donderdag 18 december 2025

De Afspraak en Euroclear, e.a.


De Afspraak
en Euroclear
      
Aan de vooravond van de Europese top, op een moment dat heel België supportert voor premier De Wever, had De Afspraak twee experts uitgenodigd die vinden dat België beter toegeeft aan de Europese druk. De eerste was Michelle Haas, gespecialiseerd in internationale en Europese politiek en de tweede was Paul De Grauwe, een bekende professor in de economische wetenschap. Geen van de twee is een specialist in financieel recht – zoals bijvoorbeeld Veerle Colaert dat is – en geen van de twee kon dus een expert opiniongeven over de vraag welke risico’s België nu precies liep bij de semi-confiscatie van de Russische tegoeden bij Euroclear*.
     Haas had een consistent standpunt. Ze was geen juriste, zei ze, en ze kon de risico’s dus niet precies inschatten. Alleen, hield ze voor, moest er een afweging komen tussen de financiële risico’s die we liepen door aan de Euroclear-miljarden te raken, en de veiligheidsrisico’s die we liepen door Oekraïne financieel in de steek te laten. Dat is inderdaad een dilemma. Zo gesteld is het eerder een vraag dan een antwoord – al had Haas zelf, vanuit een geopolitieke invalshoek, een voorkeur aan het nemen van financiële risico’s. Hoe België tegen die risico’s moest worden ingedekt, daar kon ze vanuit háár expertise niet op antwoorden. Die voorzichtigheid en bescheidenheid sierde haar.
     De Grauwe had van die voorzichtigheid geen last. Die risico’s waren ‘infinitesimaal klein’. Europa kon gewoon wetten goedkeuren die Rusland het recht ontzegden om hun geld terug te eisen. Rusland had zich met de inval buiten het internationeel recht geplaatst en kon dus op dat internationaal recht geen beroep doen. Er waren dus eigenlijk geen risico’s dus geen rekening houden. Bovendien was België Euroclear beter kwijt dan rijk. De instelling bracht geld op voor de belastingen, maar kostte geld aan de Nationale Bank. Als hij premier was zou hij zeggen: ‘Let’s get rid of it.’ Of men kon Euroclear opsplitsen in verschillende kleine entiteiten en verspreiden over de Europese landen.
 
     De professor begrijpt natuurlijk veel beter dan ik wat Euroclear juist is en doet. Maar ik kon mij niet ontdoen van de indruk dat we ook wat op elkaar leken. We praten over risico’s terwijl we een leven geleid hebben waar het nemen van risico’s geen grote rol speelde. We praten over de grote politiek als amateurs, als ironische buitenstaanders. We gooien er een grapje tussen. (‘Wat zullen de Russen doen? Hun leger naar Brussel sturen om het geld op te eisen?’) We zijn trots als we een standpunt gevonden hebben dat origineel is, waarmee we ons van anderen onderscheiden. We willen graag prikkelen en provoceren. Maar ik ben blij dat de verantwoordelijkheid voor ons land en onze bedrijven bij een ander type mensen ligt.
      Het was onvermijdelijk dat Bart Schols een bruggetje maakte naar het linksliberale thema bij uitstek: extreemrechts. ‘Wat wel een feit is,’ zei hij, ‘intussen zitten we gewild of ongewild in het clubje van Hongarije en Italië.’ Er volgde een beeld van Orban die geïnterviewd werd voor de ambtswoning van de premier, en van Bart De Wever die op het balkon verscheen en zei: ‘Stuur hem maar naar binnen.’
      Ik begrijp Schols. De uitleg was te technisch geweest. Het werd tijd om de discussie op een wat eenvoudiger moreel niveau te tillen: dat van de goeien en de slechten. Was De Wever nu een bondgenoot geworden van de archvillein Orban? Veerle Haas verwierp die framing, maar De Grauwe ging er gretig op in.  Bart De Wever was volgens hem inconsequent. Aan de ene kant had hij verklaard niet met het Vlaams Belang te willen samenwerken en aan de andere kant sloot hij zich nu aan bij die extreemrechtse Europeanen.
      Ik zal De Grauwe zijn linksliberale wereldbeeld niet verwijten. Die man denkt nu eenmaal zo. Maar hier komt hij bij mij over als een wereldvreemde, wat naïeve man, die moeite heeft om de wereld om hem heen te begrijpen. Uiteraard is Vlaams Belang voor Bart De Wever een ideologische vijand en een politieke concurrent. Omgekeerd geldt dat ook. En uiteraard moet hij in communicatie en strategie rekening houden met de tweede grootste partij van het land. Maar als hij het wil uithouden in de politiek moet hij kunnen compartimenteren. Bij een ingewikkeld dossier als Euroclear moet hij met honderd factoren tegelijk rekening houden, moet hij kunnen onderscheiden tussen wat belangrijk is en wat onbelangrijk is. En het laatste waar hij bij zulke overwegingen aan denkt is Vlaams Belang. Ik ben ook wereldvreemd en naïef, maar dat meen ik toch begrepen te hebben.
     Om nog een laatste keer terug te keren op de risico's. In De Standaard (18 december) lees ik:

België legt de lat zeer hoog door te eisen dat andere EU-lidstaten zich vanaf dag 1 garant stellen voor alle risico's, zonder beperkingen in de tijd of een specifiek bedrag boven 210 miljard euro. Dat is een brug te ver voor de andere lidstaten, die de bal terugspelen: België zou zich evenmin verbinden tot de ondertekening van zo'n blanco cheque voor een ander land.

      Kunnen we Paul De Grauwe niet als ambassadeur naar die andere landen sturen om ze ervan te overtuigen dat het tekenen van die blanco cheque slechts een infinitesimaal klein risico inhoudt, 

* Zie over Euroclear (en De Grauwe) ook mijn stukjes hier en hier.


Antisemitisme en antizionisme
     Mocht ik een antizionist zijn, dan zou ik hopen dat de aanslag op Bondi Beach was ingegeven door louter antisemitisme, waar ik dan niets mee te maken had. Maar sommige Palestina-mensen, zoals Pieter Stockmans, redeneren anders. Zij vinden dat een aanslag om antizionistische redenen de verantwoordelijkheid voor de aanslag minstens gedeeltelijk bij de Israëlische regering legt.
      Antisemitisme en antizionisme zijn twee verschillende zaken, maar ze kunnen best samengaan. Zo zijn ook islamofobie en racisme twee verschillende zaken. Maar een islamofoob die een tiental Marokkanen doodschiet bij het buitenkomen van een moskee, is hoogstwaarschijnlijk ook een racist.

Lettertypes
     Luc Van Braekel merkte op zijn FB-pagina terecht op dat de beslissing van de Biden-administratie om over te schakelen van Times New Roman naar Calibri weinig weerklank kreeg in de pers. De beslissing om terug te keren naar het oude lettertype kwam zelfs aan bod in het VTM-nieuws. Dat is geloof ik enigszins vergelijkbaar met de rel rond de Arenberg-gallerij. De beslissing om oude schilderijen te vervangen door moderne foto’s was geen nieuws. Toen het stadsbestuur de foto’s weer verving door de oude schilderijen ontstond een rel. Dat kwam natuurlijk ook omdat de beslissing op een ander beleidsniveau werd genomen.
     Wat die letterypes betreft. Amerikaanse stripverhalen gebruiken vaak een schreefloze hoofletter voor de tekst, met een minimale spatiëring. Het is dan ook best om in die publicaties de voornaam Clint te vermijden. Als je de naam in Calibri hoofdletter typt zie je waarom.

De kerststal, woke en het generatieconflict
     Vorige week kwamen we weer eens in Brussel. Ik heb mijn vrouw de oren van de kop gezeurd om even tot aan de Grote Markt te lopen om de fameuze kerststal te zien*. Achteraf bleek dat mijn zoon, die de zoon van zijn vader is, de kerstal ook al was gaan bezichtigen. Onze meningen liepen uiteen. Hij vond de beelden best acceptabel, maar de plastieken tent afschuwelijk. Ik vond de beelden afschuwelijk, maar de tent best acceptabel.
      Je zag dat de tent een economische beslissing was. De oude stal was naar verluidt half kapot, en dan was zo’n tent wellicht de goedkoopste oplossing om ze te vervan gen. Maar de beelden had men unnen behouden. Als men uit moedwil of noodzaak tradities aan de kant schuift, kan men best niet álle tradities tegelijk aan de kant schkuiven. Zelfs de meest radicale activisten namen alleen aanstoot aan Zwarte Piet. Sinterklaas lieten ze ongemoeid, alhoewel hij duidelijk een oude, witte man was.
     Het meningsverschil met mijn zoon bracht een andere kant van de zaak onder mijn aandacht. Dat ik de beelden lelijk vond, noemde hij ‘typisch boomer’. Daar had ik niet aan gedacht. Elke Kulturkampf is ook een generatieconflict, van de 19de-eeuwse belhamels die in theaterzalen de ‘oude pruiken’ te lijf gingen, tot de hippies met hun lang haar, hun bloemen en en hun rare kleren.
      Typisch voor de huidige Kulturkampf is de politieke component, waardoor de generatiegrens aan belang inboet, maar niet verdwijnt. Het is geen toeval dat de universiteiten een broeihaard waren en zijn voor woke. Daar kwam een bondgenootschap tot stand van oude soixante-huitards en jonge naïeve betweters. Anderzijds verklaart het generatie-aspect waarom zoveel oud-linksen zich ziedend van woede tegen de woke-excessen keren. Ze zijn, zoals Mia Doornaert dat noemt, op hun tegel blijven staan. Maar generatie is niet alles. Andere oud-linksen springen als het moet wel naar een andere tegel, het oude adagium getrouw: ‘Pas d’ennemis à gauche.’
     Wat nu de kerststaldiscussie betreft, was ik vooral onder de indruk van de hoeveelheid van de linkse argumenten: eigentijdse esthetiek, artistieke vrijheid, verdraagzame vrijzinnigheid, historische getrouwheid, inclusieve symboliek, evangelische boodschap … Zelf heb ik maar één argument: de traditie. Bij mijn moeder staat nu de kerststal die vroeger bij mijn grootouders stond. Die had mijn grootmoeder geërf van haar grootmoeder. En ik hoop dat mijn zoon later dezelfde kerststal gebruikt, die dus van zijn over-over-over-grootmoeder.
     Die beeldjes zijn niet erg mooi. Het waren oorsponkelijk witplaasteren beeldjes, maar mijn grootvader heeft ze geschilderd, in de jaren dertig, toen de Lourdes-devotie op haar hoogtepunt was. Vandaar dat Maria een lichtblauw kleed heeft. Zelf vind ik een rood kleed met een donkerblauwe mantel ideaal. Of omgekeerd, een donkerblauw kleed met een rode mantel. Het kleed van de vroegere Brusselse Maria voldoet kleurgewijs aan mijn traditionalistische verwachtingen. 

* Over de kerststal, zie ook mijn stukje hier.




Het vrouwenduel
     Op mijn FB-feed zag ik op verschillende plaatsen iets verschijnen over een merkwaardig duel op de degen dat zou zijn uitgevochten in 1892 tussen prinses Pauline Meternich en gravin Anastasia Kielmansegg. Ik heb niet gecontroleerd of het echt gebeurd is. Dat factchecken heeft vandaag veel van zijn charme verloren omdat het zo gemakkelijk geworden is, en bovendien: si non e vero … Sommige verhalen, zegt Karel van het Reve, zijn te mooi om ze op hun waarheidsgehalte te controleren.
     Een pikant detail in het verhaal is dat de vrouwen met ontbloot bovenlijf vochten, om te vermijden dat bij verwonding stukjes tekstiel in het lichaam kwamen. Zoiets kon in die tijd voor dodelijke infecties zorgen. Fatsoenshalve waren dus ook geen mannen aanwezig, maar alleen vrouwen die optraden als secondant en als medische hulpverlener. Het was, zou je kunnen zeggen, een feest van emancipatie.
     Ik heb even getwijfeld of ik het bericht zou doorsturen naar een feministische vriendin. Misschien kon ik haar daarmee een plezier doen. Maar toen las ik wat de aanleiding van het duel was: een meningsverschil over bloemschikking. Misschien vond mijn vriendin dat wel een kwalijke stereotypering 

Schaatsbaan
     We waren aan het slenteren door de Oostendse winkelstraten. ‘Gaan we even op de schaatsbaan?’ vroeg mijn vrouw. Dat was een grapje natuurlijk. ‘Schaatsen is iets voor romcoms,’ heb ik geantwoord.

Fiscale fraude
     Men stelt het vaak voor alsof fiscale fraude gemakkelijk is voor iemand die veel geld en invloed heeft. Maar het verhaal van D idier Reynders laat zien dat dat niet waar is. Reynders was een van de meest invloedrijke politici van ons land en om een som zwart geld wit te wassen, zag hij zich genoodzaakt om wekelijks een aantal lotjes te kopen. Is dat niet zielig? 

Woke en de strijd tussen de seksen
     Ik houd op mijn mobieltje een lijstje bij van de films en series die ik nog wil zien, gerangschikt per streamingdienst. Een van de series is For All Mankind, waarin gespeculeerd wordt over een universum dat lichtjes verschilt van het onze. In plaats van de Amerikanen zijn het de Russen die als eersten op de maan landen. Dat heeft grote gevolgen voor de wereldgeschiedenis.
      En nu lees ik toevallig een tweet van Charles Murray over die serie. Murray interesseert zich al langer voor ruimtevaart. Samen met zijn vrouw schreef hij het boek Apollo: Race to the Moon. En wat schrijft hij over de serie? 

