zaterdag 6 december 2025

Pinkers onderwijshervorming


      De meeste boeken van Steven Pinker bestaan in het Nederlands, maar helaas is The Blank Slate – een van zijn beste – onvertaald gebleven. In dat boek stelt Pinker langs zijn neus weg in enkele alinea’s een onderwijshervorming voor die mijn aandacht trok. Misschien is de lezer nu nieuwsgierig, maar ik wil graag eerst de context schetsen.

                                                                            ***

      In hoofdstuk 13 van zijn boek somt Pinker de basisintuïties op waarmee onze geest de wereld bekijkt. We zijn geboren met 

  • een fysica die beweging ziet als een impuls-kracht die langzaam afneemt; 
  • een biologie die in elk levend wezen een vitale essentie veronderstelt; 
  • een economisch inzicht waarin fysieke goederen van gelijke waarde geruild worden; 
  • een filosofie waarin alles een doel heeft, alsof het voorwerpen zijn die door een ingenieur of door een God ontworpen werden; 
  • een rekenkunde die afgestemd is op relatief kleine cijfers; 
  • een aanvoelen van waarschijnlijkheid dat genoeg is voor huis-, tuin- en keukengebruik; 
  • een taalvermogen dat de wereld rondom ons omzet in begrippen en samenhangende verbanden.
     Die basisintuïties zijn evolutionair tot stand gekomen in de loop van een vele millenia durende beschaving van jagers-verzamelaars. Die intuïties waren nuttig om te overleven. Maar de ontwikkeling van de wetenschap heeft laten zien dat ze grove fouten bevatten. In de eerste fysica-les van het vierde jaar legde meneer Vanassche ons uit dat een voorwerp dat eens in beweging is gezet, blijft bewegen, zonder uitgeput te raken. En dat was maar de eerste van die rare wetten waar hij ons probeerde van te overtuigen.
     Soms is een heel klein beetje wetenschap al genoeg om sommige basisintuïties te doen wankelen. Amerikaanse kinderen – zo leren we uit high school movies – moeten op school een kikker opensnijden en ontleden, en bij dat ontleden treffen ze geen vitale essentie aan. Toen mijn zoon Jan in het middelbaar zat, was daar in zijn klas ook een meisje dat heel gelovig was. Jan wist dat hij daar niet mee mocht lachen, maar toen ze eens geweigerd had om hem een gum uit te lenen nam hij wraak. In de biologieles stootte hij haar aan, wees naar de geprojecteerde afbeeldingen en zei: ‘Als je dat allemaal ziet, dan is daar toch nergens iets van een ziel of van God te ontdekken.’ Een soort athéisme du médecin als tegenhanger van het foi du charbonnier.
      Pinker bespreekt wat grondiger een aantal van de domeinen waar we door onze intuïties misleid worden. Die uitleg doet denken aan wat Daniël Kahneman vertelt over ons evolutionair bepaalde slow thinking, maar hij houdt zich meer bezig met het raakvlak tussen cognitie en emotie, waar Pinker vooral de zuiver cognitieve intuïties nader onderzoekt.
      Zo kunnen we bijvoorbeeld intuïtief niet anders dan onze medemensen zien als wezens met een ziel. Bij een morele kwestie als abortus komen we dan uit bij de voor de hand liggende vraag wannéér die ziel ontstaat. Maar die vraag is onoplosbaar. Er kan geen wetenschappelijk grens getrokken worden voor het toegestane aantal weken voor een abortus. Bij elke grens dreigt een hellend vlak in twee tegenovergestelde richtingen ons naar een onaanvaardbaar eindpunt te leiden: de conceptie, of zelfs daarvóór, dan wel de geboorte, of zelfs daarná. Gelukkig hebben we volgens Pinker hier wel een bruikbare intuïtie die ons verder helpt. We hebben immers een hersenmodulen die een onderscheid tussen een vage grens en helemaal geen grens, ‘between a fuzzy bounderay and no boundary at all.’ Zonder dat onderscheid zouden we niet ver komen.
     En zo gaat Pinker het rijtje af. Mensen verzetten zich tegen genetisch gemanipuleerd voedsel vanuit de gedachte dat daarmee geweld wordt aangedaan aan de ‘natuurlijke essentie’ van een plant, of aan de vitale puurheid van hun eigen lichaam wanneer ze die opeten. Of neem onze rekenkunde. Als getallen beginnen of eindigen met veel nullen, trekken we uit die getallen verkeerde conclusies. En als een reeks van opeenvolgende scenario’s tot een bepaalde uitkomst kunnen leiden, zijn we geneigd om die scenario’s op te tellen in plaats van ze met elkaar te vermenigvuldigen. Ten slotte, de economie. Daar loopt het helemaal mis. We rekenen in termen van fysieke ruil, geloven dat er een ‘rechtvaardige prijs’ bestaat voor een product of dienst, aanzien middle men intuïtief voor profiteurs, en deep down beschouwen we de interest die we op een lening moeten betalen als oplichterij waar we ons alleen bij neerleggen omdat we niet anders kunnen.

                                                                                *** 

    Uit dat alles trekt Pinker conclusies voor ons onderwijs. De school dient niet om kinderen aan te leren wat al sinds de tijd van de jagers-verzamelaars in onze genen zit: spelen, spreken, samenwerken, vrienden maken; ze dient om ons te leren wat niét in onze genen zit, en wat we desalniettemin nodig hebben in een moderne maatschappij. De school kan geen plaats zijn waar kinderen zelf allerlei kennis ontdekken, want hun intuïtie zet hen op het verkeerde spoor. De taak van de school is om die intuïties corrigeren. Daaruit volgt dat leren niet altijd aangenaam kan zijn, want de leerling moet zaken leren waar zijn brein eigenlijk niet voor is uitgerust. Pinker onderschrijft daarom de conclusie van cognitief psycholoog David Geary:

Because much of the content of education is not cognitively natural, the process of mastering it may not always be easy and pleasant, notwithstanding the mantra that learning is fun. Children may be innately motivated to make friends, acquire status, hone motor skills, and explore the physical world, but they are not necessarily motivated to adapt their cognitive faculties to unnatural tasks like formal mathematics.

