo zeker is. De bronnen spreken van ‘decollabat’ (= onthoofden) maar misschien – leren we van de herstellingskritiek – was dat een schrijffout en werd bedoeld ‘delocabat’ (=deporteren). Ik leerde dat de Kruistochten een beweging was van sociale promotie – ridders die zich rijk roofden en lijfeigenen die de vrijheid verkregen. Ik las pas achteraf over de aflatenobsessie van de middeleeuwers die met hun oorlog een voorrangsticket wilden bemachtigen voor de hemel, een beetje zoals onze moslimterroristen hun 72 maagden voor ogen hebben als ze zichzelf opblazen. Verdru denkt dat veel mensen ‘kwaad worden’ als ze merken dat het verhaal dat ze in de klas hoorden niet klopt, dat ze zich ‘bedrogen’ voelgen. Bij mij is het níet zo. Ik vind het juist fijn om zulke fouten te ontdekken. Ik weet nu meer dan meester Bernard, met al zijn geleerdheid.
    En ook op een derde punt geef ik Verdru gelijk. Het nieuwe geschiedenisonderwijs is geen ‘pretpedagogie’. Pret is net datgene wat nogal eens ontbreekt. De de-en reconstructie, de sociaaleconomische bril, de toetsen, opdrachten en taken bij het vak*, het kritisch lezen van bronnen, het waren allemaal zaken die amper bestonden in mijn tijd, zodat er meer tijd was voor de ‘leuke anekdotes’. Met enige overdrijving kun je zeggen dat juist het vroegere geschiedenisonderwijs, op voorwaarde dat het door een ‘romantische verteller’ werd gebracht, een vorm van ‘pretpedagogie’ was. Al moesten we wel wat namen en data uit het hoofd leren, de lessen zelf waren vaak erg prettig.
     Verdru vindt dat het huidige geschiedenisonderwijs ‘wetenschappelijker’ is. Ik zou daarop met een boutade kunnen antwoorden dat geschiedenis niet moet worden gedoceerd als fysica, en fysica niet als geschiedenis. Of ik zou, in plaats van mijn eigen boutades te verzinnen, er een van Schopenhauer kunnen lenen: ‘Die Geschichte ist zwar ein Wissen, jedoch keine Wisschenshaft.’ Maar met boutades krijg je alleen applaus van gelijkgezinden. Ik verklaar mij daarom nader.
     Wat bedoelen mensen als Verdru eigenlijk als ze spreken van wetenschappelijke geschiedenis? Verschillende zaken, vermoed ik. Dat feiten uit het verleden moeten worden achterhaald door systematisch bronnenonderzoek, de fameuze ‘historische methode’. Dat de ideologische kleur van de vroegere geschiedschrijving  kritisch moet worden ontleed. Dat de nodige aandacht moet gaan naar de sociaaleconomische situatie. Dat cijfers en statistiek een rol moeten spelen. Dat geschiedenis meer is dan het lukraak verzamelen en doorgeven van feiten, maar dat gezocht moet worden naar een verklaring van die feiten. Dat de geschiedenis volgens bepaalde wetten verloopt.
     Wat van dat alles écht onder de noemer ‘wetenschap’ thuishoort, is een vraag die ik aan anderen overlaat. Zeker is dat die kwesties, wetenschappelijk of niet, allemaal aan bod moeten komen in de universitaire opleiding van historici. Zeker is dat sommige van die kwesties mij wél, en andere mij niet interesseren. Maar zeker is ook, voor mij althans, dat ik daar leerlingen in het middelbaar niet al te veel mee zou vermoeien. Gibbon heeft tientallen jaren ‘bronnenonderzoek’ gedaan vooraleer hij begon te schrijven, duizenden Latijnse en Griekse teksten gelezen, maar in zijn meeslepende geschiedenis valt hij de lezers daar niet mee lastig, behalve soms in een amusante voetnoot. De lezers krijgen het lekkere gerecht opgediend, en moeten niet mee in de keuken de groenten snijden.
     Ja, Gibbon geeft enkele ‘verklaringen’ voor de neergang van het Romeinse rijk. Die verklaringen kregen wij in de geschiedenisles van 50 jaar geleden ook, en daar mogen de leerlingen van nu ook wel iets over vernemen. Maar zulke ‘verklaringen’ tot een vorm van wetenschap verheffen, dat gaat mij wat ver. Om te beginnen: hoeveel van die verklaringen zijn er eigenlijk? Met de googlezoekmachine vind je al gauw een stuk met als titel: ‘5 Reasons Why the Roman Empire Collapsed’. Je vindt er ook met ongeveer dezelfde titel die 4 redenen geven, of 8, of 10, of 14. Mijn voorkeur gaat uit naar eentje met de titel: ‘210 Reasons for the Decline of the Roman Empire.’ De auteur had ook kunnen spreken van ‘210 scientific reasons’. Je vindt altijd mensen die daar onder de indruk van zijn.

 * Wij hadden, als ik mij goed herinner, alleen examens, en dat gold voor veel van de kleinere vakken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten