Het sluitstuk van Loobuycks betoog is het hoofdstuk over ‘combinatiedenken’. Die manier van denken, of liever van discussiëren, zou volgens de auteur een middel kunnen zijn om het maatschappelijk debat te depolariseren.
Geen nieuwe manier van denken
     Combinatiedenken is, in tegenstelling tot wat de naam laat vermoeden, geen nieuwe manier van denken. Het is geen polylogisme, geen ‘dialectische’ logica waarin A en -A allebei tegelijk waar kunnen zijn. Het is geen methode waarbij de botsing van these en antithese tot een gelukzalige synthese leidt. Loobuyck is een leerling van J.S. Mill en John Rawls, en dat waren geen jongens van de relativistische logica.
Logische consistentie
     Toegegeven, hier en daar laat Loobuyck enig relativisme doorschemeren, zoals in zijn verwijzing naar het essay van Leszek Kolakowski ‘How to be a conservative-liberal-socialist’. De Poolse filosoof geeft een faire samenvatting van de liberale, conservatieve en socialistische doctrine en besluit: ‘So far as I can see, this set of regulative ideas is not self-contradictory.’ Zo’n conclusie is aan mij niet besteed. Daarvoor is mijn behoefte aan logische consistentie te groot.
Populisme en consistentie
     Er is een verschil tussen ogenschijnlijke en echte consistentie. Linkse en rechtse populisten lijken consistenter dan het schipperende politieke midden. In werkelijkheid doen populisten logisch tegenstrijdige beleidsvoorstellen louter omdat die populair zijn bij hun aanhang. Ze zouden bij wijze van spreken een budget in evenwicht brengen door minder belastingen te heffen en meer uit te geven. 
Denken of discussiëren
     Combinatiedenken zoals Loobuyck het voorstelt gaat, zoals ik al zei, meer over een manier van discussiëren dan over een manier van denken. De discussie moet vrij zijn – zoals Mill beargumenteerde – en in een deliberatieve democratie moet ze het compromis omarmen in de vorm van een liberaal-conservatief-socialistische beleid, of in de vorm van een afwisseling tussen die drie verschillende soorten van beleid.
Het voorbeeld van de godsdienst
     Loobuyck heeft als voorbeeld van combinatiedenken zijn eigen houding tegenover de godsdienst. Hij is overtuigd atheïst, maar tegelijk is hij bereid om een mogelijke positieve maatschappelijke rol van de godsdient in de samenleving te erkennen. Tussen die twee meningen is er uiteraard geen logische tegenspraak. Het is juist omgekeerd. Het is onlogisch om uit het bestaan van God een positieve maatschappelijke rol van de godsdienst af te leiden, of om uit de positieve maatschappelijke rol van de godsdienst het bestaan van God af te leiden.
     De belangrijkste conclusie is dat we niet té snel tegenspraken moeten ontdekken in het discours van een tegenstander. 
Het voorbeeld van het atheïsme
     Met het atheïsme is het een andere zaak. Het lijkt mij moeilijker om hier de door Loobuyck geprezen ‘perspectivistische lenigheid’ te beoefenen. Je kunt vanuit bepaalde premissen logisch concluderen dat God moet bestaan, en je kunt vanuit andere premissen logisch concluderen dat God niet bestaat, of dat je het niet kunt weten. Kun je hier op een of andere manier die drie conclusies ‘combineren’? 
     Van Betrrand Russell wordt verteld dat hij tijdens een wandeling in zijn jeugd af en toe halt hield en uitriep: ‘Ja, Hij bestaat.’ Om dan vijf minuten later en enkele honderden meter verder uit te roepen: ‘Wacht, nee, Hij bestaat niet.’ Hij dacht nu eens het ene, en dan weer het andere, maar niet de twee tegelijk. Robert Nozick daarentegen noemde zichzelf ooit ironisch een ‘driekwart atheïst’. Hij was er toen van overtuigd geraakt dat je tegenstrijdige gedachten in je hoofd kunt laten rondspoken, zonder er onmiddellijk de logica als scheidsrechter bij te halen.
Literatuur
      In de literatuur kan men ontsnappen aan de harde logica van A en niet-A die elkaar uitsluiten. Men speelt dan een spel met A en niet-A, door een essay te verrijken met een ironische toon of met paradoxale aforismen, door in een toneelstuk personages op te voeren die elkaar tegenspreken, door in een roman een personage op te voeren dat zichzelf tegenspreekt, door een sonnet na volta een andere richting uit te sturen.
‘Perspectivistische lenigheid’
     In discussies is het nuttig om je in de plaats van je opponent te kunnen verplaatsen. En bekende oefening is dat je in staat zou moeten zijn om de mening van je opponent onder woorden te brengen op een manier die voor de opponent aanvaardbaar is. Dat is de eerste voorwaarde om tijdelijk het perspectief van de opponent te kunnen innemen. Met perspectief wordt bedoeld: de directe belangen van je opponent, zijn waardenhiërarchie en zijn axioma’s over hoe de wereld causaal in elkaar zit. 