     Het is jammer dat ik die formulering nog niet kende toen ik mijn loopbaan in het onderwijs begon. De eerste jaren gaf ik vooral les in TSO-richtingen van het vierde jaar, en dan kreeg ik meerdere keren per trimester de vraag: ‘Meneer, gaan we dit keer iets leuks doen?’ Mijn antwoord was dan: ‘Iets leuks? Op school? Hahaha.’ De leerlingen merkten dat mijn lach gemeend was en het werkte.
     Als er onvoldoende intrinsieke motivatie is om zaken te leren die tegen onze intuïties ingaan, is er extrinsieke motivatie nodig. Er is dus nood, schrijft Pinker, aan gezinnen, peer groups en een culturele omgeving die een hoge status toeschrijven aan schoolresultaten. En omdat ik iets conservatiever ben dan Pinker voeg ik eraan toe: én aan scholen met voldoende discipline waar de beter gemotiveerde leerlingen beschermd worden tegen de minder gemotiveerde.
     Die discipline – waar ook Zuhal Demir zich een voorstander van toont – is een kwestie van de gulden middenweg. De twintigste eeuw heeft aangetoond dat scholen goed kunnen functioneren zonder lijfstraffen, iets wat vroegere conservatieven, van Samuel Johnson tot H.L. Mencken, zich moeilijk konden voorstellen. Maar aan het einde van de twintigste eeuw is, zoals men dat noemt, ‘de slinger doorgeslagen.’ Dat ligt niet aan de leerlingen die veranderd zijn. De leerlingen van nu zijn even conditioneerbaar als de leerlingen van vroeger. Toen we op onze school een studiezaal invoerden, heeft het slechts enkele weken geduurd voor de leerlingen de gewoonte hadden aangenomen om zich in die zaal ‘in stilte bezig te houden*.’ Veel collega’s hadden eraan getwijfeld dat dat zou lukken.
    De grens tussen ‘te streng’ en ‘te laks’ is niet wetenschappelijk vast te stellen, hoeveel pedagogie of statistiek men er ook bij betrekt. Het is alweer een fuzzy boundary. Ik weet ongeveer waar ik zelf als leraar mijn grens trok. Ik was voorstander zowel van irrationele regels – zoals het schooluniform – als van rationele regels – zoals stilte in de klas. Maar de rationele regels hadden voorrang.
         
Laatst zag ik een aflevering van de oude televisiereeks The Gilmore Girls. Rory Gilmore is zestien en komt op een strenge eliteschool terecht. Ze studeert hard voor een toets over Shakespeare, maar op de dag van de toets is ze betrokken bij een ongeval – een hert ramt haar auto – en komt ze te laat. Ze mag aan de toets niet meedoen. Haar moeder komt naar de school en maakt ruzie met de directeur, met emotionele argumenten waar mijn maag van omdraait. Maar ik kan evenmin sympathie opbrengen voor de directeur. Waarom zou Rory in godsnaam niet mogen deelnemen aan de toets.Dat is irrationeel. Ze moet gewoon de gevolgen dragen van haar te laat komen en ervoor zorgen dat ze de toets aflegt in minder tijd dan de anderen.
     Ik ben ver afgedwaald, maar dat komt omdat ik graag kwaad spreek over de ‘pretpedagogie’. Leren in de schoolse betekenis van het woord is niet prettig om de redenen die Pinker uitlegt. Een studiemethode waarbij een leerling zichzelf geen pijn doet – de cursus herhaaldelijk lezen bijvoorbeeld – zal weinig opleveren. Het is zoals in de gym: no pain, no gain. Ook discipline is niet prettig, al legt de ene leerling er zich makkelijker bij neer dan de andere. En ten slotte, zoals ik vroeger als eens schreef, de pedagogische methoden waarvan de pedagogen dénken dat ze prettig zijn, zijn dat meestal niet, en in elk geval niet prettig genoeg om te concurreren met andere activiteiten die in een klaslokaal mogelijk zijn zoals babbelen, de clown spelen of scrollen op een mobieltje.

                                                                            ***

    Eigenlijk is het vooral Pinkers terloopse suggestie voor de leerplannen waarover ik ben blijven mijmeren. Die zouden volgens hem de nadruk moeten leggen op die gebieden waar we het meeste vatbaar zijn voor verkeerde intuïties.

 The perilous fallacies we have seen in this chapter, for example, would give high priority to economics, evolutionary biology, and probability and statistics in any high school or college curriculum. Unfortunately, most curricula … are barely changeable, because no one wants to be the philistine who seems to be saying that it is unimportant to learn a foreign language, or English literature, or trigonometry, or the classics. But …the question is not whether trigonometry is important, but whether it is more important than statistics; not whether an educated person should know the classics, but whether it is more important for an educated person to know the classics than to know elementary economics.