Gisteravond was ik gekomen aan seizoen twee, derde aflevering, en ik ben halfweg gestopt uit verveling. In het midden van de nacht werd ik wakker, en ik begreep waarom: het is een chick flick. Ons Apollo-boek ging over mannelijke gevoelens. For All Mankind gaat over vrouwelijke gevoelens. Veel van wat aan de oppervlakte gelijkt op ver-woke-ing, is in de grond feminisering.’
Of anders gezegd: demasculinisering.
 

     Of anders gezegd: demasculinisering.
     Nu zijn we als het erop aankomt allemaal genderfluïde maar er zijn toch een aantal eigenschappen die meer bij mannen dan bij vrouwen voorkomen. Agressieve gewelddadigheid en harde rationaliteit bijvoorbeeld. Ik hoop dat een van die twee in een evenwichtige beschaving niet teloor gaat. 

Anja Meulenbelt
      Anja Meulenbelt heeft dus de PC Hooftprijs voor beschouwende literatuur gewonnen. Mijn vrouw vertelt dat ze op haar werk een duidelijke generatiekloof vaststelt. De wat ouderen kennen Anja Meulenbelt al heel hun leven, de jongere generatie hoort nu voor het eerst naam.
      Ikzelf behoor tot de Amada-generatie. Wij lazen De schaamte voorbij op onze manier. Uiteraard hadden wij ook belangstelling voor Anja’s zoektocht naar het ultieme orgasme, maar we lazen het vooral als een afrekening met het maoïstische milieu in Nederland, dat, onder ons gezegd, nog veel erger was dan dat in Vlaanderen. Maar wat Anja daarover schreef was toch ‘de schaamte voorbij.’ Zelfs als het waar was wat ze schreef – en het wás waar – mocht je dat niet schrijven. Je speelde ermee in de kaart van de klassevijand. De titel had moeten zijn: Ik moest beschaamd zijn.
     Zoveel jaren later stel ik vast dat ik niet op mijn tegel ben blijven staan. Anja wel. Aan het einde van De schaamte voorbij was ze nog maar een halve maoïste meer. En dat is ze nog altijd geloof ik. 

 

 

dinsdag 16 december 2025

De antisemitische aanslag in Sydney, e.a.


DS en de antisemitische aanslag in Sydney

     Op het Joodse Chanoekafeest in Sidney openden twee mannen, een vader en een zoon, het vuur op de aanwezige Joden. 38 mensen werden ernstig verwond en er zijn er al 15 overleden. Ik schrik altijd van het aantal doden. Door films ben ik gewend aan schietpartijen waarbij de held weliswaar gewond raakt, maar toch meestal aan de schouder, waardoor hij enkele dagen later, tegen doktersadvies, alweer rondloopt. Maar in werkelijkheid is de ratio doden / gewonden dus veel hoger.

                                                                            ***

     Maar nu iets anders. De verslaggeving in De Standaard van maandag, op de belangrijke bladzijden 2 en 3, laat mij verbijsterd achter. Hoe heeft de redactie zoiets kunnen laten passeren? Ine Renson opent haar stuk met een uitspraak van Netanyahu, en pas in de tweede alinea, komt er een uiterst summier verslag van de feiten (46 woorden), en de rest van het stuk waarschuwt voor overhaaste conclusies over antisemitische motieven.  Het toen bekende cijfer van de dodentol wordt niet eens vermeld. Vergelijk dat met de eerste zin van het VTM-nieuws: ‘Er zijn zeker 12 doden nadat twee schutters het vuur openden tijdens een Joodse viering op Bondi Beach in Sydney in Australië.’ Dat is normale journalistiek.
     Ik begrijp de strekking van het Standaard-stuk: de Palestina-beweging moet in bescherming worden genomen tegen de beschuldiging van antisemitisme. Maar dat is een invalshoek voor een opiniestuk. Wat ik niet begrijp  is dat álle feitelijke berichtgeving in een stuk op pagina 2-3 daarvoor moet wijken. Zelfs het meest spectaculaire aspect van de aanslag, de ontwapening van een van de terroristen door een ongewapende burger, blijft onvermeld. Ik veronderstel dat de journaliste geredeneerd heeft dat de feiten toch al bekend waren langs andere media, en dat het dus niet de moeite was om ze te herhalen. Dat is een verkeerde redenering.
     De opening van het stuk is bijzonder potsierlijk:

 Was de aanslag in Sidney een daad van antisemitisme? Na de schietpartij op een Joods festival in Sydney is de conclusie snel gemaakt: ‘antisemitisme’. Daarmee verzandt [sic] de massamoord in een mijnenveld.

.     Om te beginnen was het beter geweest om die vraag niet te stellen*. Wordt ze dan toch gesteld, en volgt het voor sommigen oncomfortabele antwoord (‘ja’), dan zie ik nog altijd niet in waarom men daarmee in een ‘mijnenveld’ belandt.  Een normaal denkend Palestina-sympathisant zal er geen moeite mee hebben om in een aanslag op een Joodse viering ‘een daad van antisemitisme’ te zien. Hij kan zoiets best wel een plaats geven in zijn wereldbeeld zonder te ontploffen.
     Renson gebruikt een heel arsenaal aan middelen om de ‘hypothese’ van een antisemitische aanslag te ondermijnen. De eerste is de retorische vraag van de titel. Als journaliste kent ze ongetwijfeld Betteridge’s Law of headlines, een bekende journalistieke vuistregel: ‘Any headline that ends in a question mark can be answered by the word No.’ Volgens die vuistregel is de aanslag in Sydney dus géén daad van antisemitisme.
     Ook de eerste alinea van het stuk is een trucje. Renson citeert Netanyahu die in de aanslag ‘zuiver antisemitisme’ ziet. De naam Netanyahu werkt dan als omgekeerd gezagsargument: als de schurk Netanyahu het zegt, zal het wel niet waar zijn.
 
     Wat verder gebruikt Renson het gebruikelijke cliché: ‘Over de achtergrond en motief van de daders was zondagavond nog niets bekend.’ Dat cliché is strikt genomen vaak terecht, vooral als het om een geïsoleerde dader gaat. Dan kun je nog veronderstellen dat het om een psychopatische eenzaat gaat die zoveel mogelijk mensen wou doden, en die dus evengoed het vuur had kunnen openen op voetbalsupporters of aanhangers van Hare Krishna. Maar aangezien er hier twéé daders waren, ben ik er met al mijn voorzichtigheid vrij zeker van dat ze afgesproken hadden om speciaal Joden te neer te schieten.
     De hoofdbrok van Renson haar stuk bestaat uit interviewfragmenten met Christoph Busch. Ik heb de man al een paar keer horen spreken. Op onze school kwam hij uitleggen hoe we als leerkrachten het rechtsextremisme moesten bestrijden. Radicaal veroordelen hielp niet, zei hij, je moest altijd nuanceren. En dat doet hij ook nu weer, als het over de daders van de slachtpartij gaat:

Op dit moment weten we nog niet wat het motief was. Dat zal eerstdaags blijken uit het onderzoek. Waren het ‘zotten’, met psychologische problemen, daders met een uitgesproken ideologisch motief, of een combinatie van beiden? Dat weten we niet, en dus blijft het label ‘antisemitisme’ speculatief … Vermits de aanval gericht was op Joden die Chanoeka vierden, is de kans reëel dat antisemitisme een rol speelde.

