woensdag 22 mei 2024

Staat en privé in theorie en praktijk

     Laatst botste ik op twee treffende formuleringen. De eerste formulering is van K.H., die reageerde op een van mijn blogjes.  

‘De insteek van een overheid is volledig anders dan bij de privé. De privé heeft als eerste premisse winst te maken; de zorgen voor het welzijn van het personeel, het milieu en de landgenoten komen ver daarachter. Maar voor de staat is de eerste premisse het welzijn van de burgers … Nochtans, als de privé het beter kan, dan moet de privé het maar doen. 

De tweede is van Amin Maalouf in zijn boek Le labyrinthe des égarés:

Een gecentraliseerd economische systeem werd verondersteld beter te werken omdat het, in theorie, rationeler, wetenschappelijker en minder chaotisch was; maar de werkelijkheid was dat het slechts tot inefficiëntie, absurditeit en chaos leidde … Toch had dat in theorie niet moeten gebeuren. Als competente beleidsmakers over adequate gegevens beschikken, kunnen ze goede beslissingen nemen en kunnen ze die efficiënter ten uitvoer brengen dan een gedecentraliseerd systeem dat kan. Alleen gebeurt dat nooit. De gegevens zijn vervalst, de richtlijnen zijn niet aangepast aan de reële noden, en ze worden op willekeurige manier uitgevoerd. 

      Noch K.H., noch Amin Maalouf bepleiten een economie die geleid wordt door de overheid, aangezien ze vaststellen dat zoiets in de praktijk tegenvalt. Maar ze lijken ervan uit te gaan dat zo’n regeling ‘in theorie’ wel zou kunnen werken: dat ze ‘in theorie’ het welzijn van de burgers voorop zou kunnen plaatsen, en dat ze ‘in theorie’ efficiënter zou moeten zijn. 
     Economen als Ludwig von Mises, Friedrich Hayek en James Buchanan hebben uitgelegd waarom de overheidseconomie precies ook ‘in theorie’ niet kan werken zoals ze belooft. Kort gezegd: Maaloufs ‘adequate gegevens’ zijn te complex om te centraliseren, en K.H.’s premisse van volkswelzijn als eerste drijfveer van politici is geen realistische hypothese.
 


1 opmerking:

  1. Heel wat stukjesschrijver worden in de loop van de tijd een soort “flat characters”. Als je de titel lees en hun naam eronder hoef je al niet meer voort te lezen, want je weet het ondertussen al. “Laat de rijken de crisis betalen! “ hoor ik al sinds mijn studententijd in 1968. Het thema wordt uitgevoerd in allerlei toonaarden en variaties en steekt bij deze verkiezingstijd weer de kop op. Ik heb geen groot vermogen, dus persoonlijk kan heel de kwestie mij niet veel schelen. Maar ik ben wel bang voor een ding en dat is het volgende. Aan de echte grote kapitalisten gaan ze nooit kunnen raken, want die hebben voldoende geld om specialisten te betalen die hen kunnen helpen en als het risico van zwaar belast te worden toch reëel wordt, hoepelen die gewoon op. Met alle gevolgen van dien. Wie valt dan nog te belasten als ze weg zijn: de begoede middenstand die in de loop van enkele generaties een comfortabel vermogen opgebouwd hebben. De “bourgeois” dus. De grote vijanden van de generatie van Reynebeau. Het gauchisme is nog altijd springlevend.
    Groetjes,
    Marcus

    BeantwoordenVerwijderen