donderdag 23 mei 2024

Boudry en Vekeman over Jezus


       
Er bestaan mensen die Maarten Boudry een bittere haat toedragen, bijvoorbeeld omdat hij over corona of Israël een andere mening heeft dan zijzelf, en omdat hij die mening met een naïeve zelfzekerheid verkondigt. Bij mij roept Boudry heel andere gevoelens op: veel bewondering, een beetje ergernis, en een beetje vertedering. Twee van die gevoelens meen ik te herkennen in de laatste column van Christophe Vekeman. Ik citeer:  

Tot overmaat van vreugde zag ik op hetzelfde moment Maarten Boudry voorbijrijden. Hij was gezeten op een vouwfietsje, en als altijd zag hij eruit alsof hij heel druk bezig was zijn best te doen ontzettend slim over te komen. Het was behoorlijk druk op straat, maar niemand keek naar hem.

     Ben ik fout als ik daar een zweem van ergernis én vertedering in ontdek? Of Vekeman in Boudry – die hij in gedachten ‘Marty’ noemt – ook een ‘respectabele filosoof’ ziet, is een andere vraag. De atheïst Boudry heeft onlangs een bepaalde uitspraak van de gelovige Vekeman ‘bespottelijk’ genoemd. Vekeman betwist dat hij die uitspraak heeft gedaan en slaat dan terug:

In onderhavige tweet bestaat [Boudry] het, bijvoorbeeld, om te beweren dat er “met moeite argumenten” zijn “die bewijzen dat ‘Jezus’ echt geleefd heeft”. Dat is niet waar, natuurlijk, en meer bepaald hebben wij hier te maken met een onwaarheid, noem het gerust een leugen, die Marty in wetenschappelijk opzicht in dezelfde marge plaatst waar ook klimaatontkenners en andersoortige negationisten zich bevinden en zonder meer thuishoren.