    Ik hou heel veel van nuance, en ik wil woorden als ‘genocide’ en ‘antisemitisme’ zo weinig mogelijk, en indien toch, zo genuanceerd mogelijk gebruiken. Maar de formulering ‘de kans is reëel dat antisemitisme een rol speelde’ is voor mij een nuance te ver. Men mag nuance inzetten in de ideologische strijd – hoe meer hoe beter – maar men moet zich niet belachelijk maken. Wat zou eerstdaags onderzoek in godsnaam kunnen ontdekken dat het label ‘antisemitisme’ weerlegt? Een verklaring van de overlevende terrorist dat ‘hij niets heeft tegen Joden maar …’ Of een psychologisch verslag waarin staat dat hij ‘zot’ is? Maar Busch heeft zelf het antwoord al gegeven op zon verslag: dan is het een antisemitische zot.
     De rest van het interview gaat over een andere nuance: het verschil tussen antizionisme en antisemitisme. Dat is een legitieme discussie. Busch zegt:

Het is begrijpelijk dat de Joodse gemeenschap zich geviseerd voelt. Langs de andere kant merk je dat velen in hun omgang met Joden worstelen met de vraag: hoe te reageren op genocide; ze reageren hun frustratie soms af op een heel volk dat ‘schuldig’ zou zijn.

     Dat is allemaal waar – behalve de onderliggende definitie van genocide en de suggestie dat de vermelde frustratie niet antisemitisch zou zijn. Maar het is onkies en dwaas om dergelijke uitspraken te doen de dag na een zeer bloedige antisemitische aanslag. Het is begrijpelijk dat Netanyahu probeert om de aanslag ‘politiek te recupereren.’ Maar dat is geen reden voor Busch en Renson om hetzelfde doen. Het verschil tussen antisemitisme en antizionisme speelt geen rol bij de beoordeling van de aanslag. Anders suggereer je dat de aanslag misschien niet uit antisemitische, maar uit antizionistische motieven is gebeurd. En waar sta je dan?  

                                                                                ***

     Goed, ik verwijt Busch en Renson een ongepaste invalshoek, een gebrek aan kiesheid en een teveel aan nuance. Dat komt geloof ik omdat het Palestina-mensen zijn, en dat is hun goed recht. Maar ik betwijfel niet dat ze de aanslag, zoals dat heet, ‘veroordelen’. Ze schrijven, zeggen of suggeren althans nergens dat de Israëlische politiek op een of andere manier een verontschuldiging vormt voor de slachtpartij. Dáárvoor kun je beter terecht bij freelance journalist Pieter Stockmans. Ik citeer zijn FB-pagina:

Is er al iets geweten over de kant van de daders? Is het al duidelijk of hun drijfveren gericht waren tegen Israël? Of waren het racisten? Was het haat tegen Israël, of haat tegen joden? Gewelddadig antizionisme of gewelddadig antisemitisme? Ik weet dat het onderscheid in dit soort gevallen van extreem geweld moeilijk te maken is. Het zou ook heel goed kunnen dat de daders echt racistische motieven hadden. Maar weten we dat al?

     Stockmans mist hier de voorzichtigheid van Busch. Als hij een beetje tactisch redeneerde, zou hij moeten hópen dat de aanslagplegers door antisemitisme gedreven werden, en niet door antizionisme.
     Ik wil hier niet te diep ingaan op de vraag of Stockmans de aanslagen nu wel of niet ‘goedpraat’. Hij doet mij in elk geval denken aan een advocaat die bij een toekomstig proces van de Bondi Beach-terrorist pleit: ‘Inderdaad edelachtbare, mijn cliënt heeft meer dan een dozijn mensen vermoord, maar, hij is tenminste geen racist.’ Au moins, ils ne sont pas racisten, ik hoor het Laurette Onkelinkx nog zeggen, toen ze uitlegde waarom je de PVDA niet mocht vergelijken met het Vlaams Belang.
      Wat mij hier echter in de eerste plaats bezighoudt is de belachelijk nauwe definitie van het begrip antisemitisme die Stockmans gebruikt. Je bent maar antisemitisch als je zegt: ‘Ja, ik haat Joden en dat komt omdat ik een échte racist ben. Ik ben zo geboren. Het zit in mijn DNA.’ 
     Ik heb het de Palestijnse leider Mahmoud Abbas nog horen uitleggen op een Youtube-filmpje: de Duitse Jodenhaat in de 19de  en 20ste eeuw was geen antisemitisme, want de Joden werden gehaat niet omdat ze semieten waren, maar omdat ze een bijzondere sociaal-economische positie innamen. 

* Misschien bedoelde Renson een andere vraag: Is de aanslag op Sydney symptomatisch voor de golf van antisemitisme?’ Maar ook dat is een vraag die niet erg geschikt is om in de berichtgeving te behandelen, en zeker niet de dag na de aanslag.



Pfeijffer en het egalitarisme
     Je kunt egalitairen in verlegenheid brengen door hen te vragen: ‘Hoeveel gelijkheid wil je eigenlijk? Wanneer is er genoeg gelijkheid? Inkomensongelijkheid wordt weergegeven door de Gini-index en in Vlaanderen is die 22. Dat is een van de laagste cijfers van de wereld. Hoeveel lager moet die index nog zijn voor je tevreden bent?’
     Ik heb alle begrip voor de verlegenheid van de egalitairen. Zij kunnen mij als libertair evengoed in verlegenheid brengen door te vragen: ‘Hoeveel vrijheid wil je eigenlijk?’ Het liefst zou ik antwoorden met ‘méér vrijheid’, zoals egalitairen kunnen antwoorden met ‘méér gelijkheid’. We hebben geen van beide een precieze maatstaf om een grens te trekken*.
     Als je dan toch over de grenzen van vrijheid of gelijkheid discussieert, zijn de meeste egalitairen het met je eens dat vooral de armoede moet worden bestreden, en dat niet álle verschillen in inkomen en bezit moeten worden afgeschaft. Slechts de heel radicale egalitairen, eisen een soort volkomen gelijkheid. Onder mijn linkse vrienden ken ik niemand die zo’n extreme gelijkheid aanhangt.
     Maar nu zag ik de laatste column van Ilja Leonard Pfeijffer, en wat hij schrijft komt neer op een verdediging van de extreme gelijkheid.

Wij moeten er niet bang voor zijn om armer te worden, want armoede maakt niet ongelukkig. Alles is relatief. Het enige dat ongelukkig maakt, is armer zijn dan anderen.