      Economie, statistiek, evolutionaire biologie – als tegengif voor onze intuïties – het is geen slecht idee. Voor economie zou ik wachten tot de latere jaren van het middelbaar. Als men daar te vroeg mee begint, krijg je leerdoelen als ‘economische en financiële competentie, met focus op budgettering, consumptiegedrag, inkomensverwerving en sparen.’ Dat is allemaal nuttig en interessant, maar het sluit niet aan bij het betoog van Pinker.
      Over statistiek en kansberekening kan ik Pinker alleen gelijk geven. Die zouden inderdaad een grotere deel van het wiskunde-onderwijs moeten uitmaken. Zelf had ik ongetwijfeld even slecht opgelet bij multiple lineaire regressie als bij driehoeksmeting, maar ik blijf het een gemis vinden dat ik met die regressie geen kennis heb mee gemaakt.
     Bij evolutionaire biologie laat Pinker zich geloof ik meeslepen door zijn atheïstisch enthousiasme. Hij lijkt vooral geïnteresseerd in de filosofische implicaties van de evolutieleer. Maar die vereisen alles samen niet veel meer dan een rudimentair inzicht in een leer die al bij al niet zo vreselijk anti-intuïtief is. Darwin begrijp ik en voel ik aan op een manier dat ik Newton en Einstein nooit zal begrijpen en aanvoelen**.
      Verdere verdieping in de technische details van de evolutieleer kan natuurlijk geen kwaad. Sommige van mijn beste vrienden zijn evolutiebiologen. Maar Pinker zou moeten beseffen dat die technische diepgang op zich weinig garanties biedt dat de leerling de filosofische conclusies zal trekken die hij, Pinker, verwacht. En zoals hij zelf zegt: er moeten keuzes worden gemaakt. Als ik aan de lessen biologie mocht morrelen, dan zou ik zeggen: minder planten en dieren, en meer menselijk lichaam. De mensen denken toch allemaal dat ze dokter zijn; dan is het beter dat ze op school toch iets geleerd hebben over het onderwerp.
      Ook zou ik niet zo makkelijk als Pinker inleveren op de ‘classics’, ook al omdat er andere vakken bestaan waarop kan worden ingeleverd. Pinker schrijft een heel boek om uit te leggen dat er wel degelijk zoiets bestaat als ‘de menselijke natuur.’ Dat is niet alleen een juist maar ook een waardevol inzicht. Maar dat inzicht kan op verschillende manieren worden aangereikt. De studie van de ‘classics’ is er een van. Bovendien helpt de studie van de ‘classics’ om een andere intuïtieve reflex te corrigeren. Als jager-verzamelaar zijn we geneigd om hetzelfde te denken, te zeggen en te doen als onze stamgenoten. In een moderne maatschappij leidt dat onder andere tot het onstaan van kortstondige en oppervlakkige modes in onze manier van denken en reageren. Ook hier kan de school een tegenwicht bieden: door de aandacht te trekken op andere tijdperken, op andere modes, en vooral op datgene wat achteraf blijkt de mode te hebben overstegen. 

 

* De moeilijkheid om de leerlingen in de studiezaal zover te krijgen dat ze zich ‘in stilte bezighouden’ is verdwenen toen de iPads werden ingevoerd. De leerlingen halen hun iPad boven, en van de surveillant kan niet verwacht worden dat hij gaat controleren of elke leerling die voor studiedoeleinden gebruikt.

** Ik zou verwacht hebben dat Pinker vanuit zijn redenering meer nadruk zou gelegd hebben op fysica-onderwijs omdat de vertaling van de werkelijkheid in wiskundige formules toch een van de beste manieren is om ons intuïtief magisch denken te corrigeren. 

donderdag 4 december 2025

Euroclear, e.a.


     
 Ik heb met enige weken vertraging de meer dan een uur durende persconferentie van Bart De Wever over Euroclear helemaal uitgekeken*. Het is leuk om te zien dat De Wever ook in zijn internationale rol zichzelf blijft. Het meest verfrissend is zijn realisme. De Wever vindt dat Europa financiële steun moet geven aan Oekraïne en dat de lidstaten daar eerlijk voor moeten uitkomen tegen hun burgers-belastingbetalers. De Russische tegoeden die bij het Belgische Euroclear in de kluis leggen – 200 miljard – blijven dan onaangeroerd, en kunnen later, bij een gunstig vredesbestand gebruikt worden voor de Oekraïense heropbouw. Dat laatste tenminste als Rusland met zo’n bepaling akkoord zou gaan, wat een realist als De Wever betwijfelt. Hij gaat niet uit van een scenario waarbij een zegevierend Oekraïens leger Moskou binnentrekt en Poetin harde voorwaarden dicteert.
     Maar De Wever is nóg realistischer. Hij weet dat zijn Europese collega’s zijn ideale oplossing niet zullen aanvaarden. ‘Het zijn politici. Ze willen dingen doen, en ze hebben daarvoor geld nodig. Ze weten dat het geld daar ligt, en ze zullen er niet vanaf kunnen blijven … Ze zullen een aantal advocaten duur betalen om een rapport te schrijven waaruit blijkt dat alles wettelijk in orde is.’
     Van dat laatste voel ik een echo in het opiniestuk van Maria Repko van het Centrum voor Economische Strategie (DS 28/10): ‘Te lang hebben sommige EU-leiders geweigerd die activa in beslag te nemen, ondanks de goedkeuring van vooraanstaande economen.’ Ha, die vooraanstaande economen. Ze doen aan Boorman denken: ‘Sous le controle du gouvernement général.’ Hoe vager, hoe beter.

                                                                ***

      Als burger van dit land ben ik natuurlijk niet neutraal in het conflict tussen België en de EU. Ik supporter voor België. Ik ben voorstander van maximale steun voor Oekraïne, maar ik vind niet dat ons land daar alleen voor op moet draaien, of althans niet alleen het risico moet lopen om ervoor op te draaien.
     Internationaal economisch recht schijnt binnen de rechtswetenschap een van de moeilijkste disciplines te zijn. Ik wil dus geen boude uitspraken doen over een terrein waar ik niets van af weet. Maar sommige redeneringen van de EU vind ik op het eerste gezicht zwak, en ik weet niet of ik daar als Duitser of Fransman anders over zou denken.
      Iedereen is het erover eens dat dat Russisch geld niet in beslag mag worden genomen. Dus beslist Europa dat men de inbeslagname anders zal noemen, namelijk een herstelbetalingslening. Voor een leek als ik lijkt dat meer op semantiek dan op rechtsgeleerdheid.
       Ook bestaat het gevaar dat Euroclear, nadat het geld naar Oekraïne is gegaan, veroordeeld wordt om het verdwenen geld terug te storten aan de Russische centrale bank. Europa zou dat oplossen door een wet goed te keuren dat dat geld niet mág worden teruggestort aan de Russische centrale bank, zolang het Kremlin de oorlog niet staakt en Oekraïne compenseert. Alweer, voor een leek als ik lijkt mij dat rechtvaardig maar naïef. Kan Europa dan niet meteen een wet goedkeuren dat Oekraïne het verloren grondgebied terugkrijgt en dat Poetin zich in Den Haag komt aanbieden?
    Mijn mening als leek in zulke kwesties is niet veel waard. Dan is het inderdaad beter om eens te kijken naar wat vooraanstaande economen te vertellen hebben. En ze bestaan echt. Maria Repko heeft ons niets wijsgemaakt. In De Standaard (1/12) staat een opiniestuk van Joseph E. Stiglitz en Andrew Kosenko en van die eerste had zelfs ik ooit al gehoord, al was het maar vanwege zijn Nobelprijs. De professoren leggen omstandig uit dat een herstelbetalingslening geen inbeslagname is, en dat Euroclear niet veroordeeld kán worden tot terugbetaling van de tegoeden. Als ze gelijk hebben, zoveel te beter. Ze besluiten:

De bezorgdheid van De Wever is ongegrond. Gezien de ernstige schendingen van het Handvest van de Verenigde Naties en de omvang van de Russische oorlogsmisdaden is er geen kans op een succesvolle Russische claim of een arbitrage ten gunste van Rusland waarvoor België zou moeten opdraaien.

     Bij deze alinea bleef ik even mijmeren. Als men er het Handvest van de Verenigde Naties bijhaalt, word ik achterdochtig. Ik ben meer van de Realpolitik. Hoe zwaar zal dat Handvest wegen in de financiële wereld nadát er een vredesbestand is afgesloten waarvan niemand weet hoe het eruit zal zien? Ook dacht ik dat ik de professoren op een tegenspraak had betrapt. Als België geen enkel risico loopt, waarom zouden de andere Europese landen dan dat risico, dat toch niet bestaat, niet onder elkaar verdelen onder de vorm van garanties, zoals De Wever vraagt?
      Maar hier had ik de professoren onderschat. Ze blijven consequent binnen hun redenering.

Als er garanties van de EU-lidstaten nodig zijn om deze horde te nemen, laat die dan ook gegeven worden. Aangezien België geen risico loopt, is er ook geen risico voor de garantieverstrekkers.

     Het is heerlijk om in het opiniekatern een stuk te lezen waar je het niet mee eens bent, waarvan je de uitgangspunten twijfelachtig vindt, maar waarin de consequente logica zelf overeind blijft. Menig opinieschrijvend onderzoeker in de filosofie kan er iets van leren. 


De kerststal, nogmaals
     Eerst was ik van plan om niéts te zeggen over de kerststal in Brussel, dan schreef ik toch een stukje 
op meta-niveau – zoals mijn oud-collega PDB dat noemde  –, en nu wil ik op de valreep nog een écht standpunt innemen. Een FB-vriend stuurde mij een foto van de vroegere kerststal met de traditionele beelden en ja, dat is eigenlijk de kerststal die er volgens mij op de Grote Markt dient te staan.
     Toen onze zoon een jaar of zes was hebben we met hem ooit een tocht gemaakt langs de verschillende kerststallen in de omtrek van Mechelen. Wat doe je met zo’n kind tijdens een schoolvakantie? En die kerststallen in de omtrek van Mechelen, daar waren er weinig artistieke hoogstandjes bij. Het waren gewone kerststallen, goed genoeg voor een kind van zes en dan hoor je de ouders niet klagen.
     Ondertussen heb ik op het X.com-profiel van Jan Wostyn een commentaar gevonden die een perfecte aanvulling is op de commentaar Patrick Loobuyck. Loobuyck stelde scherp op de charge van conservatieven en populisten, Wostyn stelt scherp op wat er aan die charge voorafging en volgde. Ik citeer: 

‘Progressieven die de hele discussie rond de Kerststal in Brussel een “idiote discussie” vinden en er zich vrolijk over maken, gaan eigenlijk dubbel in de fout en volharden in de boosheid. 1. Ze zagen niet aankomen dat hun vernieuwingsdrang misplaatst was en doordrongen van slechte smaak. Hun voeling met de bredere bevolking was dus ondermaats. 2. Hiermee geconfronteerd tonen ze opnieuw dédain voor de reactie van “gewone” mensen door die reactie te ridiculiseren en niet au sérieux te nemen.’



* Voor de persconferentie van De Wever, zie het filmpje hier. 

woensdag 3 december 2025

Rechts verpest onze seks, e.a.


Rechts verpest onze seks

     Ik kende de jonge Nederlandse schrijfster Daan Borrel niet. Ze heeft een kind gebaard en dat heeft haar blik op de wereld veranderd. In een uitgebreid interview in De Standaard der Letteren (29/11) vertelt ze honderduit over wat het leven en haar reflectie over het leven haar geleerd heeft.

Ik wandel graag, en toen ik net moeder was, frustreerde het me dat het niet meer kon zoals ik wilde: ver, alleen, diep de bossen in. Tot ik besefte dat dat idee van wandelen is opgelegd door witte, hoogopgeleide mannen die daarover filosofeerden en schreven.’ 

      Dat gaat dus over wandelen in de bossen. Ik vraag mij af of het ook geldt voor lange eenzame wandelingen aan het strand. In elk geval, de kritiek van de schrijfster op eenzame wandelingen is een onderdeel van haar kritiek op het onafhankelijkheidsideaal, dat ons wordt opgelegd. Nu ze moeder is, beseft ze dat mensen onderling juist áfhankelijk zijn van elkaar. We kunnen hier gerust spreken van een openbaring. Alleen jammer dat men die openbaring ook wel eens aantreft bij witte hoogopgeleide mannen  die ze dan natuurlijk opleggen, je weet hoe dat gaat.
     Wat verder zegt de schrijfster:

‘Rechts verpest onze seks …We zijn niet geneigd te denken dat de politiek invloed heeft op hoe ons seksleven eruitziet. Maar hoe je intimiteit ervaart, waar en met wie je seks hebt, heeft erg veel met beleid te maken … Alles is zo duur. Mensen moeten de hele dag werken, en dan moeten ze ’s avonds nog seks hebben … Stel dat we maar vier of vijf uur per dag moeten werken. Dan heb je ’s morgens tijd om rustig te ontbijten en een sport te doen die je leuk vindt. Daarna ga je met de fiets door het groen naar je werk voor vijf uur. Daarna heb je tijd om te koken voor familie of vrienden. Dan heb je toch veel meer zin in seks?’