     Of Boudry een leugen verteld heeft – een bewuste onwaarheid – dat kan ik niet beoordelen. Daarvoor zou ik zijn intenties moeten kennen. Maar de andere beschuldiging, dat hij ‘in wetenschappelijk opzicht thuishoort in dezelfde marge waar ook klimaatontkenners zich bevinden’, die moet hard aankomen bij iemand die klimaatontkennerij te vuur en te zwaard bestrijdt. De redenering van Vekeman lijkt de volgende: slechts laat ons zeggen 3 procent van de historici die de Jezus-kwestie hebben bestudeerd, beweert dat Jezus niet echt bestaan heeft, en Boudry sluit zich aan bij die dissidente 3 procent, bij die losers, bij die, om het in Bijbelse termen te zeggen, tollenaars, waar de farizeërs niet, en Jezus wel mee omging. Misschien is het zelfs die dissidentie die bijdraagt aan Vekemans vertedering als hij aan ‘Marty’ denkt.
      Maar daar gaat het allemaal niet om. Waar het om gaat is dit: Boudry heeft het bestaan van Jezus helemaal niet ontkend. Integendeel. Ergens anders schrijft hij: ‘Ik ken de literatuur over de historische Jezus te weinig, maar het lijkt me plausibel dat er écht een prediker rondliep die aan de basis ligt van de evangeliën.’ Dat is precies ook mijn mening. Tacitus schrijft dat er in Rome in het jaar 64 al christenen voor de leeuwen werden gegooid door Nero. Dat betekent dat er dus toen al christenen in de wereldstad rondliepen.
      Dan is de vraag: als Jezus niet bestaan heeft, waar komen die christenen in het jaar 64 dan vandaan? Was die godsdienst dan door iemand anders gesticht? Door wie? Door iemand die toevallig ook Jezus heette, maar dan een andere? Of door iemand die eigenlijk wel Jezus was, maar die een andere naam had? Of zijn er misschien meerdere Jezussen geweest die in twintig jaar tijd tot één persoon werden samengevoegd? En wie heeft die Jezussen samengevoegd? Of is alles begonnen met een prediker die het hele verhaal van Jezus in een droom heeft gezien – en werd die droom-Jezus pas later als een reële persoon geïnterpreteerd? Maar wat een omweg is dat allemaal. Geef mij hier maar het scheermes van Ockham.
     De lezer zal overigens in dit verband het verschil opmerken tussen klimaatwetenschap – een mengeling van fysica, scheikunde, weerkunde en statistiek – en de geschiedeniswetenschap als bronnenonderzoek. Als iemand zegt dat er ‘met moeite argumenten zijn’ om aan te nemen dat menselijke CO2 voor klimaatverandering zorgt, dan noemt men zo iemand terecht een klimaatnegationist. Hij ontkent minstens impliciet wat de meerderheid van de onderzoekers daarover zegt – los van de vraag of die meerderheid gelijk heeft.
       Maar als iemand zegt dat er ‘met moeite argumenten zijn’ om aan te nemen dat Jezus echt bestaan heeft, zegt hij gewoon wat ongeveer alle onderzoekers zeggen: dat er omtrent de persoon van Jezus ‘dataschaarste’ heerst. We hebben solide argumenten om te zeggen dat Socrates-met-zijn-gifbeker, Hannibal-met-zijn-olifanten, Caesar-met-zijn-Maartse-Iden en Shakespeare-met-zijn-Hamlet echt hebben bestaan. Voor Jezus hebben we ‘met moeite argumenten’. Maar de argumenten die we hebben, verplichten ons om, binnen de geschiedkundige logica, Jezus’ bestaan aan te nemen, dan wel om tegen de meerderheid van de specialisten in, betere tegenargumenten aan te voeren.
     ’t Is waar dat over Jezus niet altijd belangeloos wordt geredeneerd. De katholieke historicus Paul Johnson neemt in zijn Life of Jesus aan dat zowat elk detail in de vier evangeliën accuraat is. En ik veronderstel dat sommige atheïsten van hun kant het wel fijn zouden vinden als zou blijken dat de historische Jezus waar de christenen zo hoog over opgeven niet eens zou hebben bestaan. Maar de voorlopige wetenschappelijke consensus bevindt zich tussen die twee uitersten.
      De oudheidkundige Jonah Lendering somde in een blogstukje op wat we over Jezus’ leven redelijkerwijze kunnen aannemen: ontmoeting met Johannes de Doper, prediking van het einde der tijden, belofte van redding voor de volgelingen, discussie over de Joodse wetten, rekruteren van leerlingen, rel op het tempelplein, ondervraging door Kajafas, veroordeling door Pilatus, kruisdood, Paas-ervaring door de leerlingen.
      De geloofwaardigheid van die feiten wordt getoetst aan de hand van drie vragen. Zijn er twee of meerdere bronnen? Past het feit bij wat we over de context weten? Is het feit gênant voor degene die het vertelt? Die derde vraag gaat ervan uit dat een propagandist niet graag uitpakt met iets wat zijn boodschap afzwakt of ontkracht. Waarom zou een propagandist verzinnen dat Jezus zich liet dopen? Van welke zonde moest hij misschien worden gezuiverd? Waarom zou een propagandist verzinnen dat Jezus een verrader onder zijn apostelen opnam? Was hij dan niet alwetend?
     Dat zijn heel redelijke argumenten om aan te nemen dat de twee verhalen, over het doopsel en over het verraad, een kern van waarheid bevatten. En als je niets anders hebt – bij dataschaarste dus – moet je het ermee doen. Maar de argumenten zijn niet alleen rationeel, ze zijn ook zwak. Bij meerdere bronnen is het altijd twijfelachtig of die toch niet op éénzelfde onbekende bron teruggaan. En verder: hoe weten we wat voor een propagandist gênant is? De ene mens heeft meer last van gêne dan een andere. En nog iets: waarom zou een auteur zich bijvoorbeeld het plezier misgunnen van een verrader in het verhaal te brengen? Weegt een halve ons gêne op tegen een vol pond melodrama? Een gedreven verteller vergeet wel eens zijn gêne als hij ‘de hete adem van een goed verhaal in de nek voelt.’
     Dat brengt ons terug bij de uitspraak van Vekeman die door Boudry ‘bespottelijk’ bevonden werd. De uitspraak moet deze zijn:

Natuurlijk kun je niet wetenschappelijk bewijzen dat de verrijzenis van Christus heeft plaatsgevonden, maar met welke gebeurtenissen uit de oudheid kun je dat wel? Dat sluit niet uit dat er talloze rationele argumenten zijn om die verrijzenis wel degelijk als een historisch feit te beschouwen. […] En zo kun je nog talloze rationele argumenten aanvoeren op basis waarvan je kunt stellen dat die teksten feitelijk in plaats van symbolisch moeten gelezen worden.’