     Ik weet niet of de stelling in zijn algemeenheid correct is. Ik denk het niet. Maar áls ze correct is, leidt ze rechtstreeks tot de conclusie dat alleen extreme gelijkheid voldoet. Want het is waar dat mensen ongelukkig kunnen worden – de enen meer dan de anderen – als ze zien dat anderen rijker zijn dan zijzelf. Maar dat geldt dan vooral als die anderen hun buren zijn, die slechts een heel klein béétje rijker zijn. Daar is voldoende onderzoek naar gedaan. De meeste mensen storen zich amper aan de grote rijkdom van rock-idolen, filmsterren, topvoetballers en successchrijvers, maar dat de buur een gloednieuwe elektrische auto heeft, terwijl jij met een oude diesel rondrijdt, die je ook nog eens een boete oplevert als je een grote stad binnenrijdt, dat kan pijn doen. Als het doel van Pfeijffer dus is dat niemand ongelukkig is door zich armer te voelen dan anderen, dan moet hij in de eerste plaats de gloednieuwe elektrische auto van de buur afpakken.
          
Aan communisten werd vroeger verweten dat hun oplossing bestond uit de ‘gelijke verdeling van de armoede’. Als je hen zoiets voor de voeten wierp, verweerden ze zich als een duivel in een wijwatervat. Maar Pfeijffer haalt zijn hautaine schouders op en zegt: ‘So what?’
      Ja, dán is het voor mij  ‘end of discussion’ natuurlijk. Dan komt het goed uit dat hij stopt met zijn tweewekelijkse columns in De Morgen. Hijzelf noemt ze geloof ik ‘essays’. 

 

* Er zijn libertaire scholen die wél een theoretisch antwoord bieden op de vraag ‘hoeveel vrijheid?’ Marx ontweek de vraag ‘hoeveel gelijkheid’ met het antwoord ‘aan ieder volgens zijn behoeften’. 

maandag 15 december 2025

Een autoritair lettertype, e.a.


Een autoritair lettertype
     Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gaat voortaan weer het lettertype Times New Roman gebruiken in plaats van Calibri, dat onder Biden was ingevoerd. Het was een item op het VTM-nieuws. Een lettertypespecialist vertelde dat Times New Roman autoritair was, terwijl Calibri een vriendelijke openheid uitstraalde.
       Ikzelf ben een groot voorstander van Times New Roman of van andere schreefletters. Een gedrukt boek met schreefloze letters zal ik niet lezen. Een schreefloze letter biedt alleen de essentiële informatie, een Gotische letter bevat te veel bochten en krullen, maar een Romeinse schreefletter heeft precies het juiste niveau van versiering. Zie bijvoorbeeld de illustratie hierboven, waarbij de eerste letter telkens een schreefletter is en de tweede een schreefloze letter.
      De schreef-x, heeft 4 horizontale streepjes die de schreefloze x niet heeft. De schreef-a heeft een een elegant bolletje aan de ene kant en een elegante krul aan de andere kant. De schreef-l heeft een voetje en een schuin streepje bovenaan. En de schreef-e heeft weliswaar geen versieringen, maar vertoont een subtiele variate, waarbij de verticale lijn dikker is dan de horizontale, zoals bij handschrift met een echte kroontjespen.
     Voor mijn eigen stukjes gebruik ik Georgia, maar op mobiele applicaties wordt die automatisch vervangen door een schreefloze letter. Schreefloze letters zoals Calibri zijn beter voor schermpjes. Dat was naar verluidt de reden waarom de Biden-administratie hem invoerde. Een andere reden was het ‘inclusieve’ karakter van de letter, die immers beter leesbaar is voor dyslectici.
     Op de school waar ik les gaf werd ons opgedragen om voor lesmateriaal een Arial 14 punt te gebruiken. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Arial vind ik een lelijke letter. Voor mijn cursussen gebruikte ik Times New Roman 9,5 punt, met de tekst in twee of drie kolommen. Dan ziet de tekst eruit alsof het een krantenartikel is. Dat leest aangenaam en is overzichtelijk. Vaak kon een onderwerp op één overzichtelijke bladzijde worden afgehandeld. Had ik mijn cursus in Arial 14 punt laten drukken, dan was hij 5 keer zo dik geweest en hadden de leerlingen in dat rommeltje heel moeilijk hun weg gevonden. Dislectische leerlingen die dat vroegen, kregen overigens zo’n Arial-14-punt-versie. Of ze konden de cursus digitaal aanpassen naar believen. 

Linkse FB-posts
     Op mijn FB-feed krijg ik dagelijks enkele groen-linkse posts te zien. De meeste lees ik zonder ergernis of leedvermaak, terwijl dat toch gevoelens zijn die mij wel eens overvallen bij het lezen van krantencommentaren en stukken in het opiniekatern van De Standaard. Soms voel ik een soort schaamte, en stel ik mij de vraag: ben ik ook zo geweest? Maar bij de stukjes van D. bijvoorbeeld heb ik dat nooit. Daar weet ik het antwoord: ja, ik ben ook zo geweest, met precies dezelfde mengeling van emotionaliteit, moralisme en absolute zekerheden. Mijn vroegere ik is het met alles eens wat hij schrijft, behalve met zijn halfzachte meningen over onderwijs.
     Laatst vertelde hij dat hij wat snotterde en daarmee naar de dokter ging. Die liet hem kiezen: thuisblijven of gaan werken. De eerste reactie van D. was om te gaan werken. Hij is leraar, en zo kort voor de examens, zou hij het gevoel hebben dat hij zijn leerlingen in de steek liet. Maar toen bedacht hij dat zo’n houding van weinig solidariteit getuigde met de zieken die nu ‘door de rechtse regering aan het werk worden gejaagd.’ Hij onderdrukte zijn ‘kleinburgerlijke’ reflex en bleef thuis. Ik zou geloof ik ook zo geredeneerd hebben.

Het Lenin-gedicht van Herman Gorter
     In het vijfde en zesde middelbaar hadden we achtereenvolgens les van meneer Debrouwere en meneer Delameilleure. Ze gebruikten het handboek De dubbelfluit van Anton van Wilderode, dat eigenlijk vooral een bloemlezing van gedichten was. Een ervan was het rouwgedicht dat Herman Gorter schreef bij de dood van Lenin. Het werd in de klas niet behandeld. Ik meen mij te herinneren dat Van Wilderode het gedicht bombastisch vond. Het bevatte onder andere de regel: ‘Gij alles durvende en hoge Held’. Daarna vergeleek Van Wilderode het met een ander, intimistischer, rouwgedicht van Gorter dat in mijn herinnering ook over Lenin ging. Dat bevatte de regel: ‘Hij deed het bruin en wit van zijne ogen toe.’
     Nu wilde ik graag die gedichten eens opnieuw lezen, en ik vroeg aan Grok om ze op te zoeken. Grok gaf grif toe dat Gorter gedichten schreef, dat hij wel eens met Lenin te maken had gehad, maar dat hij nooit een Lenin-gedicht had geschreven. Toen ik bleef aandringen, veranderde Grok van mening en leverde mij een Gorter-achtig gedicht dat de regels bevatte die ik mij herinnerde, maar waarvan je in een oogopslag zag dat het een hallucinatie was.
     Gedichten terugvinden is echt het sterke punt niet van de chatbots. Ze schrijven ze liever. Toen ik zelf begon te zoeken had ik het gedicht in twee minuten gevonden. Wel bleek dat tweede gedicht een fragment te zijn uit Mei; het had dus niets met Lenin te maken. Dit is het echte Lenin-gedicht.