     Dat van die kortere werkdag en een beter seksleven begrijp ik. Maar dat dure leven, wat heeft dat er mee te maken? Ik speur de tekst af. Ha, hier zie ik het al … Zohran Mamdami … gratis openbaar vervoer … huur bevriezen … gratis kinderopvang … Als Borrel zoiets leest, dan voelt ze ontspanning in haar lijf.’ Dat is ook nodig. Met een helemaal verkrampt lijf kun je geen seks hebben. 


De moeilijke keuzes van De Wever
     Heeft Bart De Wever moeilijke keuzes gemaakt met zijn besparingsplan? Hijzelf denkt van wel, maar in een opiniestuk van Tom Hannes (DS 1/12) staat iets anders.

In zekere zin heeft onze premier [met zijn politics of austerity] net wel voor de verlokkingen van het gemak gekozen … van onze laatkapitalistische economie die ons verleidt te geloven dat nog meer consumptie de weg naar vrijheid en zelfverwezenlijking is.

      Dat is vreemd. Ik zal door De Wever wat minder pensioen ontvangen en daardoor word ik verleid tot nog méér consumptie! Hoe gaat dat in zijn werk? Tom Hannes, dat moet ik erbij vertellen, is filosofisch onderzoeker en die mensen mogen wat meer. Maar hij zou in een korte column moeten kiezen welk links cliché hij het liefst in stelling brengt: dat over de laatkapitalistische consumptiemaatschappij of dat over de ‘politics of austerity.’ Hij moet zoals BDW durven moeilijke keuzes te maken.


Professor José Lambert
     Heel toevallig – bedankt, Facebook – zag ik een oud interview met professor in de romanistiek José Lambert voorbijkomen. Het ging over mei ’68. Hij zegt het niet in het interview, maar ik meen mij te herinneren dat hij mei-68-icoon Ludo Martens gekend heeft in de KSA van Tielt. ‘Een verstandige jongen,’ vertrouwde hij mij ooit toe. 
     Als professor was Lambert de vriendelijkheid zelve. Hij gebruikte graag de uitdrukking ‘Ne prenons pas des vessies pour des lanternes.’ Helaas begreep ik in zijn lessen nooit ‘waar hij naartoe wou.’ Bij dit interview had ik precies dezelfde indruk. Wat beweert Lambert nu eigenlijk over mei 68? Dat er veel foute interpretaties bestaan over de studentenrevolte. Zoiets. Zoals er veel foute interpretaties bestonden van de ‘manier waarop literatuur functioneert.’
     Ik voel me teruggeworpen in het verleden. En dan denk ik ook aan die examens van hem. Aan zijn studenten vroeg hij om de drie kwartier om voor hem een sherry te gaan halen in het cafetaria. Daar kreeg ik later veel begrip voor toen ik als leraar zelf mondelinge examens afnam. Ik nam een grote voorraad koffiekoeken mee als troostvoedsel om de dag door te komen. 


Artikel 23 van de Grondwet

     Artikel 23 van de Grondwet garandeert

het recht van eenieder op een menswaardig leven, met inbegrip van: het recht op arbeid, op vrije beroepskeuze, op billijke werkomstandigheden en loon, op informatie, overleg en collectief onderhandelen, op sociale zekerheid, op bescherming van de gezondheid en op sociale, geneeskundige en juridische bijstand, op een behoorlijke huisvesting, op de bescherming van een gezond leefmilieu en op culturele en maatschappelijke ontplooiing.

      Zulke bepalingen geven een rechter de macht om een politieke beslissingen en wetgeving te schorsen omdat die volgens het inzicht van de rechters een van die rechten schendt. Daardoor kan het beleid geblokkeerd raken. Mark Elchardus stelde voor om dat op te lossen door een procedure van ‘volksberoep’ in te voeren, waarbij een tweederde meerderheid van het parlement bepaalde gerechtelijke uitspraken kan negeren. Quinten Jacobs stelt voor dat het parlement periodiek een verklaring aanneemt over de interpretatie van die rechten. Geert Bourgeois (DS 20/11) stelt voor om de rechten te herformuleren als beginselen.
     Zelf stel ik voor om artikel 23 af te schaffen. Ik ben een groot voorstander van billijke lonen, informatie, gezondheid, cultuur, enzovoort, maar die zaken horen niet in een Grondwet thuis.


Genetica
    Gelezen in De Standaard van 26/11: ‘De vader van Kirill Dmitriëv was celbioloog, zijn moeder was genetica.’ Jammer dat ze die specialisaties gekozen hadden. Ik had graag de zin gelezen: ‘Zijn vader was chemicus, zijn moeder was fysica.’


Sammy Mahdi en het begrotingsakkoord
     Er is nu wel een begrotingsakkoord, maar wie wil kan nog altijd de jouwende betweter aan de zijlijn spelen. In De Standaard (25/11) lees ik: Eind goed, al goed? Nee, want hoewel De Wever zijn begroting uiteindelijk rond kreeg, valt binnen de Arizona-coalitie commentaar op te tekenen over de methode-De Wever. ‘Waren we eind augustus al begonnen, dat was het nooit zo gelopen,’ zegt een voorzitter van een coalitiepartij? 
     Wie is die voorzitter die het zoveel beter zou hebben gedaan? Bouchez? Rousseau? Van Peel? Prévot? Ik denk dat het Sammy Mahdi is. In dat geval wil ik hem eraan herinneren dat hij in juli en augustus rond een heel ander dossier met een een regeringscrisis dreigde. Weet Mahdi nog welk dossier dat was? Het ging om een conflict in wat men vroeger de Levant noemde.