Boudry maakt daarvan:

Dat er “talloze rationele argumenten” zouden zijn om te geloven dat [Jezus’]  lijk drie dagen later weer rechtveerde, is bespottelijk.

     Ik weet niet of die parafraserende samenvatting recht doet aan alle nuances die Vekeman geformuleerd of bedoeld heeft, maar ze is volgens mij op zich genomen feitelijk onjuist. Die argumenten bestaan, ze zijn rationeel, en gezien het aantal Jezus-onderzoekers in de wereld zijn ze ongetwijfeld talloos.  Vekeman geeft zelf drie argumenten van het gêne-type. Een ervan is dat het lege graf, volgens het evangelie, ontdekt werd door vrouwen, die in de Joodse cultuur van die tijd minder geloofwaardig werden geacht dan mannen. Als de evangelist alleen propaganda had willen maken, dan had hij wel verteld dat het lege graf door mannen was ontdekt. In plaats daarvan heeft hij zich, zo gaat de redenering, aan de feiten willen houden en gewoon verteld zoals het was: het waren vrouwen**.
     Dat is zeker een rationeel argument. Maar hoe zwaar weegt zulk argument, zelfs als als het wordt aangevuld met talloze andere van het hetzelfde gehalte? De oudheidkunde moet roeien met de riemen – soms de spaanders – die ze heeft. Ze moet verder, ook al heeft ze soms ‘met moeite’ doorslaggevende argumenten. Meerdere bronnen, context en gêne zijn prima, as arguments go. Ze wegen daarentegen erg licht als ze botsen met robustere overwegingen. Als ik in twee of drie oude bronnen lees dat Hannibal over de Alpen getrokken is met olifanten, of dat Jezus door Judas verraden is, dan geloof ik dat zonder veel moeite. Maar als ik in 10 zulke bronnen lees dat Hannibal over de Alpen getrokken is met vliegende olifanten, of dat de dode Jezus na drie dagen verrezen is, dan blijf ik erg sceptisch. Het vloekt met wat ik weet over olifanten en dode mensen.
     Vrijdenker Voltaire dacht dat de evangeliën pas tweehonderd jaar na Christus waren geschreven. Zijn rationeel argument was dat de oude kerkvaders er niet uit citeerden*. Vandaag hebben we zelfs een stukje papyrus van het Johannesevangelie dat ouder is dan wat Voltaire dacht. Die andere vrijdenker, Gibbon, geloofde niet graag dat er in de tijd van Nero veel christenen in Rome rondliepen en dat ze onschuldig werden vervolgd. Hij dacht dat Tacitus zich vergiste tussen de brave volgelingen van Jezus en de opstandige volgelingen van Judas van Gamala. Die twee groepen werden volgens hem allebei als ‘Gallileërs’ aangeduid. Ook dat was een rationeel argument – dat echter niet veel indruk maakte op de volgende generatie van historici. De marxist Karl Kautsky schreef dat Jezus best wel eens een hellenistisch filosoof van de cynische school kon zijn. Rationele argumenten genoeg: ‘Zie naar de vogelen des velds, ze zaaien noch ze maaien.’ Ik heb dat onmiddellijk een plausibele verklaring gevonden, omdat ik die graag geloofde.
     Maar verder heb ik als agnost*** nergens mee te maken.

 

* Wat Voltaire precies over de evangeliën denkt, is moeilijk vast te stellen. Hij is ironisch en pretendeert alleen de mening van de sociniaanse sekte weer te geven. Zijn conclusie lijkt dat de evangeliën in de tweede eeuw geschreven werden, maar dat ze geheim werden gehouden tot in de derde eeuw.