        Lenin, gij machtigste, dapperste Strijder,
        Gij alles durvende en hoge Held,
        In diep bezinnen en het verst geweld
        Even machtig, - gij werdt de bevrijder

        Der boeren, en wildet worden ook de leider
        Der Russische arbeiders ter vrijheid, redder
        Van het gehele wereldproletariaat,
        En stichter van de communistische wereldstaat.

        Gij stierft. Waardoor? Door t kapitaal, gij, Held,
        Dat voor een nog te hoge taak u steld’,
        Maar ook door de arbeiders die u verlieten,
        Van West-Europa, en Rusland alleen lieten.
        Uw liefde stierf. Omdat gij werdt verlaten
        Door de arbeiders Europa’s, die uw liefde haatten.

     De laatste regel, met die verleden tijd van ‘haten’ vind ik bijzonder onhandig. En dan zwijg ik nog van de rare gedachte dat het kapitaal en het reformisme van de arbeiders Europas verantwoordelijk zouden zijn voor de dood van de Russische leider. 
     Het fragment uit Mei dat Van Wilderode citeerde als contrast was dit:

        Hij deed het bruin en wit van zijne ogen toe, 
        En zag niet meer de kamer, noch de mensen, 
        Noch ’t licht dat door de vensters kwam, noch ’t groen 
        Der bomen buiten, noch de blauwe hemel.

zondag 14 december 2025

Klimaatpreek voor eigen parochie, e.a.


Klimaatpreek voor eigen parochie
     
Eergisteren legde ik een ironisch verband tussen het Pfas-drinkwater en de dioxine-kippen van 1999, hoewel ik niets van Pfas of van dioxine afweet
. Maar nu zie ik dat iemand die wel veel van Pfas en dioxine afweet, Dirk Holemans van denktank Oikos, hetzelfde verband legt (DS 13/12). Ik voel mij gerustgesteld.
      Holemans legt wel meer verbanden. Onder andere tussen Pfas en

de coalitie van vervuilende bedrijven en rechtse politici die onder het mom van concurrentiekracht de burgerrechten en de wetgeving ter bescherming van mens en planeet afbouwen.  

     Waarom, zo vraag ik mij af, is in zo’n preek-voor-eigen-parochie de zorg voor de concurrentiekracht slechts een ‘mom’ waarachter de echte bedoeling schuilgaat? Zou de economische concurrentiekracht niet de échte reden kunnen zijn waarom ze de milieunormen wat mindere streng willen?
      Holemans schetst verder een 
nieuwe breuklijn in de samenleving. Aan de ene kant heb je de Elon Musks van deze wereld die denken te kunnen leven zonder zorg voor hun leefomgeving. (Elon Musk, de man van de elektrische auto’s?) en aan de andere kant

de mensen met een diep verlangen om zorg te dragen voor elkaar en hun omgeving. Ze willen het begrip vrijheid weer opeisen, nadat het de voorbije decennia werd gekaapt door extreemrechts ...  Maar ze vatten de vrijheid niet op als terugplooien op zichzelf. Voor hen gaat het om autonomie in verbondenheid – een vrijheid die pas waarde heeft als ze in relatie staat met anderen en met de aarde.

       Aan welke kant van de breuklijn zou ik staan? Ik ben geen Elon Musk, dat is duidelijk. Maar is mijn verlangen om zorg te dragen voor mijn omgeving wel voldoende ‘diep’? Plooi ik niet te veel terug op mijzelf? Begrijp ik ‘autonomie in verbondenheid’ betekent? Ik ben daar niet zo zeker van. Bovendien, ik ben dan wel niet extreemrechts, maar misschien blijkt dat ook ik teveel vrijheid ‘gekaapt’ heb, en dat ik die weer zal moeten afgeven.
      Nu zegt de lezer misschien: t Is al goed, Clerick, we hebben het begrepen. Dat stuk van Holemans bevat veel vage slogans*.’ Daarop moet ik antwoorden dat er ook feiten en cijfers in staan. Zoals deze: 

De vervuiling verdwijnt niet. In een nieuw rapport staat dat vier groepen van giftige stoffen** in ons voedsel wereldwijd leiden tot meer dan duizend miljard dollar aan gezondheidskosten. En de kans is nihil dat de chemische industrie daarvoor de rekening zal betalen***.

     Even moest ik denken aan het grapje van Hendrik Vos over de ‘duizend miljoen miljard’ aan risico dat ons land liep met Euroclear. Mais passons. Dat rapport dat Holemans aanhaalt is dus nieuw, en dat is altijd goed. Ik zou eigenlijk eens aan Grok moeten vragen hoe dat allemaal in elkaar zit met die vier groepen van giftige stoffen. En dan kan ik alle bijkomende vragen stellen die bij mij opkomen, over kosten en baten bijvoorbeeld, want bij zon klimaatpreek krijg je de indruk dat het énige voordeel van de chemische stoffen bestaat uit hoge winsten voor de chemische industrie. Dat is hoogstwaarschijnlijk niet zo. 

 * Die grote concentratie van vage slogans komt doordat het stuk tot het literaire genre van de tirade behoort. Over de kenmerken van de tirade, zie mijn stukje hier.

** Misschien gaat het over dit rapport, zie hier. en hier

*** Zelf ben ik eenmaal flink ziek geweest van giftige stoffen, maar die zaten in kaas die door mijn eigen nalatigheid bedorven was. Ik had dus geen been om op te staan als ik de chemische industrie gerechtelijk had willen vervolgen. Ook geloof ik dat sommige mensen die schimmel op de kaas niet chemisch zouden noemen, maar bijvoorbeeld biologisch. Eergisteren heb ik nog pasta gegeten waarvan op de verpakking vermeld stond dat ze biologisch was.


Bill Gates en het klimaat
     Wie in zekere zin ook voor eigen parochie preekt is Bill Gates. Zijn recente essay Three tough truths about climate* richt zich tot de klimaatovertuigden zoals hijzelf, niet tot de klimaatnegationisten of klimaatsceptici. Maar hoewel hij tot de grote klimaatkerk behoort, zullen sommige van zijn stellingen als ketterij in de oren klinken van wie zuiver in de leer is.
      Neem deze drie stellingen bijvoorbeeld. 

