donderdag 7 oktober 2021

Wordt het gevaar van ‘woke’ overdreven?


 
    Een rector die in voorkomen en lichaamstaal een glad politiek-correct conformisme uitstraalt, heeft onlangs iets ongunstigs over woke gezegd. Activistische stemmen mochten voor zijn part deelnemen aan het debat, maar ze mochten andere geluiden niet bannen of verbieden. Dat is wat ik er ook van vind. Als op afspraak verschenen er kort daarna in de pers en op de sociale media een aantal reacties die, terwijl ze voorzichtig in een boogje om de rector heen liepen, benadrukten dat het gevaar van woke niet mocht worden overdreven. Geraard Goossens heeft er een aantal bij elkaar gesprokkeld: van Karel Verhoeven, Inge Schestraete, Bert Bultinck, Rien Emmery, Bart Eeckhout, Stijn De Paepe, Jeroen Olyslaegers, Lieven de Cauter en Jan Dumolyn. Ik voeg er nog Pieter-Paul Verhaege aan toe.
     Mijn eigen kijk op woke heb ik elders al neergeschreven*. Kort gezegd stoor ik mij aan vier dingen. Er is het neoracisme, waarbij mensen bekritiseerd en heropgevoed, dan wel bevoordeeld moeten worden vanwege huidskleur, afkomst, geslacht of geaardheid. Er is de neiging om het verleden en het heden met elkaar te verwarren, waardoor de dekolonisering van Afrika – 60 jaar geleden – plots een acuut probleem wordt van Europa – nu. Er is de neiging om de politiek dominant binnen te brengen in terreinen waar ze beter wat in de marge blijft: in het onderwijs, aan de universiteit, in de wetenschap, in de kunst, in de moraal, in de taal, in de kinderliteratuur, in het volksvermaak. En er is de cancelcultuur, gaande van het recht om afwijkende meningen niet te moeten aanhoren tot het boycotten, uitsluiten of verbieden van die afwijkende meningen.
     Het linkse, al dan niet politiek-correcte, kamp ziet dat anders. Vooreerst halen ze aan dat fouten van woke ook – en veel erger – aanwezig zijn in het rechterhoek van de politieke ring. Het oude racisme is wijder verspreid dan het modieuze neoracisme. Rechts verheerlijkt het eigen verleden – de canon! – om een reactionaire politiek in het heden te voeren. Een rechts ‘trollenleger’ maakt zich op de sociale media schuldig aan cancelcultuur, door  ‘geëngageerde’ wetenschappers te ‘intimideren’. En Tom van Grieken heeft de linkse leraren ‘bedreigd’. 
     Sommige van die tegenargumenten zijn bedenkelijk en al zeker dat van ‘intimidatie’. Zowel rechtse als linkse opiniemakers moeten er tegen kunnen dat ze op de sociale media worden bekritiseerd. Gebeurt dat feitelijk en genuanceerd, zoveel te beter. Gebeurt het met slogans, scheldpartijen en halve waarheden, dat is dan jammer maar er is in een democratie geen nood aan een neutrale rechter die feiten van slogans en scheldpartijen van polemiek onderscheidt. Factcheckers zoals Rien Emmery, die kunnen nuttig zijn, maar Rien zelf heeft dan blijkbaar weer geen nood aan neutraliteit. Bovendien kan de pot-verwijt-de-ketel argumentatie weinig afdoen aan de kritiek op woke. Two wrongs don’t make a right.
     Een tweede reeks aanmerkingen vanuit linkse hoek bestaat uit intentieprocessen. Rechts doet aan woke-kritiek om frustraties af te reageren (Stijn de Paepe), om gebrek aan inspiratie te maskeren (Bert Bultinck), om de échte problemen van de klassenstrijd onder de mat te vegen (Jan Dumolyn). Ik heb niets tegen een intentieproces op zijn tijd, maar ik zie er ook niet veel meer in dan een retorische versiering. En los van het intentieproces is de bewering van Dumolyn dat de klassenstrijd en de volle boterhammendoos van het schoolkind belangrijker zijn dan woke-excessen een drogreden die ik in een van mijn eerste stukjes onder handen heb genomen (zie hier).
     Karel Verhoeven verwoordt het duidelijkst de derde verdedigingslijn. Woke is weliswaar een exces maar ook een bijproduct van een legitieme beweging tegen ‘structurele achterstelling’ van immigranten, van vrouwen en van mensen met een andere seksuele geaardheid. Die stelling schurkt tegen de waarheid aan, maar heel ver kom je er niet mee. De problemen beginnen al als achterstelling uit het verleden te zwaar doorgerekend wordt in het heden en de bordjes ‘Interdit aux Algériens’ van mijn jeugd als bewijs gaan gelden van hedendaags racisme. Ook is niet elke achterstelling ‘structureel’. Een blanke gepensioneerde weduwe die haar benedenverdieping verhuurt aan een andere blanke gepensioneerde weduwe, liever dan aan een allochtoon gezin, heeft misschien last van een obsessie met netheid en zindelijkheid, en misschien van vooroordelen in dat verband, maar het structurele ontgaat mij. 