Scepticisme en intellectuele bescheidenheid
     In elk geval lijkt combinatiedenken makkelijk te rijmen met een gematigd scepticisme: de overtuiging dat de waarheid bestaat, dat het moeilijk is om ze te vinden, en dat het onwaarschijnlijk is dat jij, of je partij, ze al gevonden heeft.
Betweterij en fanatisme
    Er zijn twee soorten fanatiekelingen: zij die over alles een onwrikbare mening hebben en zij die op één gebied een onwrikbare mening hebben. In de communistische beweging was het een traditie om over álles een uitgesproken mening te hebben. Nog voor Lenin aan de macht was gekomen, schreef hij een boek over wetenschapsfilosofie, en wie het er niet mee eens was, werd uit de partij gezet. Bertolt Brecht, zelf een communist, schreef ooit spottend dat de communistische partij eens een lijstje moest opstellen van vragen waar ze géén antwoord op had.
      Het fanatisme om over alles een mening te hebben, vind je vooral bij leden van politieke partijen of informele groepjes op de sociale media. Veel van die mensen zouden hun voordeel kunnen doen met de raad van Brecht, en toegeven dat er wel wat zaken zijn waar ze géén kaas van hebben gegeten. Het is geen schande om over iets geen mening te hebben of om je oordeel op te schorten bij gebrek aan voldoende kennis.
     Maar het strafste fanatisme vindt men bij degenen die vooral één zaak zijn toegedaan: veganisme, de Palestijnen, de Covid-vaccins … Aan hen kun je moeilijk vragen om hun oordeel op te schorten. Hun oordeel over die kwestie is de om zo te zeggen de reden van hun bestaan. Je kunt alleen vragen dat ze andere meningen aanhoren en dat ze die niet onmiddellijk verwerpen. 
Gelijk hebben of gelijk krijgen
     Loobuyck stoort zich aan politieke debatten waarop de deelnemers er meer op uit zijn om gelijk te krijgen dan om naar elkaar te luisteren en samen de waarheid te achterhalen. Maar daar dienen die debatten niet voor. Verantwoordelijke politici hebben op voorhand hun mening bepaald en ze kennen op voorhand de mening en de argumenten van hun tegenstanders. Die openbare debatten zijn een machtspel, een poging om stemmen te ronselen die in een democratie een machtsbasis vormen. Je kunt alleen hopen dat ze dat machtspel spelen met zoveel mogelijk redelijke argumenten en zo weinig mogelijk valse emotie.
      Wel is het mogelijk dat een politicus na verloop van tijd van mening verandert. Men noemt zoiets dan vooruitschrijdend inzicht. Dat zal nooit het rechtstreeks gevolg zijn van een openbaar debat. Wellicht heeft een politicus vastgesteld dat een bepaald idee niet praktisch is,  niet aanslaat bij de bevolking, of meer nadelen dan voordelen oplevert, en heeft hij als een grote jongen zijn eigen conclusies getrokken.
Discussies en besluitvorming
     Binnen bestuursorganen wordt ook gediscussieerd, maar dat verloopt hopelijk anders dan op een openbaar debat. Ik hoop dat Bart De Wever op kabinetsvergaderingen niet discussieert als op een verkiezingsdebat. Misschien is dat ook de reden dat hij vaak de voorkeur geeft aan tête-à-tête gesprekken met partijvoorzitters en leden van het kernkabinet.
      Ook bij dat soort discussies is de voornaamste betrachting niet om de waarheid te achterhalen of om elkaar te overtuigen. Er wordt gezocht naar een werkbaar compromis, wat ook een vorm van machtsspel is. Maar dat spel kan op verschillende manier worden gespeeld. Loobuyck geeft een aardig voorbeeld hoe de discussies in zijn gezin verlopen als een vakantiebestemming moet worden gekozen. Men geeft zo'n discussie de tijd en men laat de verschillende mogelijkheden in het hoofd van de gezinsleden rondspoken. Dan kan het gebeuren dat er schijnbaar vanzelf een consensus tot stand komt. Men kan het vergelijken met een rijpingsproces.
Ideologische ontmijningsdienst
     Als we ervan uitgaan dat er altijd onverzoenlijke ideologieën zullen bestaan, kan het goed zijn om enkele methodes achter de hand te hebben om ideologische discussies te ontmijnen. De eerste methode bestaat erin om de discussie te ontdoen van haar dramatische aspecten, en vooral van de vraag wie de schuldige is dat een bepaalde toestand ontstaan is. De remedie is nuchterheid, feiten en cijfers, en vooruitkijken. De tweede methode bestaat erin om de discussie in pragmatische termen samen te vatten: een afweging van voor- en nadelen. Loobuyck wijst in dit verband op de trade-offs en neveneffecten die inherent zijn aan beleidsmaatregelen.  

 