  1. De oplossing voor het klimaatprobleem zal in de eerste plaats van nieuwe technologieën komen
  2. Voor de arme landen zijn er dringender problemen die eerst moeten worden opgelost.
  3. De klimaatverandering vormt geen existentiële bedreiging voor de mensheid of de beschaving**.

     Over de eerste stelling durf ik helemaal niets zeggen, want daarvoor is grote dossierkennis nodig. De derde stelling echter, de meest emotionele, intrigeert mij. Ik citeer ze daarom letterlijk: 

Although climate change will have serious consequences—particularly for people in the poorest countries—it will not lead to humanity’s demise. People will be able to live and thrive in most places on Earth for the foreseeable future.

      Een klimaatgeëngageerde kan die stelling verontwaardigd afwijzen, of beantwoorden met het vage verwijt dat Bill Gates de gevolgen van de klimaatverandering ‘onderschat’ dan wel minimaliseert. De klimaatgeëngageerde kan de stelling echter ook aangrijpen als uitgangspunt voor bezinning. Een van mijn FB-vrienden deed dat zo. Uiteraard had Bill Gates gelijk, vond hij. De mensheid zou natúúrlijk niet verdwijnen. Maar natuurrampen zoals overstromingen zouden toenemen. Je kon daarom stringente klimaatmaatregelen vergelijken met het dragen van een autogordel. De kans op een ramp – overstroming, botsing in het verkeer – was klein, maar áls het gebeurde, waren de gevolgen groot.
     Het is een interessante vergelijking. Gates zou kunnen antwoorden dat we op korte termijn niet alle botsingen in het verkeer, en ook niet alle klimaatgerelateerde overstromingen, kunnen tegenhouden. Maar dat we de gevolgen van de twee soorten rampen kunnen milderen, in het ene geval door autogordels te dragen, en in het tweede geval door dijken en steviger woningen te bouwen en door betere waarschuwingssystemen uit te werken. Het belangrijkste schijnt een goede medische infrastructuur te zijn, want de meeste slachtoffers van overstromingen in arme landen sterven niet door verdrinking, maar door ziekten die door het vervuilde water worden verspreid. 

* Het essay van Bill Gates staat hier.
** Bij Nic Balthazar vindt men wel de sterke suggestie dat de klimaatopwarming de mensheid en de beschaving bedreigt. Zie mijn stukje hier.


Pedagogische chatbots
     Veel van mijn kennis heb ik te danken aan Wikipedia. De lezer moet zich daar niet veel van voorstellen, want het meeste van wat ik opzocht, was ik snel weer vergeten, maar ik geloof dat zo’n kennis toch ergens in het achterhoofd blijft hangen. Alleen was Wikipedia een strenge docent die geen vragen in de aula dulde. Soms was de uitleg te lang, soms te kort, en als het over  onderwerpen ging, bijna altijd te moeilijk voor iemand als ik.
    Met de chatbots is dat grotendeels opgelost. Ik verduidelijk in de prompt of ik een kort of een uitgebreid antwoord wil. En ik kan altijd bijkomende vragen stellen. Bijvoorbeeld. Ik lees een artikel over economische concurrentie en daar wordt in verwezen naar de Olley-Pakes decompositie. In één zin wordt uitgelegd wat die decompositie betekent. Als ik er meer over wil weten, stel ik de vraag aan Grok: ‘Wat is de Olley-Pakes decompositie?’ Ik krijg een uitleg die vol staat met wiskundige formules, Griekse letters en symbolen die ik niet kan thuisbrengen. Het soort de uitleg die ik van Wikipedia zou hebben gekregen als daarover een lemma was voorzien. Ik stel mijn vraag aan Grok opnieuw: ‘Kun je dat gemakkelijker uitleggen, met een eenvoudig fictief voorbeeld?’ En ik krijg onmiddellijk een antwoord dat begint met ‘Supereenvoudige uitleg. Stel: er zijn maar 5 kippenboerderijen in België …’ en eindigend met ‘Hopelijk is het nu kristalhelder.’
     Grok is de geduldige docent aan wie ik altijd vragen kan blijven stellen. Het is jammer dat leerlingen en studenten de chatbots kunnen gebruiken om hun opstellen of papers te schrijven. Dat is een pedagogisch nadeel. Maar de bots moeten een formidabele hulp zijn om een moeilijke cursus te begrijpen. 

Filosofische memes
     Ik heb mijn FB zo getraind dat ik weinig foto’s van katten zie, en weinig tegeltjes die mij ‘Goeiemorgen’ wensen. Daarentegen blijf ik memes zien voorbijkomen met uitspraken van filosofen en andere denkers. Als het om Amerikanen of Engelsen gaat, zijn de citaten in het Engels  en anders ook. Vaak zijn het parafrases, vervalsingen, of plattitudes, of baden ze in de sfeer van Bond zonder Naam. Neem dit citaat van Rudolf Steiner:

Where is the book in which the teacher can read about what teaching is? The children themselves are this book. We should not learn to teach out of any other book than the one lying open before us and consisting of the children themselves.

     Mijn eerste gedachte is dan, omdat Steiner hier toch Engels spreekt, kort en krachtig te antwoorden: ‘Claptrap!’ Mijn tweede gedachte is: hadden die Reformpedagogen, te beginnen bij Steiner zelf, maar niet zoveel boeken geschreven ‘about what teaching is!’
     Heel uitzonderlijk kom ik een uitspraak tegen waar ik wel over blijf nadenken. Laatst  zag ik er een die aan William James (1842-1910) werd toegeschreven: 

A great many people think they are thinking when they are merely rearranging their prejudices. 

     Nu, het is best mogelijk dat James zoiets nooit gezegd of geschreven heeft. Het komt in elk geval niet voor in The Variety of Religious Experience, want dan zou ik het hebben aangestreept. Maar het is een aardige gedachte. Onze vooroordelen als de elementaire deeltjes van ons denken. Alles wat we doen is ze wat anders rangschikken, zoals scheikundige processen met atomen doen.  

zaterdag 13 december 2025

Modest fashion, e.a.


Modest fashion
      In de NRC (6/12) verscheen een interview met mode-onderneemster Nada Merrachi. Ze specialiseert zich, samen met haar man, in modest fashion voor vrouwen: een niet doorschijnende hoofddoek, heupen en billen gecamoufleerd, lange mouwen en geen laag decolleté. Zelf had ze vroeger krulhaar, maar in 2019 besloot ze om een hijab te gaan dragen:

Het was best wel een grote stap. Ik denk dat bijna niemand begrijpt wat voor stap dat eigenlijk is, want je moet alles aanpassen. Niet alleen je kleding, ook je gedrag moet modest zijn. Je representeert toch een moslimvrouw als je een hoofddoek draagt. En dat was in die tijd best wel moeilijk, want je had geen modest merken. Ik moest mijn stijl helemaal opnieuw uitvinden. Dat was echt een struikelpunt en ik denk dat meer meiden daar last van hebben.

