dinsdag 23 december 2025

Boetes voor bellende fietsers, e.a.


Boetes voor bellende fietsers
     Als ik iets hoor of lees over boetes voor bellende fietsers, voel ik mij altijd aangesproken. Als fietser laat ik namelijk altijd mijn bel rinkelen wanneer ik een andere fietser inhaal. Maar het gaat dus om iets helemaal anders. Het gaat om meestal jonge mensen die telefoneren met hun mobieltje terwijl ze, vaak zonder handen, aan het fietsen zijn. En meestal zijn ze niet eens aan het telefoneren, maar aan het scrollen.
      Nu is er een hele discussie over het beboeten van die telefonerende fietsers. Moeten die boetes even hoog zijn als die voor autobestuurders? De Fietsersbond pleit voor lagere boetes:

We zijn al langer vragende parij voor een soort gelaagdheid van boetesysteem, al naargelang het risico dat je veroorzaakt. Nu krijg je als fietser dezelfde boete als een vrachtwagenchauffeur die al rijdend op zijn gsm bezig is, wat een veel groter risico inhoudt.

      Dat is de zwakke-weggebruiker-filosofie waar ik weinig sympathie voor heb. Sociaal filosoof Levrau grijpt de kwestie aan om een bredere morele kwestie aan te kaarten.

 Dat [standpunt van de fietsersbond] is vanuit consequentialistisch oogpunt allicht correct en verdedigbaar – hoewel bellende fietsers natuurlijk ook zware gevolgen kunnen hebben. Vanuit de deontologie is het een problematische uitspraak. De wet is de wet, en die geldt voor iedereen. Ik sluit me meer aan bij dat deontologische standpunt … Wat op het spel staat, is hetzelfde gedrag.  Door het bellen – door fietser, automobilist of vrachtwagenbestuurder – verdwijnt de aandacht voor de verkeerssituatie. De aard van de overtreding is telkens dezelfde. Wie de boete laat variëren met de potentiële schade, straft niet het normschendende gedrag zelf, maar het toeval van de context en voertuig.

     Ik heb geen mening over de gelaagde boetes maar wel over de argumentatie van Levrau. Hij heeft nochtans een stevige filosofische traditie aan zijn kant. Bij het beoordelen van een daad moet men niet kijken naar de gevolgen, maar naar de intentie of nalatigheid van de dader. De fietser en de vrachtwagenchauffeur begaan dezelfde ‘zonde’. Er is geen gradatie in het kwaad*. Zoals Jezus zei ‘Maar Ik zeg u dat zo wie een vrouw aanziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan.’  (Matthéüs 5: 28).
      Toch maakt Levrau ook enkele foutjes. Hij schrijft ‘wet is wet’, maar dat is naast de kwestie. Natuurlijk moet de wet gerespecteerd worden, maar de vraag was of de wet zelf nuances moest aanbrengen. Hij betrekt er de ‘homo economicus’ bij die hij interpreteert als een egoïst die uitrekent of het volgen van een bepaalde regel hem voor- of nadeel oplevert. Maar dat is niet de moraal van de ‘homo economicus’; het is de moraal van de maffia (en van de maffioso in elk van ons). De homo economicus handelt binnen de wet, omdat hij dan ook hetzelfde kan eisen van zijn medeburgers.  De homo economicus vindt de gedachte onverdraaglijk dat bijna iedereen bijdraagt aan de verkeersveiligheid terwijl een minderheid zich dankzij die algemene veiligheid allerlei roekeloos gedrag kan permitteren zonder al te veel risico te lopen. De homo economicus haat profiteurs omdat hij vreest dat er van hém zal worden geprofiteerd.
     Levrau klaagt aan dat er een bredere mentaliteit bestaat

 waarin regels woden gezien als hinderpalen die je mag omzeilen zodra men denkt dat het kan. Niet de regel zelf geeft nog richting, maar de individuele inschatting van risico’s en gevolgen.

     Die aanklacht is terecht. Maar dat heeft niets te maken met het feit dat de wet voor het ene misdrijf een zwaardere straf voorziet dan voor een andere, en dat daarbij grotendeels een consequentialistische logica wordt gehanteerd. Levrau doet dat trouwens zelf. Hij schrijft dat de sancties voor gsm-gebruik bij fietsers niet als overdreven moeten worden beschouwd ‘te meer omdat de pakkans van fietsers al lager ligt dan bij automobilisten.’ Dat is consequent consequentialisme. Een straf moet dienen als afschrikking en daarvoor moet je de zwaarte van de straf vermenigvuldigen met de pakkans. Hoe kleiner de pakkans, hoe zwaarder straf. Ook een argument voor zware bestraffing van gsm-ende fietsers is volgens Levrau de ‘grotere sociale tolerantie ervoor.’ Dat is alweer consequentialisme: men hoopt door zwaardere straffen een mentaliteitswijziging te weeg te brengen.
      Het is trouwens met dát soort argumenten dat Levrau heeft mij bijna overtuigt. Het zijn zijn meer algemene argumenten die mij doen twijfelen:

 [Dat misprijzen van regels] past in een samenleving waarin efficiëntie, snelheid en individuele vrijheid centraal staan. De mens wordt zo iemand die voortdurend kosten-baten analyses maakt. ‘Wat levert het op en wat kan er misgaan.’

     Maar die kosten-baten analyses zijn overmijdelijk. In ons land is het toegelaten om tijdens het fietsen met oortjes naar muziek te luisteren. Mijn zoon deed dat, tot mijn grote frustratie. Hij maakte daarbij de afweging dat de vergrote kans op een ongeluk niet opwoog tegen het plezier dat hij haalde uit het beluisteren van muziek. Dat is een kosten-baten analyse. Er zijn chauffeurs die in de auto naar podcasts luisteren. Misschien komt er ooit een breed onderzoek waarin bewezen wordt dat zoiets slecht is voor de verkeersveiligheid. Moet men dan het luisteren naar podcasts verbieden? De wetgever die van het onderzoek kennis neemt zal daarover heel consequentialistisch redeneren. Hoe gróót zijn de risico’s van dat podcast beluisteren? Met hoeveel nullen begint het getal waarin dat risico wordt uitgedrukt? En ook: kan een verbod op dat beluisteren worden afgedwongen? Kunnen overtredingen of gecontroleerd? Want regels die niet kunnen worden afgedwongen, waarvan de naleving niet kan worden gecontroleerd, die tegen een normale kosten-baten analyse ingaan, of die ingaan tegen de sociale tolerantie, ondermijnen het gezag van regelgeving in het algemeen. Zelfs de meest overtuigde deontoloog moet met deze consequentie – jawel – rekening houden.
     Ik schreef hierboven dat ik geen mening heb over ‘gelaagde boetes’. Dat is niet helemaal waar. Ik heb daar wel een mening over, net zoals over het gedrag van voetgangers, fietsers, autobestuurders, vrachtwagenchauffeurs enzovoort. Maar ik houd die dit keer voor mij. Wie vaker op de sociale media komt, heeft zulke meningen, zeker al zien passeren. Ze zijn meestal gelardeerd met kleurrijke woorden en persoonlijke anekdotes. 