 

dinsdag 2 december 2025

Dé kerstal


     Ik zal niet veel last hebben van de kerststal op de Grote Markt van Brussel. Ik kom daar nooit. Maar op foto’s heb ik gezien dat de gezichten van Maria en Jozef vervangen zijn door een abstract patchwork — een grof, veelkleurig geheel van aan elkaar gestikte lapjes stof. Daar zijn heel wat bedenkingen bij gerezen. Op de FB-pagina van Vlaams Belang las ik:

 De woke-kerststal op de Brusselse Grote Markt zorgt terecht voor protest. Deze zogenaamde ‘inclusieve’ versie brengt geen 'verbinding', maar duwt net iedereen weg die waarde hecht aan een échte, traditionele Kerst. Stop met het vervormen van onze symbolen en laat onze tradities eindelijk met rust! BLIJF VAN ONZE TRADITIES!

     Mijn eerste vraag is dan: zoekt VB hier niet te veel achter? Ik heb in een ver verleden ook wel eens Maria- en Jezusbeelden gezien die niet uit traditioneel materiaal waren vervaardigd maar bijvoorbeeld uit vlechtwerk van metaaldraad of riet, of die een porseleinen blanco gezicht hadden. De boodschap van de kunstenaar was dan: ‘Kijk eens hoe modern ik ben.’ Of: ‘Kijk eens wat ik op de Academie geleerd heb.’ Is dat niet dezelfde boodschap van de patchwork-poppen?
        Niet helemaal, geloof ik. Volgens het rechtse opinieblad Causeur zou de kunstenares, Victoria-Maria Geyer, gezegd hebben dat ‘le visage des personnes est fait dans un tissu qui est composé de toutes les couleurs des ethnies possibles et imaginables’. Causeur geeft geen bron op, en Geyer betwist achteraf dat de gedachte aan diversiteit ook maar enige rol heeft gespeeld bij haarzelf en bij haar opdrachtgevers, namelijk de stad en de aartsbisschop. 

Le fait qu’il n’y ait pas de visage, ça permet à chacun, chaque chrétien, de s’imaginer le personnage, de se l’approprier. (Le Soir, 2/12)

      Op een of andere manier lijkt het mij dat dat ‘chaque chrétien’ er achteraf is aan toegevoegd, om de kritiek te beantwoorden. Volgens de organisatie achter de kerststal – Brussels Major Events, BME – was het beeld zo geconcipieerd ‘pour que tout le monde s’y reconnaisse.’ Nou ja. ‘Pour que personne ne s’y reconnaisse,’ ware beter geweest, maar ik ga mij niet met kunstkritiek inlaten.
     In elk geval, ik vrees dat er over die patchwork-gezichten is nágedacht. Zoiets als: ‘Wij leven in een multiculturele stad. We kunnen die kerststal niet alleen bevolken met blanken en één zwarte Balthazar die op Zwarte Piet lijkt. Wat doen we? Een Marokkaan, een Turk, een Afrikaan, een blanke en één halve Aziaat? En welke figuur krijgt welke nationaliteit. Dat wordt moeilijk. Weet je wat, we geven ze allemaal een veelkleurig gezicht*.’ Jan Seghers zou van die al dan niet bewuste gedachtekronkels een mooi dialoogje kunnen koken.
     Eigenlijk is er aan bovenstaande redenering niet veel wat ik aanstootgevend vind. Er is ook niets onchristelijks aan. Ze is niet marginaal woke  zoals Vlaams Belang beweert. Ze is eerder braaf multicultureel, zoals een belangrijke minderheid van onze bevolking braaf multicultureel is. Wie zijn anders om te beginnen die half miljoen Vlamingen die voor Groen stemden? Het multiculturele ideeëngoed is een eerbare ideologie die, ondanks ‘superdiverse’ ontsporingen, haar plaats verdient in het maatschappelijk debat. Ook moeten we in de uit textiel vervaardigde koppen niet noodzakelijk provocerende spot ontwaren met alles wat traditioneel is. Je kunt het, zoals moraalfilosoof Patrick Loobuyck in een BRUZZ- interview noemt, een ‘creatieve’ omgang met de traditie noemen.
     Alleen, hoe konden de mensen van Brussels Major Events en het gemeentebestuur zo dom zijn om de reactie van Vlaams Belang niet te voorzien. Hoe konden ze niet voorzien dat een groot deel van de bevolking dezelfde reactie zou hebben? ? We leven niet meer in de onschuldige jaren 60 of 70 waar je zonder veel bijbedoelingen kon experimenteren met riet, metaaldraad of lappen stof. Het Laatste Nieuws lanceerde een poll rond de kwestie en 93 procent van de respondenten gaf de voorkeur aan een 
klassieke/traditionele kerststal boven eenmoderne/inclusieve versie ervan. Een poll bij de Standaard-lezers zou ongetwijfeld andere resultaten opleveren, wat op zich ook al een belangrijk gegeven is.
     Ook indicatief voor de reactie onder de bevolking is wat een centrum-politicus als Sammy Mahdi schreef: 

De kerststal heeft geen wit tentje of gezichtsloze figuren nodig om haar tijdloze boodschappen over te brengen. En toch voelen we in het Westen steeds opnieuw de drang om tradities te verpakken, te neutraliseren of te heruitvinden — in plaats van ze gewoon met trots uit te dragen en stil te staan bij wat ze betekenen. Kunstenaars kunnen uiteraard vrij creëren in musea en galerijen, maar als uithangbord voor de kerstmarkt op de Grote Markt, het historische hart van de hoofdstad van Europa, is dit simpelweg beschamend.