     Zon vlotte woordenschat intrigeert mij, met woorden als ‘meiden’ en Engels idioom als ‘modest’. Want zeg nou eerlijk: het is en blijft het soort kwezelarij dat wij hier ook gekend hebben, zij het niet in die mate.
     Op de kostschool waar mijn moeder (97) voor regentes ‘Snit en naad’ leerde, kwam de bisschop elk jaar op bezoek. Het was de gewoonte dat 12-jarige meisjes van de Brugse haute bourgeoisie gedurende 40 dagen – de vasten – op de kostschool verbleven om zich voor te bereiden op de plechtige communie. Dat waren er een tiental. En omwille van dat tiental en hun ouders werd de school met een bezoek van de bisschop vereerd. In de tijd van mijn moeder was dat monseigneur Lamiroy.
     Die Lamiroy, vertelt mijn moeder, was een ziekelijke kwezel. Alle meisjes moesten knielen zodat hij de lengte van de rok in een oogopslag kon controleren. En dan gaf hij een korte toespraak over de beginselen van de zedelijke kledij. Het belangrijkste was dat de rok tot onder de knie kwam.
      Maar na de Tweede Wereldoorlog veranderde de mode. De rokken werden langer. Dat bracht Lamiroy ertoe om zijn toespraak aan te passen en er een geestigheid aan toe te voegen. ‘Met genoegen stel ik vast dat de rokken dit jaar langer geworden zijn. Helaas is wat er onderaan bijgekomen is, afgenomen van wat bovenaan noodzakelijk was.’ Het nieuwe zedenbederf zat voortaan in de korte mouwen en de décolletés. 


Een provinciale kijk
     DSL (6/12) bevat een korte recensie over een nieuw uitgegeven boekje van Tolstoj. Het heet Leven en dood, en bevat citaten die Tolstoj verzamelde tijdens zijn lectuur. Ik citeer:

Elke dag voorziet Tolstoj in een aantal citaten van de meest uiteenlopende (weliswaar haast uitsluitend mannelijke) denkers: Schopenhauer, Tsjechov, Marcus Aurelius, John, Milton, maar ook Indiase mystici, Perzische dichters en (vaak onbekende) boeddhistische filosofen.

     Zou de recensent beseffen dat hij of zij met de toevoegingen tussen haakjes een wel erg provinciale kijk op cultuur laat zien, waarvan de ene toevoeging weliswaar meer de lachlust opwekt dan het tweede. 


Palestine is everywhere
     Laatst wees ik erop dat de slagzin ‘Global Palestine’ doet denken aan de oude leuze: ‘Een, twee, vele Vietnams.’ Maar nu vond ik een slagzin die er nog meer op leek: ‘Palestine is everywhere.’ Het was de titel van een boek die ik in een boekenwinkel zag staan. Ik was verbaasd over de grote hoeveelheid links-theoretische boeken er vandaag gepubliceerd worden.

 

Overheidsbeslag
     Je kunt een chatbot gebruiken om moeilijke vragen te laten beantwoorden, maar dan moet je veel geduld en kritische zin hebben, en blijven doorvragen over inconsistenties. Maar iemand die niet veel weet, zoals ik, stel ook voortdurend makkelijke vragen, waarop ik een snel antwoord wil krijgen. Een van de weinige cijfers die ik uit mijn hoofd ken, is dat van het overheidsbeslag in België. Dat bedraagt 54 procent.  Maar als ik dan ergens lees dat de belastingsdruk bij ons 43 % bedraagt, dan wil ik graag het verschil tussen die twee cijfers begrijpen. Bij Grok word ik op mijn wensen bediend. De belastingdruk bestaat uit alle belastingen plus sociale bijdragen. Het overheidsbeslag bestaat uit alle uitgaven van de overheid. In cijfers (2023-2024)

  • Totale belastingen + sociale bijdragen                                           43 % van bbp
  • Andere ontvangsten                                                                            3-4 % van bbp
  • Begrotingstekort                                                                                  5-6 % van bbp 
  • Samen: totale ontvangsten = totale uitgaven                                53-54 % van bbp.

     De cijfers kloppen niet helemaal, maar ik ben tevreden met de grote lijnen. Ook kom ik te weten wat die ‘andere ontvangsten’ zijn:  dividenden op aandelen (Proximus, bpost, Belfius …), verkoop van overheidsactiva (gebouwen, vergunningen, 5G-veilingen …), boetes, retributies, erfpacht, loterij, rente-inkomsten …
     Uiteraard is die 54 % overheidsbeslag een gemiddelde. Kleinverdieners betalen bijna geen inkomensbelasting en enkel RSZ-bijdragen, BTW en taksen. De middenklasse draagt gemakkelijk 60 tot 70 procent van het inkomen af.


Decadente en economische rijkdom
     In de klassieker Once Upon a Time in the West komt een typische robber baron voor die met misdaad en geweld een spoorwegproject uitvoert. Hij is op twee manieren rijk. Hij leeft in een decadent-luxueuze treinwagon en hij bezit de spoorweg. Dat eerste soort rijkdom wekt mijn weerzin op, want ik vergelijk die instinctief met de miserie van de mensen die aan de spoorweg werken. Maar die treinwagon is economisch irrelevant, het is maar een heel klein deeltje van zijn rijkdom.
      Het tweede soort rijkdom, die spoorweg, is economisch wel relevant en maakt bijna zijn hele bezit uit.  Maar soort rijkdom wekt mijn weerzin niet op, want ik heb eigenlijk liever dat zo’n robber baron de spoorweg bezit dan de staat. Uiteraard, in die tijd begingen de robber barons grote misdaden, en ze verdienden het om daarvoor opgehangen te worden, maar de leiders van de staat in die tijd begingen ook grote misdaden, ondere andere tegen de native Americans, en ze verdienden het ook opgehangen te worden, zeker als je het vanuit onze morele normen bekijkt.


Pfas in het kraantjeswater
     Journalisten die over Pfas in het kraantjeswater moeten schrijven, zitten in een moeilijk parket. Ze moeten kiezen tussen twee scholen van politieke correctheid. Enerzijds behoren ze tot wat Steven Pinker noemt the carcinogen-du-jour school of journalism. Maar anderzijds hebben ze de morele taak op zich genomen om hun lezerspubliek uit te leggen hoe gezond en hoogstaand het niet is om kraantjeswater te drinken. Ze staan voor de moeilijke keuze tussen een alarmistische aanklacht en opvoedende preek? Het resultaat is dan een zeldzaam genuanceerde berichtgeving over de drempelwaarden, en de raad om geen kraantjeswater te gebruiken voor babyvoeding. Maar van een paar glaasjes Pfas-water gaat een volwassene niet dood, zoals Jean-Luc Dehaene niet dood ging van een dioxine-kip op de barbecue. Hij verloor er alleen de verkiezingen door.