Economische democratie’?
      Robrecht Vanderbeeken is én vakbondsverantwoordelijke (ACV) én filosoof én hij plaatst een opiniestuk in De Standaard (23/12). Dan weet ik ik hoe laat het is. Vanderbeken vermeldt ergens dat de Belgische vakbonden bijna 3 miljoen leden hebben, terwijl de meeste politieke partijen fors leden kwijtraken. Hij concludeert daaruit dat ‘mensen hun vertrouwen in onze politiek verliezen, veeleer dan in de democratie zelf.’ Als ik heel diep zou nadenken, zou ik die redenering misschien als een categoriefout kunnen duiden, maar ondertussen ben ik zeker dat hier appels met peren vergeleken worden. Ik was als leraar zelf lid van het ACV en ik kan Vanderbeeken verzekeren dat dat niks met mijn opvatting over democratie of politiek te maken had.
    
     Vanderbeeken beweert dat onze democratie slechts kan worden gered als we onze economie onder democratische controle krijgen. In de DDR schrijft hij was de economie ‘wel publiek bezit, maar het democratisch bestuur ervan was een leugen.’ Hij lijkt die afwezigheid van democratie in een communistische staat als een toevallig kenmerk van de communistische staat te beschouwen. Nochtans bevat zijn stuk een aanwijzing van het tegenovergestelde. Hij schrijft:

Het vertrouwensverlies ligt weliswaar deels aan de zwakte van de democratische bestuursvorm … Je hebt verschillende bevolkingsgroepen met hun eigen belangen en verlangens die onderling onverzoenbaar zijn.

     Maar die onverzoenbare eigen belangen en verlangens bestaan dus ook in een staat waar de economie publiek bezit is. En als je die belangen moet verzoenen in één algemeen plan, met alle moeilijkheden die daarbij komen kijken, is de autoritaire verleiding sterk. In een liberale economie zijn er onverzoenlijke of schijnbaar onverzoenlijke tegenstellingen tussen grootwarenhuizen en kruideniers, tussen kleerwinkels en webshops, tussen boekhandels en bol.com, tussen bioscoopeigenaars en streamingsdiensten, tussen producenten die graag hoge prijzen zouden willen aanrekenen en consumenten die die prijzen liever laag hebben, tussen bedrijven die veel willen exporteren, en bedrijven die veel moeten importeren*. Soms vindt men creatieve oplossingen, soms gaan bedrijven failliet. Maar als men dat allemaal langs politieke weg wil regelen dringt, worden de ruzies steeds heviger, de compromissen steeds ingewikkelder en de roep om een autoritair beleid steeds groter**.
     Wij zijn gewoon geraakt aan een politiek bestel dat belooft onze economische problemen op te lossen. Maar dé oplossing bestaat niet. Die ziet er voor elke ‘bevolkingsgroep’ anders uit. Hoe meer economisch hooi het politieke beleid op de vork neemt, hoe groter het aantal ontevredenen. Vanuit liberaal standpunt is het dan beter om minder hooi op de vork te nemen. Dan zal er nog altijd ruzie genoeg zijn die we geciviliseerd moeten proberen uit te vechten. 


* De lezer zal opmerken dat ik hier het probleem van de ‘herverdeling’ tussen haakjes plaats. Of, hoe en in welke mate die herverdeling door het politieke beleid moet worden aangepakt, is een andere vraag.
** Dat is de redenering die Hayek uitwerkt in The Road to Serfdom.

maandag 22 december 2025

BDW = Trump? e.a.


BDW = Trump?
      Er is niets delicaters dan het maken van een vergelijking. Er zijn altijd tientallen redenen waarom twee willekeurige zaken op elkaar gelijken, en tientallen redenen waarom ze verschillen. Het verschil tussen een gepaste en ongepaste vergelijking is dan ook haast niet onder woorden te brengen. Mijn leerlingen van het vijfde middelbaar moesten op het examen soms twee gedichten vergelijken. Ik had hen gewaarschuwd: ‘Denk goed na over wat ik als leraar interessant kan vinden. Dat het ene gedicht 22 en het andere 24 verzen telt, zal je geen punten opleveren.’
 
     Ik heb eergisteren iets geschreven over het ironisch-sarcastische antwoord dat Bart De Wever gaf aan een journalist van Politico. De Franse journalist Jean Quatremer, België-correspondent voor Libération, heeft op dat antwoord van Bart De Wever een striemende repliek op de socials geplaatst.

La façon dont Bart De Wever a traité mon confrère de Politico cette nuit est un pur scandale. C’est un mélange d’Orban et de Trump, tout en méchanceté et en haine contrairement à ce qu’il affirme. Le Premier ministre belge a toujours été allergique à la critique, il le confirme. A une question, en anglais, de mon confrère, il lance, lui aussi en anglais : « Ah, Politico ! Vous avez publié de très beaux articles avec de très beaux titres, affirmant que j’étais l’actif le plus précieux de la Russie. J’aime beaucoup celui-là. Je m’en souviendrai. Mais allez-y, posez quand même votre question, parce que, comme je l’ai dit, un vrai politicien dépasse ses émotions, même si ces émotions sont de la pure colère, de la vengeance et peut-être même de la violence. Mais allez-y. » Il conclut sa réponse par une plaisanterie qui résonne comme un aveu: « C’est bien, mais maintenant je dois aller à ma datcha à Saint-Pétersbourg, où mon voisin est Depardieu et de l’autre côté de la rue il y a Assad. Et je pense que je peux devenir maire de ce petit village. Ce sera peut-être votre titre. ».  Un démocrate ne devrait pas dire ça.     

       Zelf vond ik het antwoord van De Wever grappig, maar mensen verschillen nu eenmaal in hun gevoel voor humor, en in de politiek wordt dat gevoel ook nog eens beïnvloed door de eigen overtuiging. Het zou voor mij een onbegonnen werk zijn om aan Quatremer uit te leggen waarom hij zich in zijn vergelijking tussen de stijl van BDW en die van Trump vergist. Ik zie zelf ook wel een aantal gelijkenissen tussen De Wever en Trump. Als ik een beetje moeite doe vind ik ook gelijkenissen tussen Trump en Beethoven, en tussen De Wever en Jane Austen. Maar wat zeg ik in godsnaam tegen iemand die de opmerking van De Wever over zijn datsja bij Sint-Petersburg interpreteert als ‘une plaisanterie qui sonne comme un aveu’?
      Het enige wat ik kan doen is voor mijzelf proberen te verklaren hoe Quatremer tot zo’n onredelijke interpretatie komt. Er speelt geloof ik van alles mee: een slecht karakter, de Latijnse neiging tot emotionele hyperbolen, de solidariteit onder confraters, de extreme eurofilie van de correspondent, de voorkeur voor een plechtstatigheid à la Macron, en ten slotte het slecht aanvoelen van het Belgische politiek bedrijf zelfs na zoveel jaren in ons land verbleven te hebben. Maar het moet toch ook een elementaire botheid zijn waar geen kruit tegen gewassen is. 

                                                                        ***

     Nog ter attentie van Quatremer. Ik heb zojuist in een boekenwinkel wat gebladerd in de biografie BDW van Tom De Meester. Op de achterflap las ik volgende citaat van Valerie Van Peel: ‘Bart schrikt soms van zijn eigen uitspraken. Voor hem is het humor, maar hij weet niet altijd waar de grens ligt.’ Voor iemand als ik die graag eens lacht, is dat een goede zaak.
     In het boek zelf vond ik een interessant citaat van Lorin Parijs. Er wordt een vergelijking gemaakt met Dehaene, die als devies had om nooit op hypothetische vragen te antwoorden. De Wever is daarin anders:

Soms gaf hij interviews aan journalisten waarna ik moest zeggen: ‘Bart het is niet de bedoeling dat je hier heel onze strategie op straat gooit, hé. Waarom zeg je dit nu?’ Zijn antwoord was dan: ‘Ja maar, die heeft dat gevraagd.’ Als je naast Bart gaat zitten, antwoordt hij echt. Dat is een deel van zijn sterkte, maar je moet daar nu ook niet in overdrijven. 