      Het helpt niet om te zeggen dat Mahdi hier het Vlaams Belang achternaloopt. Het zijn veeleer Mahdi en Vlaams Belang die hier een belangrijk deel van de publieke opinie achternalopen.
     Patrick Loobuyck noemt de hele heisa rond de kerststal een onderdeel van de cultuuroorlog die aan de gang is. Hij heeft helemaal gelijk. Maar in dat geval heb ik weer een vraag: wie heeft het eerste schot in déze veldslag gelost? En dan kom ik bij de kerststal-mensen uit. Het was misschien allemaal niet zo kwaad bedoeld, maar zij hebben het eerst geschoten, zij het met een waterpistool. En extreem- of cultuur-conservatief rechts – Vlaams Belang, Mia Doornaert, Rik Torfs, Bouchez, Mahdi, Fouad Gandoul – heeft dat waterstraaltje beantwoord, sommigen met een waterkanon.
     Daarmee was het spektakel niet gedaan. Het voor mij interessantste deel is het achterhoedegevecht, de tegenaanval van de multiculturelen**. Wat je bij hen het meest hoort is de wat hautaine reactie dat de hele kwestie totaal onbelangrijk is. Had rechts zijn mond gehouden, dan was er niets gebeurd. Vier miljoen mensen zouden de kerststal bekeken hebben zonder daar iets bij te hebben gedacht over onze ‘heilige tradities’.
     Aangezien ik zelf wat hautain ben, kan ik dat argument wel smaken. Symbolen – traditionele en anderen – houden mij niet zo bezig, en ik ben geneigd om neer te kijken op mensen die van symbolen wél een halszaak maken. Er zijn zoveel zaken die ik belangrijker vind dan de afwezige gezichten in de kerststal: de beperking van het asielrecht en het recht op gezinshereniging bijvoorbeeld. Maar het is niet aan mij om te beslissen wat anderen belangrijk vinden. Ik begrijp dus de reactie van Mahdi: 

De discussie over de Brusselse kerststal en de kerstmarkt is allesbehalve onbelangrijk. Ikerger me aan reacties als ‘Het is maar een kerststal.’ Dat is het niet. Want het gaat over veel meer dan een kerststal. Het gaat in de eerste plaats over hoe we omgaan met onze tradities.

     Dat de kerststal onbelangrijk zou zijn, kan overigens ook tegen de voorstanders van de ‘vernieuwende’ aanpak worden ingebracht. Als ze het zelf zo onbelangrijk vinden, waarom houden ze dan geen rekening met een groot deel van de bevolking die zoiets wél belangrijk vindt. Natuurlijk moet je niet in alles de mening volgen van de Laatste Nieuws-lezers. Maar zou het niet hoffelijk zijn om dat af en toe wel te doen? Zelfs midden in een oorlog. En daarbij eventueel galant met de tricorne te zwaaien?
       De tweede reactie van de multiculturelen en hun sympathisanten is om te ontkennen dat de keuze voor de textielgezichten iets met de inclusie-ideologie te maken heeft. Ze kunnen daarvoor terugvallen op de kunstenares zelf die zei met haar beelden een ‘flinke knipoog naar ons textielverleden’ te beogen***. Maar aangezien die mensen de inclusie-ideologie een warm hart toedragen, lijkt het wat raar dat ze die zo snel afvallen als het om de kerststal gaat. Is dat een bewijs van slecht geweten? Of laat het gewoon zien dat hun inclusie-ideologie zo geïnternaliseerd hebben dat ze het niet beseffen als ze aan de oppervlakte komt, en hoeveel mensen er aanstoot aan nemen.
     Wat je ook leest is dat het hier om een louter artistiek experiment gaat****. Moeten we de vrijheid van de kunst niet verdedigen tegen de vulgaire smaak van het volk, een smaak die niet verder reikt dan schilderijen met een zwoele zigeunerin, een pijprokende visser, een huilend kind, of kitscherige beelden van Maria, Jozef en het kindeke? Moeten we de entartete Kunst niet verdedigen tegen het gesundes Volksempfinden? Mja. Er is, zoals Prediker zegt, ‘een plaats en tijd voor alles.’ Mahdi kent misschien de betekenis van Pinksteren niet, maar dié wijsheid uit de Bijbel heeft hij althans begrepen. 

Kunstenaars kunnen uiteraard vrij creëren in musea en galerijen, maar de kerstmarkt op de Grote Markt van Brussel is niet de plaats of de tijd om een traditie in een ‘cultureel-relativerend hipsterjasje’ te steken. 

    Mijn vriend en oud-collega, de kunstenaar Daniël Op de Beeck heeft een schilderijenreeks ‘Kop’ gemaakt. De reeks opende met zes half-abstracte gezichten samengeteld uit lappen stof. Ik vind die gezichten – in tegenstelling tot die van Victoria-Maria Geyer – heel mooi en origineel. Maar ik zou ze niet als gezichten voor Jozef en Maria gebruiken, evenmin als de gezichten die Daniël samengesteld heeft uit lappen vlees*****.
      Een aantal van de replieken op de kerststal-kritiek lijken mij in het beste geval de spijkers op laag water******. Gwendolyn Rutten maakt zich sterk dat de traditionele afbeelding van de heilige familie historisch niet correct is. Dat Jezus meer op Sammy Mahdi moet geleken hebben. Flink hoor, Gwendolyn. Ze zegt nog:

Voor mij hoeft er geen kerststal te staan … Maar als je er een wil zetten – wat ik respecteer – doe dan alsjeblieft niet alsof het een waarheidsgetrouwe afspiegeling is van een wit gezin in ene boerenstal op het platteland, of zo.