     Verder is niet elk onevenwicht meteen ook een vorm van onrechtmatige achterstelling. Er schijnen in ons land heel weinig vrouwelijke CEO’s te zijn. Daar kunnen, naast onrechtvaardigheid, veel andere redenen voor zijn. Dat Karel Verhoeven hoofdredacteur is van De Standaard, betekent niet dat er voor zijn aanstelling een vrouw structureel werd achtergesteld. Bovendien speelt een exces niet altijd het beperkte rolletje van onbelangrijk bijproduct van een oorspronkelijke legitieme beweging. Het nazisme was, als je wil,  een exces binnen het legitieme Duitse verzet tegen Versailles, en Stalins Oekraïnse massamoord was, als je wil, een exces binnen de historische beweging om in Rusland een efficiënte landbouw georganiseerd te krijgen.
     Het sterkst staat het linkse en politiek-correcte kamp als het de woke-critici van overdrijving beschuldigt. Daar ben ik gevoelig voor, want overdrijven vind ik, behalve als humor bedreven, kinderachtig. Maar het is een moeilijke discussie omdat elk verwijt van overdrijving kan worden beantwoord met een verwijt van vergoelijking en minimalisering. Je moet niet heel ver uitwijken op de links/rechts-as – naar links dan – om commentaren te vinden waarin Theo Francken vergeleken wordt met de fascisten en de nazi’s van ‘de jaren dertig’. Ik heb daar op Facebook soms op gereageerd, want de vergelijking was gebaseerd op vier of vijf twitterberichten waar, welbeschouwd, niet zo verschrikkelijk veel mis mee was. Maar ik heb zo’n linkse jongen of zo’n links meisje nooit zover kunnen brengen dat ze hun overdrijving toegaven. Ik was het die aan vergoelijking en minimalisering deed. En natuurlijk wordt alles nog moeilijker omdat het begrip ‘woke’ zelf, net zoals het begrip ‘fascisme’, heel nauw en heel breed kan worden opgevat. Dan verzand je snel in misverstanden of in ruzies over woorddefinities.
     Wat er ook van zij, het argument van de overdrijving snijdt enig hout**. De mentaliteit aan onze universiteiten, waar mijn zoon af en toe iets over vertelt, is nog heel ver verwijderd van wat zich op sommige Amerikaanse campussen afspeelt. Maar hoe vaak hebben we het niet meegemaakt dat wat in de VS gebeurde, na enig tijd ook bij ons ingang vond: jeansbroeken, McDonalds, meerdere tv’s in huis. Ik herinner mij hoe verrast ik was toen ik lang geleden op de luchthaven van Boston voor het eerst een taxi nam die airco had. ‘Raampje naar beneden, of airco?’ vroeg de chauffeur. Als die jeans en die airco kunnen overwaaien, waarom dan de woke excessen niet? Ik ben er niet gerust in.
     Het gevaar van woke, voor mij, schuilt vooral in de bedreiging van de vrije meningsuiting. De meeste van de opiniemakers die ik hierboven aanhaalde, van Karel Verhoeven tot Pieter-Paul Verhaege, bekennen zichzelf niet tot het woke ideeëngoed. De meesten beseffen, net als die gladde rector waar alles mee begon, dat de cancelcultuur een bedreiging vormt voor het open debat. Laten we hopen dat dat besef ook leidt tot het een ander besef, namelijk dat er niets fout is aan het polemisch wegzetten – terecht of ten onrechte – van meningsuitingen als ‘haatboodschappen’, ‘intimidatie’, ‘fake news’, ‘complottheorieën’ en ‘populisme’, maar dat het helemaal fout loopt als die meningsuitingen om die reden ook worden ‘gecanceld’. 
     Dit brengt mij bij de jonge filosoof Cees Zweistra die zopas een boek over complotdenkers heeft gepubliceerd. Ik wil dat wel eens lezen, maar ondertussen las ik een interview met de man dat mij niet erg beviel (zie hier). Van mij mag Zweistra de FB’ers die complottheorieën verspreiden gerust beschouwen als door-en-door slechte mensen. Hij heeft daar misschien wel gelijk in. Zulke door-en-door slechte mensen bestaan immers, dus waarom zouden de complottheorieverspreiders niet zulke mensen kunnen zijn? Maar als Zweistra zegt dat ‘ze zich met geweld aan de samenleving’ opdringen, of dat de mensen die klimaatverandering ontkennen ‘een geweldsdaad (begaan) tegen de samenleving’ dan lijkt dat erg op een oproep om imaginair geweld met echt geweld te beantwoorden. Of als hij zegt dat types als Baudet  ‘alleen met harde middelen te bestrijden’ zijn, dan gruw ik bij de gedachte wat die ‘harde middelen’ allemaal kunnen zijn.  

 

* Enkele van mijn andere stukjes hierover vind je hierhier en hier.

** Het niet-overdrijven kamp mag natuurlijk zelf ook niet overdrijven. Bultinck bijvoorbeeld stelt het voor alsof Doornaert en Dedecker ‘de diepste krochten van het internet’ moeten afspeuren om een woke-relletje te vinden. Dat is aantoonbaar onjuist. De voorbeelden liggen voor het grijpen. Tegen betaling wil ik wel enkele voorbeelden verzamelen uit de laatste jaargang van zijn eigen Knack.



1 opmerking:

  1. Hard gelachen met "Ik heb niets tegen een intentieproces op zijn tijd, maar ik zie er ook niet veel meer in dan een retorische versiering."

    BeantwoordenVerwijderen