     Ik heb zelf in mijn stukjes al enkele keren op die eigenaardigheid van De Wever gewezen. Hij lijkt op een leerling die trots is omdat hij het antwoord op de gestelde vraag kent. Hij heeft trouwens, tussen het sarcasme door, ook de vraag van de Politico-journalist inhoudelijk beantwoord.


Jane Austen
     Op 16 december vierden Janeites de 250ste geboortedag van de schrijfster. De zeer belezen Dirk Ooms plaatste op zijn FB-pagina een fragment van W.H. Auden dat ik niet kende (of vergeten was). In het fragment is ‘you’ de schandaalauteur Lord Byron en ‘she’ Jane Austen.

        You could not shock her more than she shocks me;
        Beside her Joyce seems innocent as grass.

     Ik voel precies wat Auden bedoelt. Joyce is een naïeve romanticus die zichzelf heeft moeten overwinnen om de werkelijkheid te zien zoals ze is. Hij wil die overwinning op zichzelf heel graag laten blijken. Maar Jane Austen lijkt als een keiharde realiste geboren te zijn. Ze voelt geen behoefte om illusies te bestrijden. Illusies zijn haar speelgoed. 


Elchardus en de vrije meningsuiting
     Mark Elchardus schreef een schitterende stuk op Doorbraak ter verdediging van de vrije meningsuiting*. Die wordt vooral bedreigd door wetgeving van 1981 om ‘aanzetten tot haat’ te bestrijden. Elchardus neemt vooral aanstoot aan de gebrekkige evaluatie van de wet. Er werd een evaluatiecommissie ingesteld  die in 2022 een eindverslag indiende. Daarin stond dat er onvoldoende gegevens waren om de doeltreffendheid van de wet te beoordelen, maar stelt tegelijk voor om de middelen uit te breiden om de wet af te dwingen. Elchardus stelt daarbij een aantal vragen die een uitgangspunt kunnen zijn voor onderzoek, bezinning of debat.

  • Waarom moet eenzelfde misdaad zwaarder gestraft worden als hij uit ‘haat’ werd gepleegd?
  • Hoe kan een rechter oordelen dat een misdrijf uit ‘haat’ werd gepleegd?
  • Hoe kan een rechter oordelen dat een boodschap daadwerkelijk ‘aangezet’ heeft tot ‘haat’?
  • Heeft een mens niet het recht om te ‘haten’, zolang hij geen geweld pleegt of discrimineert? 
  • Waarom schrijft de commissie dat een ‘haatboodschap’ schadelijker is dan de discriminatie zelf? Is ‘boem’ roepen erger dan iets in de lucht blazen?
  • Waarom introduceert de evaluatiecommissie de modieuze begrippen als ‘cyberhaat’ en ‘intersectionaliteit’? 
  • Is het redelijk, zoals de commissie vraagt, om slachtoffers van ‘intersectionele discriminatie’ te vergoeden voor elk kenmerk van het slachtoffer?** 
  • Waarom moeten, zoals de commissie vraagt, niet alleen slachtoffers maar ook actiegroepen het recht krijgen procedures tegen ‘haatboodschappen’ op te starten? 
  • Hoe gevaarlijk is de evolutie om drukpersmisdrijven in verband met racisme te laten behandelen door correctionele rechtbanken in plaats van door een traditionele jury?
  • Dienen boodschappen op de sociale media niet dezelfde bescherming – persvrijheid – te krijgen als die in de traditionele media?
  • Hoe rechtvaardig is het om sociaal zwakke mensen die zich onhandig uitdrukken gerechtelijk te vervolgen?

     Ik heb op elk van die vragen een onmiddellijk antwoord klaar dat teruggaat op de absolute prioriteit van het vrije woord. Elke inhoudelijke beperking van het vrije woord zie ik als een hellend vlak. Het antwoord van Elchardus gaat in dezelfde richting, maar is minder dogmatisch.

De antidiscriminatie-wetgeving is aan herevaluatie toe. Begrippen als ‘haat’, ‘haatboodschap’ en ‘haatmisdrijf’ moeten uit de wetgeving verdwijnen. De wet moet specificeren onder welke omstandigheden kan worden besloten dat een uitspraak ‘aanzet tot’ discriminatie of geweld. Er moet degelijke evidentie zijn: een aangetoond statistisch verband tussen dezelfde of gelijkaardige uitspraken en de gevreesde gevolgen, redelijke aanwijzingen dat de persoon die de woorden zegt of schrijft voldoende invloed heeft om de gevolgen te veroorzaken.

     Wie zoals ik het argument van een hellend vlak gebruikt, weigert een grens te trekken. Elchardus wil die grens wel trekken, door nauwkeurig de gevolgen af te wegen. Als een statistisch verband kan worden aangetoond tussen bepaalde uitspraken en bepaalde gevolgen, dan kan vervolging worden ingesteld of een veroordeling worden uitgesproken.
      Hij doet mij hier denken aan het ‘consequentialisme’ van Etienne Versmeersch die vond dat men altijd de gevolgen moest afwegen. Eerst vond Vermeersch dat pedofilie niet noodzakelijk strafbaar moest zijn. Later veranderde hij van mening toen een statistisch verband kon worden aangetoond tussen pedofilie en daaruit volgende psychologische trauma’s. Herman De Dijn ging daar niet mee akkoord. Het verbod op pedofilie kon beter als een onaantastbaar taboe worden beschouwd, zei hij.
      In de kwestie van vrije meningsuiting volg ik instinctief de dogmatische logica De Dijn. Maar ik ben blij dat ik in Elchardus een medestander heb die de consequentialistische logica toepast. In een democratie komt je daar een stuk verder mee. 


Het Doorbraak-stuk van Elchardus staat hier

** Men kan het juridische probleem rond intersectionele discriminatie als volgt samenvatten: ‘Moet een allochtone lesbische bejaarde bij discriminatie vier keer vergoed worden: als vrouw, als allochtoon, als lesbienne en als bejaarde?’


zaterdag 20 december 2025

Een onverwachte uitkomst


** 
De foto van Bart De Wever omringd door vier respectvolle Europese leiders komt vier jaar te vroeg. Net voor de verkiezingen zou die hem vijf procent extra stemmen hebben opgeleverd. Het onbegrijpelijke is dat die foto genomen werd vóór de Europese ommezwaai, terwijl hij perfect de toestand van ná de ommezwaai weergeeft.  

** 11 jaar geleden, toen ik stukjes begon te schrijven, heb ik meteen mijn sympathie voor Bart De Wever openbaar gemaakt. Ik heb toen ook aangegeven wat een van de belangrijkste verschillen was tussen hem en mij. Ik heb heel weinig killer instinct.    

 ** Bij verkiezingen en moeilijke regeringsonderhandelingen houd ik altijd mijn hart vast. Zal De Wever slagen in zijn opzet? Ik ben dan zenuwachtig. Bij de laatste verkiezingen heb ik de televisie maar aangezet toen het duidelijk was dat N-VA gewonnen had. Maar dit keer was ik niet zenuwachtig, maar nieuwsgierig. Ik was er gerust in dat er hoe dan ook steun voor Oekraïne zou komen. Bij het meest waarschijnlijke scenario, de semi-confiscatie van de Russische tegoeden zouden de risico’s hoe dan ook gespreid worden. De oppositie zou roepen dat het een schande was, maar dat is hun rol. Ook geloofde ik half wat professoren als Stiglitz en  Gerard Roland vertelden: dat de risico’s niet eens zo groot waren. Dat Paul De Grauwe en Hendrik Vos dat ook zeiden, deed mij dan weer twijfelen.

** Achteraf – ik herhaal: achteraf – kan iedereen ongeveer zien wat de strategie van De Wever is geweest: de twee mogelijkheden openhouden, de toekomstige afloop als onzeker voorstellen, voorzichtige uitspraken doen met af en toe een schijnbaar onhandige provocatie. Het zijn politieke kunstjes die iedereen kan leren. Doorslaggevend moeten echter morele en intellectuele kwaliteiten geweest zijn: ijzeren wilskracht, geduld, teamwork, diplomatie, mensenkennis, analytisch vermogen, inschatten van krachtsverhoudingen, en ten slotte: moeizaam opgebouwde dossierkennis. Ik vermoed dat De Wever het technische dossier ondertussen beter kende dan specialisten als Stiglitz, Roland, en De Grauwe. Dát overwicht moet op de Europese top verpletterend geweest zijn: de meeste regeringsleiders wisten natuurlijk van toeten noch blazen, en de antagonisten Mertz en Von der Leyen zijn in dit dossier toch meer mensen van de grote lijn dan van de details. 

** Ik heb jarenlang met veel plezier de commentaren van Peter Mijlemans gelezen omdat hij daarin altijd zo heerlijk de plank missloeg. Maar sinds ik twee jaar geleden van Het Nieuwsblad naar De Standaard ben overgeschakeld, ben ik deze senior writer wat uit het oog verloren. Zijn commentaar op de vooravond van het akkoord ben ik nu wel talloze keren tegengekomen op FB en X.com. ‘De Wever heeft zijn eigengereide, koppige taktiek. In België werkt dat, in Europa niet.’ Het was een aangenaam weerzien. 

** Hoe zet je zo’n blunder de dag nadien recht. Mijlemans zijn commentaar van 20 december heeft als titel: ‘Gegokt en gewonnen.’ Dat is juist als hij het over De Wever heeft; over zichzelf had hij moeten schrijven ‘Gegokt en verloren.’ Verder zinnetjes als ‘De EU blijft een raar beestje … Donderdagavond zag het er nochtans helemaal anders uit … De Wever had nog één bondgenoot over: Victor Orbán … De Wever hield voet bij stuk omdat hij het vrijmaken [sic] van de miljarden een te groot risico vond. Of dat ook effectief zo is, zullen we nooit weten.’ En dan ruiterlijk: ‘Het plan dat er onder druk van de premier kwam, is een eerbaar compromis.’

** Er zit ook geopolitiek kantje aan het nieuwe akkoord. Volle steun aan Oekraïne, maar zonder triomfalisme dat het vredesproces kan bemoeilijken.

** Ik geef het toe, lezer, dat ik gisteren, in plaats van zelf vlijtig een stukje te schrijven, uren heb zoekgemaakt met het lezen van commentaren op De Wevers tour de force. Het was verslavend. Hoe meer ik dergelijk commentaren likete, hoe meer er verschenen. 

** Het meeste plezier beleefde ik aan de commentaren van degenen die De Wever niet zo gunstig gezind zijn en die ruiterlijk toegaven dat de premier iets voor elkaar had gekregen. Ik zag nogal wat van die commentaren voorbijkomen van Vlaams Belang-sympathisanten – alhoewel in die hoek natuurlijk de negatieve commentaren overheersten. Het commentaar van Eeckhout in De Morgen mocht er ook zijn. ‘Europa mag Bart De Wever dankbaar zijn. Weinigen hadden dat tot een jaar geleden verwacht. Ik ook niet.’ Verder schrijft hij dat het ‘belangrijker is dat de Belgische premier gelijk heeft dan dat hij uiteindelijk ook gelijk kreeg.’ Dat is waarheid, en dat is wijsheid, maar het het is het tweede, het onverwachte, het spectaculaire dat mij een milde roes van opwinding bezorgde.

** De persconferentie eindigde met een vraag van Politico. Voor wie het filmpje niet gezien heeft, het ging als volgt. De journalist stelde zich voor, waarop De Wever sarcastisch antwoordde. 

Ah, Politico! Jullie hebben enkele mooie artikels gepubliceerd, met enkele hele mooie titels. Beweren dat ik Ruslands waardevolste troef werd. Dat ik Ruslands belangrijkste troef zou zijn. Die vond ik heel goed. Die ga ik onthouden. Die ga ik zeker onthouden. Maar ga toch maar door met je vraag. Want echte politici zetten hun emoties aan de kant, zelfs wanneer het om pure woede, wraak en misschien zelfs geweld gaat.

     Daarna stelde de journalist de vraag of het Belgische verzet en het akkoord met opt-outs geen gevaarlijk precedent zet voor de Europese besluitvorming in de toekomst, omdat het akkoord er kwam met slechts een deel van de lidstaten. De Wever antwoordde 

 Uiteindelijk hebben we unaniem beslist. Het was een unanieme beslissing met drie opt-outs, maar zelfs die lieten ons toe om de beslissing te nemen. Waar is dan de verdeeldheid? Er is altijd verdeeldheid aan de Europese tafel. Dit is Europa: 27 landen, met verschillende belangen, verschillende publieke opinies, dicht bij Rusland, ver van Rusland … We spelen niet allemaal in hetzelfde spel. Maar uiteindelijk is er de beslissing met unanieme steun. Oké? Nu moet ik naar mijn datsja in Rusland Sint-Petersburg vertrekken. Mijn buurman is Depardieu en aan de overkant van de straat woont Assad. Ik geloof dat ik op een dag burgemeester kan worden van dat kleine stadje. Misschien kan dat de titel van uw artikel zijn …

     Het is bewonderenswaardig dat De Wever op de vraag een correct en genuanceerd antwoord gaf op een nogal overbodige vraag. De journalist wist ook dat de beslissing met unanimiteit genomen was. En hij wist dat ook zonder het Belgische verzet de beslissing in verdeelde slagorde zou zijn genomen, met een zogenaamde gekwalificeerde meerderheid, waarbij minstens de drie landen die voor een opt-out kozen hadden tegengestemd.
     Ik las op de sociale media twee commentaren waarin Bart De Wever vanwege dat antwoord vergeleken werd met Trump, het ene van een zeer progressieve, het andere van een zeer conservatieve opiniemaker. 

** Dat Politico enkele weken geleden Bart De Wever een ‘Russian asset’ noemde, is één zaak. Comments are free. Maar de volgende kop vind ik lachwekkend. ‘European leaders failed to reach a deal to use frozen Russian assets to send billions of euros in financial aid.’ Hoe kan Politico zoiets schrijven nadat er unaniem gestemd werd om die ‘billions of euros in financial aid’ wél te zenden naar Oekraïne? Zoals Peter De Keyzer antwoordde: ‘Please rephrase: European leaders succeeded in showing strong unity by jointly borrowing for financial aid to Ukraine.
      Dat is het oude mopje. Jezus wandelt over het meer van Galilea en de dag erna staat in de Farizeese pers: ‘Zogezegde messias kan niet zwemmen.’ 