** Je kunt een gêne-argument ook vaak omdraaien. Het verrijzenisverhaal bijvoorbeeld komt dan niet van mannelijke propagandisten, maar van vrouwen zonder verborgen agenda, wat de geloofwaardigheid ondersteunt.

*** ‘We’ve got an atheist with us,’ said Sebastian. – ‘Agnostic,’ I said.


3 opmerkingen:

  1. Sinds Vekeman zich heft bekeerd, zijn zijn stukjes gedegradeerd. Ik probeer mezelf te vermanen dat ik dit niet vind omdat hij niet meer tot mijn agnostisch-atheïstisch clubje behoort en dat ik zijn schrijfsels nog altijd op hun eigen merites beoordeel. Maar ik moet toegeven dat het karakter van een kunstenaar nu eenmaal een grote rol speelt in zijn kunst. Mocht Vekemans wederdoping een meesterlijk spel van misleiding blijken, à la Joaquim Phoenix, dan ben ik in staat hem te vergoddelijken. Zolang hij het lijkt te menen, zullen mijn skeptische stekels wat rechter staan.

    Geloven in de verrijzenis van Jezus Christus is echter een uitspraak waar de persoon die het uitspreekt, er niet toe doet. Er is evenmin dataschaarste. Jezus was een mens en mensen verrijzen niet uit de dood. De data à décharge zijn immens. Uiterst zelden is het voorgekomen dat iemand onterecht dood is verklaard, bijvoorbeeld bij een vermeende harstilstand. Na dagenlange foltering aan het kruis onterecht doodverklaard worden en alsnog verdwijnen uit het graf, lijkt me nog onwaarschijnlijker. En dan moet ik al hopen dat Vekeman en co dàt bedoelen met verrijzen en niet écht sterven en écht herleven.

    In elk geval is er over dit aspect van Christus' leven slechts schijnbare dataschaarste, die ruimschoots wordt goedgemaakt door de overvloedige data aan overlijdens van anderen. Hetzelfde geldt voor lopen over water, water in wijn veranderen, blinden doen zien en lammen doen opstaan. Het is allemaal fysiek onmogelijk en we hebben er geen enkele bron voor nodig.

    Het immense succes van het Christendom, haar verspreiding te schrift en te zwaard, de levens van apostelen en missionarissen, hun drijfveren, de geloofskwesties en schisma's die in vroege en late ME kwesties waren van leven en dood ... allemaal machtig interessante zaken waarover dataschaarste bestaat. Interessanter dan de gangbare uitleg voor dat succes, het leven en werk van JC, en er komt ook regelmatig nieuwe data vrij.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het bestaan van één persoon Jesus met alle eigenschappen en gebeurtenissen zoals beschreven in de bijbelse boeken is niet ondersteund door historische data, niettegenstaande het slechts 2000 jaar geleden is. Dus daar komt noodzakelijkerwijze een plausibiliteits analyse aan te pas. De gebruikelijke voorstellingen van Jesus, een blanke man met lang blond haar etc zijn weinig plausibel op basis van gekende ethnografie.

    Wat gekend is, is dat er indertijd meerdere predikanten waren, sektes en bijbehorende verhalen waren, waarvan sommigen honderden (1000den) jaren teruggingen (zoals dat vandaag eigenlijk nog steeds het geval). Dat is niet verwonderlijk, zeer plausibel in de menselijke ontwikkeling. Het ontstaan van het christendom was niet uniek, overal ter wereld zijn religieuze en spirituele bewegingen uitgegroeid tot grote godsdiensten en ideologieën. Dit is typisch voor de mensheid, maar is geen bewijs van iets anders, dan dat de mens zo denkt, voelt en doet.

    Het zegt niets over waarheid, over god. Het zegt iets over onze mentale dispositie. Aangezien de mens nogal ontwikkelt, zegt het ook niets of we in de toekomst blijven geloven in god (ik denk van niet).

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Daniël Deblaere31 mei 2024 om 21:51

    Aanbevolen lectuur boeken van Dr. Jan Lodder over de historische Jezus: " Jezus van Bethanië "
    En " Het maakt wel uit wat je geloofd" van Reinder Bruinsma.
    Cfr
    Cfr ook een uitzending van " De universiteit van Vlaanderen "

    BeantwoordenVerwijderen