** Ik heb nooit, nooit, nooit de indruk dat de journalisten van de mainstream pers betaald worden door het ‘establishment’. Als ze aan stemmingmakerij doen komt dat door inteelt, politieke passie, betweterij, of door hun overtuiging dat journalistiek een moreel opvoedende taak heeft. Maar bij die van Politico twijfel ik. Gewone linksliberale journalisten hoeden er zich voor om al heroïsch tegen de stroom in te roeien. Ze letten een beetje op hun timing. Zie Mijlemans hierboven de dag erná. Maar Politico reageert als betaalde Russische trollen – maar dan in omgekeerde zin – men wijkt geen duimbreed af van het narratief: ‘It’s another win for Europe’s populists.’ Daarmee gooi je toch je eigen ruiten in?

Zie mijn eerste stukje over BDW: hier.

donderdag 18 december 2025

De Afspraak en Euroclear, e.a.


De Afspraak
en Euroclear
      
Aan de vooravond van de Europese top, op een moment dat heel België supportert voor premier De Wever, had De Afspraak twee experts uitgenodigd die vinden dat België beter toegeeft aan de Europese druk. De eerste was Michelle Haas, gespecialiseerd in internationale en Europese politiek en de tweede was Paul De Grauwe, een bekende professor in de economische wetenschap. Geen van de twee is een specialist in financieel recht – zoals bijvoorbeeld Veerle Colaert dat is – en geen van de twee kon dus een expert opiniongeven over de vraag welke risico’s België nu precies liep bij de semi-confiscatie van de Russische tegoeden bij Euroclear*.
     Haas had een consistent standpunt. Ze was geen juriste, zei ze, en ze kon de risico’s dus niet precies inschatten. Alleen, hield ze voor, moest er een afweging komen tussen de financiële risico’s die we liepen door aan de Euroclear-miljarden te raken, en de veiligheidsrisico’s die we liepen door Oekraïne financieel in de steek te laten. Dat is inderdaad een dilemma. Zo gesteld is het eerder een vraag dan een antwoord – al had Haas zelf, vanuit een geopolitieke invalshoek, een voorkeur aan het nemen van financiële risico’s. Hoe België tegen die risico’s moest worden ingedekt, daar kon ze vanuit háár expertise niet op antwoorden. Die voorzichtigheid en bescheidenheid sierde haar.
     De Grauwe had van die voorzichtigheid geen last. Die risico’s waren ‘infinitesimaal klein’. Europa kon gewoon wetten goedkeuren die Rusland het recht ontzegden om hun geld terug te eisen. Rusland had zich met de inval buiten het internationeel recht geplaatst en kon dus op dat internationaal recht geen beroep doen. Er waren dus eigenlijk geen risico’s dus geen rekening houden. Bovendien was België Euroclear beter kwijt dan rijk. De instelling bracht geld op voor de belastingen, maar kostte geld aan de Nationale Bank. Als hij premier was zou hij zeggen: ‘Let’s get rid of it.’ Of men kon Euroclear opsplitsen in verschillende kleine entiteiten en verspreiden over de Europese landen.
 
     De professor begrijpt natuurlijk veel beter dan ik wat Euroclear juist is en doet. Maar ik kon mij niet ontdoen van de indruk dat we ook wat op elkaar leken. We praten over risico’s terwijl we een leven geleid hebben waar het nemen van risico’s geen grote rol speelde. We praten over de grote politiek als amateurs, als ironische buitenstaanders. We gooien er een grapje tussen. (‘Wat zullen de Russen doen? Hun leger naar Brussel sturen om het geld op te eisen?’) We zijn trots als we een standpunt gevonden hebben dat origineel is, waarmee we ons van anderen onderscheiden. We willen graag prikkelen en provoceren. Maar ik ben blij dat de verantwoordelijkheid voor ons land en onze bedrijven bij een ander type mensen ligt.
      Het was onvermijdelijk dat Bart Schols een bruggetje maakte naar het linksliberale thema bij uitstek: extreemrechts. ‘Wat wel een feit is,’ zei hij, ‘intussen zitten we gewild of ongewild in het clubje van Hongarije en Italië.’ Er volgde een beeld van Orban die geïnterviewd werd voor de ambtswoning van de premier, en van Bart De Wever die op het balkon verscheen en zei: ‘Stuur hem maar naar binnen.’
      Ik begrijp Schols. De uitleg was te technisch geweest. Het werd tijd om de discussie op een wat eenvoudiger moreel niveau te tillen: dat van de goeien en de slechten. Was De Wever nu een bondgenoot geworden van de archvillein Orban? Veerle Haas verwierp die framing, maar De Grauwe ging er gretig op in.  Bart De Wever was volgens hem inconsequent. Aan de ene kant had hij verklaard niet met het Vlaams Belang te willen samenwerken en aan de andere kant sloot hij zich nu aan bij die extreemrechtse Europeanen.
      Ik zal De Grauwe zijn linksliberale wereldbeeld niet verwijten. Die man denkt nu eenmaal zo. Maar hier komt hij bij mij over als een wereldvreemde, wat naïeve man, die moeite heeft om de wereld om hem heen te begrijpen. Uiteraard is Vlaams Belang voor Bart De Wever een ideologische vijand en een politieke concurrent. Omgekeerd geldt dat ook. En uiteraard moet hij in communicatie en strategie rekening houden met de tweede grootste partij van het land. Maar als hij het wil uithouden in de politiek moet hij kunnen compartimenteren. Bij een ingewikkeld dossier als Euroclear moet hij met honderd factoren tegelijk rekening houden, moet hij kunnen onderscheiden tussen wat belangrijk is en wat onbelangrijk is. En het laatste waar hij bij zulke overwegingen aan denkt is Vlaams Belang. Ik ben ook wereldvreemd en naïef, maar dat meen ik toch begrepen te hebben.
     Om nog een laatste keer terug te keren op de risico's. In De Standaard (18 december) lees ik:

België legt de lat zeer hoog door te eisen dat andere EU-lidstaten zich vanaf dag 1 garant stellen voor alle risico's, zonder beperkingen in de tijd of een specifiek bedrag boven 210 miljard euro. Dat is een brug te ver voor de andere lidstaten, die de bal terugspelen: België zou zich evenmin verbinden tot de ondertekening van zo'n blanco cheque voor een ander land.

      Kunnen we Paul De Grauwe niet als ambassadeur naar die andere landen sturen om ze ervan te overtuigen dat het tekenen van die blanco cheque slechts een infinitesimaal klein risico inhoudt, 

* Zie over Euroclear (en De Grauwe) ook mijn stukjes hier en hier.


Antisemitisme en antizionisme
     Mocht ik een antizionist zijn, dan zou ik hopen dat de aanslag op Bondi Beach was ingegeven door louter antisemitisme, waar ik dan niets mee te maken had. Maar sommige Palestina-mensen, zoals Pieter Stockmans, redeneren anders. Zij vinden dat een aanslag om antizionistische redenen de verantwoordelijkheid voor de aanslag minstens gedeeltelijk bij de Israëlische regering legt.
      Antisemitisme en antizionisme zijn twee verschillende zaken, maar ze kunnen best samengaan. Zo zijn ook islamofobie en racisme twee verschillende zaken. Maar een islamofoob die een tiental Marokkanen doodschiet bij het buitenkomen van een moskee, is hoogstwaarschijnlijk ook een racist.

Lettertypes
     Luc Van Braekel merkte op zijn FB-pagina terecht op dat de beslissing van de Biden-administratie om over te schakelen van Times New Roman naar Calibri weinig weerklank kreeg in de pers. De beslissing om terug te keren naar het oude lettertype kwam zelfs aan bod in het VTM-nieuws. Dat is geloof ik enigszins vergelijkbaar met de rel rond de Arenberg-gallerij. De beslissing om oude schilderijen te vervangen door moderne foto’s was geen nieuws. Toen het stadsbestuur de foto’s weer verving door de oude schilderijen ontstond een rel. Dat kwam natuurlijk ook omdat de beslissing op een ander beleidsniveau werd genomen.
     Wat die letterypes betreft. Amerikaanse stripverhalen gebruiken vaak een schreefloze hoofletter voor de tekst, met een minimale spatiëring. Het is dan ook best om in die publicaties de voornaam Clint te vermijden. Als je de naam in Calibri hoofdletter typt zie je waarom.

De kerststal, woke en het generatieconflict
     Vorige week kwamen we weer eens in Brussel. Ik heb mijn vrouw de oren van de kop gezeurd om even tot aan de Grote Markt te lopen om de fameuze kerststal te zien*. Achteraf bleek dat mijn zoon, die de zoon van zijn vader is, de kerstal ook al was gaan bezichtigen. Onze meningen liepen uiteen. Hij vond de beelden best acceptabel, maar de plastieken tent afschuwelijk. Ik vond de beelden afschuwelijk, maar de tent best acceptabel.
      Je zag dat de tent een economische beslissing was. De oude stal was naar verluidt half kapot, en dan was zo’n tent wellicht de goedkoopste oplossing om ze te vervan gen. Maar de beelden had men unnen behouden. Als men uit moedwil of noodzaak tradities aan de kant schuift, kan men best niet álle tradities tegelijk aan de kant schkuiven. Zelfs de meest radicale activisten namen alleen aanstoot aan Zwarte Piet. Sinterklaas lieten ze ongemoeid, alhoewel hij duidelijk een oude, witte man was.
     Het meningsverschil met mijn zoon bracht een andere kant van de zaak onder mijn aandacht. Dat ik de beelden lelijk vond, noemde hij ‘typisch boomer’. Daar had ik niet aan gedacht. Elke Kulturkampf is ook een generatieconflict, van de 19de-eeuwse belhamels die in theaterzalen de ‘oude pruiken’ te lijf gingen, tot de hippies met hun lang haar, hun bloemen en en hun rare kleren.
      Typisch voor de huidige Kulturkampf is de politieke component, waardoor de generatiegrens aan belang inboet, maar niet verdwijnt. Het is geen toeval dat de universiteiten een broeihaard waren en zijn voor woke. Daar kwam een bondgenootschap tot stand van oude soixante-huitards en jonge naïeve betweters. Anderzijds verklaart het generatie-aspect waarom zoveel oud-linksen zich ziedend van woede tegen de woke-excessen keren. Ze zijn, zoals Mia Doornaert dat noemt, op hun tegel blijven staan. Maar generatie is niet alles. Andere oud-linksen springen als het moet wel naar een andere tegel, het oude adagium getrouw: ‘Pas d’ennemis à gauche.’
     Wat nu de kerststaldiscussie betreft, was ik vooral onder de indruk van de hoeveelheid van de linkse argumenten: eigentijdse esthetiek, artistieke vrijheid, verdraagzame vrijzinnigheid, historische getrouwheid, inclusieve symboliek, evangelische boodschap … Zelf heb ik maar één argument: de traditie. Bij mijn moeder staat nu de kerststal die vroeger bij mijn grootouders stond. Die had mijn grootmoeder geërf van haar grootmoeder. En ik hoop dat mijn zoon later dezelfde kerststal gebruikt, die dus van zijn over-over-over-grootmoeder.
     Die beeldjes zijn niet erg mooi. Het waren oorsponkelijk witplaasteren beeldjes, maar mijn grootvader heeft ze geschilderd, in de jaren dertig, toen de Lourdes-devotie op haar hoogtepunt was. Vandaar dat Maria een lichtblauw kleed heeft. Zelf vind ik een rood kleed met een donkerblauwe mantel ideaal. Of omgekeerd, een donkerblauw kleed met een rode mantel. Het kleed van de vroegere Brusselse Maria voldoet kleurgewijs aan mijn traditionalistische verwachtingen. 

* Over de kerststal, zie ook mijn stukje hier.




Het vrouwenduel
     Op mijn FB-feed zag ik op verschillende plaatsen iets verschijnen over een merkwaardig duel op de degen dat zou zijn uitgevochten in 1892 tussen prinses Pauline Meternich en gravin Anastasia Kielmansegg. Ik heb niet gecontroleerd of het echt gebeurd is. Dat factchecken heeft vandaag veel van zijn charme verloren omdat het zo gemakkelijk geworden is, en bovendien: si non e vero … Sommige verhalen, zegt Karel van het Reve, zijn te mooi om ze op hun waarheidsgehalte te controleren.
     Een pikant detail in het verhaal is dat de vrouwen met ontbloot bovenlijf vochten, om te vermijden dat bij verwonding stukjes tekstiel in het lichaam kwamen. Zoiets kon in die tijd voor dodelijke infecties zorgen. Fatsoenshalve waren dus ook geen mannen aanwezig, maar alleen vrouwen die optraden als secondant en als medische hulpverlener. Het was, zou je kunnen zeggen, een feest van emancipatie.
     Ik heb even getwijfeld of ik het bericht zou doorsturen naar een feministische vriendin. Misschien kon ik haar daarmee een plezier doen. Maar toen las ik wat de aanleiding van het duel was: een meningsverschil over bloemschikking. Misschien vond mijn vriendin dat wel een kwalijke stereotypering 

Schaatsbaan
     We waren aan het slenteren door de Oostendse winkelstraten. ‘Gaan we even op de schaatsbaan?’ vroeg mijn vrouw. Dat was een grapje natuurlijk. ‘Schaatsen is iets voor romcoms,’ heb ik geantwoord.

Fiscale fraude
     Men stelt het vaak voor alsof fiscale fraude gemakkelijk is voor iemand die veel geld en invloed heeft. Maar het verhaal van D idier Reynders laat zien dat dat niet waar is. Reynders was een van de meest invloedrijke politici van ons land en om een som zwart geld wit te wassen, zag hij zich genoodzaakt om wekelijks een aantal lotjes te kopen. Is dat niet zielig? 

Woke en de strijd tussen de seksen
     Ik houd op mijn mobieltje een lijstje bij van de films en series die ik nog wil zien, gerangschikt per streamingdienst. Een van de series is For All Mankind, waarin gespeculeerd wordt over een universum dat lichtjes verschilt van het onze. In plaats van de Amerikanen zijn het de Russen die als eersten op de maan landen. Dat heeft grote gevolgen voor de wereldgeschiedenis.
      En nu lees ik toevallig een tweet van Charles Murray over die serie. Murray interesseert zich al langer voor ruimtevaart. Samen met zijn vrouw schreef hij het boek Apollo: Race to the Moon. En wat schrijft hij over de serie? 

Gisteravond was ik gekomen aan seizoen twee, derde aflevering, en ik ben halfweg gestopt uit verveling. In het midden van de nacht werd ik wakker, en ik begreep waarom: het is een chick flick. Ons Apollo-boek ging over mannelijke gevoelens. For All Mankind gaat over vrouwelijke gevoelens. Veel van wat aan de oppervlakte gelijkt op ver-woke-ing, is in de grond feminisering.’
Of anders gezegd: demasculinisering.
 

     Of anders gezegd: demasculinisering.
     Nu zijn we als het erop aankomt allemaal genderfluïde maar er zijn toch een aantal eigenschappen die meer bij mannen dan bij vrouwen voorkomen. Agressieve gewelddadigheid en harde rationaliteit bijvoorbeeld. Ik hoop dat een van die twee in een evenwichtige beschaving niet teloor gaat. 

Anja Meulenbelt
      Anja Meulenbelt heeft dus de PC Hooftprijs voor beschouwende literatuur gewonnen. Mijn vrouw vertelt dat ze op haar werk een duidelijke generatiekloof vaststelt. De wat ouderen kennen Anja Meulenbelt al heel hun leven, de jongere generatie hoort nu voor het eerst naam.
      Ikzelf behoor tot de Amada-generatie. Wij lazen De schaamte voorbij op onze manier. Uiteraard hadden wij ook belangstelling voor Anja’s zoektocht naar het ultieme orgasme, maar we lazen het vooral als een afrekening met het maoïstische milieu in Nederland, dat, onder ons gezegd, nog veel erger was dan dat in Vlaanderen. Maar wat Anja daarover schreef was toch ‘de schaamte voorbij.’ Zelfs als het waar was wat ze schreef – en het wás waar – mocht je dat niet schrijven. Je speelde ermee in de kaart van de klassevijand. De titel had moeten zijn: Ik moest beschaamd zijn.
     Zoveel jaren later stel ik vast dat ik niet op mijn tegel ben blijven staan. Anja wel. Aan het einde van De schaamte voorbij was ze nog maar een halve maoïste meer. En dat is ze nog altijd geloof ik. 

 

 

dinsdag 16 december 2025

De antisemitische aanslag in Sydney, e.a.


DS en de antisemitische aanslag in Sydney

     Op het Joodse Chanoekafeest in Sidney openden twee mannen, een vader en een zoon, het vuur op de aanwezige Joden. 38 mensen werden ernstig verwond en er zijn er al 15 overleden. Ik schrik altijd van het aantal doden. Door films ben ik gewend aan schietpartijen waarbij de held weliswaar gewond raakt, maar toch meestal aan de schouder, waardoor hij enkele dagen later, tegen doktersadvies, alweer rondloopt. Maar in werkelijkheid is de ratio doden / gewonden dus veel hoger.

                                                                            ***

     Maar nu iets anders. De verslaggeving in De Standaard van maandag, op de belangrijke bladzijden 2 en 3, laat mij verbijsterd achter. Hoe heeft de redactie zoiets kunnen laten passeren? Ine Renson opent haar stuk met een uitspraak van Netanyahu, en pas in de tweede alinea, komt er een uiterst summier verslag van de feiten (46 woorden), en de rest van het stuk waarschuwt voor overhaaste conclusies over antisemitische motieven.  Het toen bekende cijfer van de dodentol wordt niet eens vermeld. Vergelijk dat met de eerste zin van het VTM-nieuws: ‘Er zijn zeker 12 doden nadat twee schutters het vuur openden tijdens een Joodse viering op Bondi Beach in Sydney in Australië.’ Dat is normale journalistiek.
     Ik begrijp de strekking van het Standaard-stuk: de Palestina-beweging moet in bescherming worden genomen tegen de beschuldiging van antisemitisme. Maar dat is een invalshoek voor een opiniestuk. Wat ik niet begrijp  is dat álle feitelijke berichtgeving in een stuk op pagina 2-3 daarvoor moet wijken. Zelfs het meest spectaculaire aspect van de aanslag, de ontwapening van een van de terroristen door een ongewapende burger, blijft onvermeld. Ik veronderstel dat de journaliste geredeneerd heeft dat de feiten toch al bekend waren langs andere media, en dat het dus niet de moeite was om ze te herhalen. Dat is een verkeerde redenering.
     De opening van het stuk is bijzonder potsierlijk:

 Was de aanslag in Sidney een daad van antisemitisme? Na de schietpartij op een Joods festival in Sydney is de conclusie snel gemaakt: ‘antisemitisme’. Daarmee verzandt [sic] de massamoord in een mijnenveld.

.     Om te beginnen was het beter geweest om die vraag niet te stellen*. Wordt ze dan toch gesteld, en volgt het voor sommigen oncomfortabele antwoord (‘ja’), dan zie ik nog altijd niet in waarom men daarmee in een ‘mijnenveld’ belandt.  Een normaal denkend Palestina-sympathisant zal er geen moeite mee hebben om in een aanslag op een Joodse viering ‘een daad van antisemitisme’ te zien. Hij kan zoiets best wel een plaats geven in zijn wereldbeeld zonder te ontploffen.
     Renson gebruikt een heel arsenaal aan middelen om de ‘hypothese’ van een antisemitische aanslag te ondermijnen. De eerste is de retorische vraag van de titel. Als journaliste kent ze ongetwijfeld Betteridge’s Law of headlines, een bekende journalistieke vuistregel: ‘Any headline that ends in a question mark can be answered by the word No.’ Volgens die vuistregel is de aanslag in Sydney dus géén daad van antisemitisme.
     Ook de eerste alinea van het stuk is een trucje. Renson citeert Netanyahu die in de aanslag ‘zuiver antisemitisme’ ziet. De naam Netanyahu werkt dan als omgekeerd gezagsargument: als de schurk Netanyahu het zegt, zal het wel niet waar zijn.
 
     Wat verder gebruikt Renson het gebruikelijke cliché: ‘Over de achtergrond en motief van de daders was zondagavond nog niets bekend.’ Dat cliché is strikt genomen vaak terecht, vooral als het om een geïsoleerde dader gaat. Dan kun je nog veronderstellen dat het om een psychopatische eenzaat gaat die zoveel mogelijk mensen wou doden, en die dus evengoed het vuur had kunnen openen op voetbalsupporters of aanhangers van Hare Krishna. Maar aangezien er hier twéé daders waren, ben ik er met al mijn voorzichtigheid vrij zeker van dat ze afgesproken hadden om speciaal Joden te neer te schieten.
     De hoofdbrok van Renson haar stuk bestaat uit interviewfragmenten met Christoph Busch. Ik heb de man al een paar keer horen spreken. Op onze school kwam hij uitleggen hoe we als leerkrachten het rechtsextremisme moesten bestrijden. Radicaal veroordelen hielp niet, zei hij, je moest altijd nuanceren. En dat doet hij ook nu weer, als het over de daders van de slachtpartij gaat:

Op dit moment weten we nog niet wat het motief was. Dat zal eerstdaags blijken uit het onderzoek. Waren het ‘zotten’, met psychologische problemen, daders met een uitgesproken ideologisch motief, of een combinatie van beiden? Dat weten we niet, en dus blijft het label ‘antisemitisme’ speculatief … Vermits de aanval gericht was op Joden die Chanoeka vierden, is de kans reëel dat antisemitisme een rol speelde.

    Ik hou heel veel van nuance, en ik wil woorden als ‘genocide’ en ‘antisemitisme’ zo weinig mogelijk, en indien toch, zo genuanceerd mogelijk gebruiken. Maar de formulering ‘de kans is reëel dat antisemitisme een rol speelde’ is voor mij een nuance te ver. Men mag nuance inzetten in de ideologische strijd – hoe meer hoe beter – maar men moet zich niet belachelijk maken. Wat zou eerstdaags onderzoek in godsnaam kunnen ontdekken dat het label ‘antisemitisme’ weerlegt? Een verklaring van de overlevende terrorist dat ‘hij niets heeft tegen Joden maar …’ Of een psychologisch verslag waarin staat dat hij ‘zot’ is? Maar Busch heeft zelf het antwoord al gegeven op zon verslag: dan is het een antisemitische zot.
     De rest van het interview gaat over een andere nuance: het verschil tussen antizionisme en antisemitisme. Dat is een legitieme discussie. Busch zegt:

Het is begrijpelijk dat de Joodse gemeenschap zich geviseerd voelt. Langs de andere kant merk je dat velen in hun omgang met Joden worstelen met de vraag: hoe te reageren op genocide; ze reageren hun frustratie soms af op een heel volk dat ‘schuldig’ zou zijn.

     Dat is allemaal waar – behalve de onderliggende definitie van genocide en de suggestie dat de vermelde frustratie niet antisemitisch zou zijn. Maar het is onkies en dwaas om dergelijke uitspraken te doen de dag na een zeer bloedige antisemitische aanslag. Het is begrijpelijk dat Netanyahu probeert om de aanslag ‘politiek te recupereren.’ Maar dat is geen reden voor Busch en Renson om hetzelfde doen. Het verschil tussen antisemitisme en antizionisme speelt geen rol bij de beoordeling van de aanslag. Anders suggereer je dat de aanslag misschien niet uit antisemitische, maar uit antizionistische motieven is gebeurd. En waar sta je dan?  

                                                                                ***

     Goed, ik verwijt Busch en Renson een ongepaste invalshoek, een gebrek aan kiesheid en een teveel aan nuance. Dat komt geloof ik omdat het Palestina-mensen zijn, en dat is hun goed recht. Maar ik betwijfel niet dat ze de aanslag, zoals dat heet, ‘veroordelen’. Ze schrijven, zeggen of suggeren althans nergens dat de Israëlische politiek op een of andere manier een verontschuldiging vormt voor de slachtpartij. Dáárvoor kun je beter terecht bij freelance journalist Pieter Stockmans. Ik citeer zijn FB-pagina:

Is er al iets geweten over de kant van de daders? Is het al duidelijk of hun drijfveren gericht waren tegen Israël? Of waren het racisten? Was het haat tegen Israël, of haat tegen joden? Gewelddadig antizionisme of gewelddadig antisemitisme? Ik weet dat het onderscheid in dit soort gevallen van extreem geweld moeilijk te maken is. Het zou ook heel goed kunnen dat de daders echt racistische motieven hadden. Maar weten we dat al?

     Stockmans mist hier de voorzichtigheid van Busch. Als hij een beetje tactisch redeneerde, zou hij moeten hópen dat de aanslagplegers door antisemitisme gedreven werden, en niet door antizionisme.
     Ik wil hier niet te diep ingaan op de vraag of Stockmans de aanslagen nu wel of niet ‘goedpraat’. Hij doet mij in elk geval denken aan een advocaat die bij een toekomstig proces van de Bondi Beach-terrorist pleit: ‘Inderdaad edelachtbare, mijn cliënt heeft meer dan een dozijn mensen vermoord, maar, hij is tenminste geen racist.’ Au moins, ils ne sont pas racisten, ik hoor het Laurette Onkelinkx nog zeggen, toen ze uitlegde waarom je de PVDA niet mocht vergelijken met het Vlaams Belang.
      Wat mij hier echter in de eerste plaats bezighoudt is de belachelijk nauwe definitie van het begrip antisemitisme die Stockmans gebruikt. Je bent maar antisemitisch als je zegt: ‘Ja, ik haat Joden en dat komt omdat ik een échte racist ben. Ik ben zo geboren. Het zit in mijn DNA.’ 
     Ik heb het de Palestijnse leider Mahmoud Abbas nog horen uitleggen op een Youtube-filmpje: de Duitse Jodenhaat in de 19de  en 20ste eeuw was geen antisemitisme, want de Joden werden gehaat niet omdat ze semieten waren, maar omdat ze een bijzondere sociaal-economische positie innamen. 

* Misschien bedoelde Renson een andere vraag: Is de aanslag op Sydney symptomatisch voor de golf van antisemitisme?’ Maar ook dat is een vraag die niet erg geschikt is om in de berichtgeving te behandelen, en zeker niet de dag na de aanslag.




Pfeijffer en het egalitarisme
     Je kunt egalitairen in verlegenheid brengen door hen te vragen: ‘Hoeveel gelijkheid wil je eigenlijk? Wanneer is er genoeg gelijkheid? Inkomensongelijkheid wordt weergegeven door de Gini-index en in Vlaanderen is die 22. Dat is een van de laagste cijfers van de wereld. Hoeveel lager moet die index nog zijn voor je tevreden bent?’
     Ik heb alle begrip voor de verlegenheid van de egalitairen. Zij kunnen mij als libertair evengoed in verlegenheid brengen door te vragen: ‘Hoeveel vrijheid wil je eigenlijk?’ Het liefst zou ik antwoorden met ‘méér vrijheid’, zoals egalitairen kunnen antwoorden met ‘méér gelijkheid’. We hebben geen van beide een precieze maatstaf om een grens te trekken*.
     Als je dan toch over de grenzen van vrijheid of gelijkheid discussieert, zijn de meeste egalitairen het met je eens dat vooral de armoede moet worden bestreden, en dat niet álle verschillen in inkomen en bezit moeten worden afgeschaft. Slechts de heel radicale egalitairen, eisen een soort volkomen gelijkheid. Onder mijn linkse vrienden ken ik niemand die zo’n extreme gelijkheid aanhangt.
     Maar nu zag ik de laatste column van Ilja Leonard Pfeijffer, en wat hij schrijft komt neer op een verdediging van de extreme gelijkheid.

Wij moeten er niet bang voor zijn om armer te worden, want armoede maakt niet ongelukkig. Alles is relatief. Het enige dat ongelukkig maakt, is armer zijn dan anderen.

     Ik weet niet of de stelling in zijn algemeenheid correct is. Ik denk het niet. Maar áls ze correct is, leidt ze rechtstreeks tot de conclusie dat alleen extreme gelijkheid voldoet. Want het is waar dat mensen ongelukkig kunnen worden – de enen meer dan de anderen – als ze zien dat anderen rijker zijn dan zijzelf. Maar dat geldt dan vooral als die anderen hun buren zijn, die slechts een heel klein béétje rijker zijn. Daar is voldoende onderzoek naar gedaan. De meeste mensen storen zich amper aan de grote rijkdom van rock-idolen, filmsterren, topvoetballers en successchrijvers, maar dat de buur een gloednieuwe elektrische auto heeft, terwijl jij met een oude diesel rondrijdt, die je ook nog eens een boete oplevert als je een grote stad binnenrijdt, dat kan pijn doen. Als het doel van Pfeijffer dus is dat niemand ongelukkig is door zich armer te voelen dan anderen, dan moet hij in de eerste plaats de gloednieuwe elektrische auto van de buur afpakken.
          
Aan communisten werd vroeger verweten dat hun oplossing bestond uit de ‘gelijke verdeling van de armoede’. Als je hen zoiets voor de voeten wierp, verweerden ze zich als een duivel in een wijwatervat. Maar Pfeijffer haalt zijn hautaine schouders op en zegt: ‘So what?’
      Ja, dán is het voor mij  ‘end of discussion’ natuurlijk. Dan komt het goed uit dat hij stopt met zijn tweewekelijkse columns in De Morgen. Hijzelf noemt ze geloof ik ‘essays’. 

 

* Er zijn libertaire scholen die wél een theoretisch antwoord bieden op de vraag ‘hoeveel vrijheid?’ Marx ontweek de vraag ‘hoeveel gelijkheid’ met het antwoord ‘aan ieder volgens zijn behoeften’.