     Met dat ‘wit gezin’ bewijst Gwendolyn dat ook zij de kerststal framet in een discussie rond multiculturalisme, en met die ‘boerenstal op het platteland’ bewijst ze iets af te weten van geschiedenis en iconografie. Voorstellingen van historische en legendarische gebeurtenissen willen wil eens onnauwkeurig zijn en veranderen in de loop der tijden.  Dat is zeker waar. Maar voor mij persoonlijk is de enige juiste voorstelling van het kersttafereel die van Hugo Van der Goes en die situeert zich in een boerenstal.
      Nu, Van der Goes was er niet bij op die bekendste van alle kerstdagen, en ik ook niet, maar ik weet dat die voorstelling van een boerenstal teruggaat op de evangelist Lucas – die er ook niet bij was natuurlijk – en die zegt dat Jezus in een φάτνη werd gelegd, een ‘voederbak’ of ‘trog’ dus, wat ik uit respect voor de traditie met het Middelnederlandse ‘kribbe’ vertaal. En zoals Marc Vanfraechem sarcastisch opmerkt: ‘Zo’n meubelstuk hoort niet thuis in een tent maar in een stal, of is dat in Aarschot anders?
      Ik geeft het toe: ik kan er mij niet druk in maken. Wel vind ik het aardig dat Loobuyck in het interview over die kwestie zich in zijn formulering bijna aan kettle logic bezondigt: ‘Lees de Bijbel. Daar staat nergens letterlijk dat Jezus in een stal geboren is. En dan nog: die versie staat maar in één van de evangeliën.’ Het staat niet in de Bijbel, en bovendien staat het maar in één evangelie van de Bijbel.’ Hij had er nog aan toe kunnen voegen dat alles wat in de Bijbel staat, geen evangelie is.
     Loobuyck heeft gelijk als hij de kerststal-affaire beschouwt als een onderdeel van een cultuuroorlog, maar hij vergeet dat hij zelf aan de vijandelijkheden deelneemt, zij het niet vanuit een van de extreme flanken. De veldslag is niet begonnen met de reacties op de kerststal, maar is begonnen met de kerststal zelf. En de reacties óp de reacties – ook de zijne – maken er evengoed deel van uit. Hij framet de kerststalintenties als creativiteit en vernieuwing, zonder de politieke connotatie te willen toegeven.  Hij ziet de voddenpoppen als een middenweg. Het zou fout zijn mocht het stadsbestuur de kerststal  verbieden, zoals het ook fout is om vast te houden aan een al te starre interpretatie van de kersttraditie. Maar dat is, lijkt mij, geen middenweg.
      Overigens begrijp ik dat Loobuyck zich in een moeilijke positie bevindt. Als hij echt neutraal wilde zijn in de cultuuroorlog had hij iets anders moeten zeggen in dat interview. Iets als: ‘Ja, die kerststal was achteraf gezien een verkeerde beslissing. Men heeft de impact onderschat. Men heeft Vlaams Belang nodeloos munitie gegeven. De initiatiefnemers waren vergeten dat wat zij evident vinden, daarom nog niet door iedereen als evident wordt gezien. Maar wat wil je, die tent staat er nu.’ 
     Maar dát kan hij moeilijk zeggen. Dát zou een capitulatie zijn. Ik zou daar, mocht ik in zijn positie verkeren, ook niet toe bereid zijn.

 

* Overigens vind ik niet Jezus en zijn gezin per se als blank moet worden voorgesteld. Zolang hij maar niet per se als niet-blank wordt voorgesteld. En zolang men Van der Goes maar trouw blijft. Michel Berger gaat op zijn FB-pagina een stapje verder en vat het conservatieve standpunt als volgt samen: ‘Zelf heb ik geen enkel probleem met een heilige familie in Afrika die zwart is. Of met Inuittrekken in Inuitland. Chinese oogjes in Chinaland. De universele boodschap snap ik evenzeer in een Japans ogende Boeddha als in een Indische versie. Maar vreemdelingen hier zouden niet snappen dat men in bleekgezichtenland traditioneel bleekneuzen uitbeeldt? Dat is eigenlijk iedereen voor onnozele sukkels houden die zonder uw artistieke ingreep de boodschap niet zouden vatten.

 

** Bij die tegenaanval hoort ook die krantenkop in De Standaard: ‘Hoe een Brusselse kerststal werd gestolen door politieke recuperatie.’ Natuurlijk is er politieke recuperatie van rechts, maar met zo’n kop is De Standaard zelf ook aan het recupereren.

 

*** Zie de heisa rond het tableau op de Olympische Spelen in Parijs. Een tableau vivant dat voor iedereen een parodie leek op Da Vinci’s Laatste Avondmaal, had helemáál niets met een schilderij van Da Vinci te maken maken maar met een schilderij van Jan van Bijlert. Zie mijn stukje hier.


**** Het lijkt mij een klassiek trucje binnen de cultuuroorlog om het debat te verplaatsen van het ideologische terrein - het respect voor de traditie - naar het louter esthetische terrein. Ook in het debat over de Arenberg-schilderijen werden ideologische beschouwen gretig aangevuld met, of sluw vervangen door, esthetische beoordelingen. De oude schilderijen waren middelmatig. De fotos van Mous Lamrabat waren prachtig. Zie mijn stukjes hier en hier. Ik herken die retorische trucjes omdat ik ze zelf wel eens toepas. 


 ***** Voor enkele voorbeelden van ‘koppen’ van Daniël Op de Beeck, zie zijn web-pagina hier.

 

* ***** Ook in het kamp van de kerststalcritici worden spijkers op laag water gezocht. Zo zien sommigen in de gelaatloze figuren een buiging voor de Islamitische theologie die geen afbeeldingen van religieuze figuren aanvaardt. Dat lijkt mij vergezocht. Of men ziet de beelden van Jezus, Maria en Jozef als een aanval op het christendom. Loobuyck antwoordt terecht dat de bezwaren niet door authentiek christelijke motieven, maar door politieke motieven geïnspireerd zijn. 

 

 

maandag 1 december 2025

Subsidies e.a.


Subsidies
     Om te weten of ik voor of tegen cultuursubsidies ben, zou ik mijn oude stukjes van zes jaar geleden eens moeten herlezen. Toen was eer flink wat commotie rond die subsidies. Enkele weken geleden was er weer veel commotie, maar dit keer ging het vooral over wie de beslissingen moest nemen in zulke dossiers. Moesten die beslissingen genomen in neutrale commissies van experten, die niet altijd zo  neutraal zijn, of door politici die al zeker niet neutraal zijn? Je kunt van die experten – vaak mensen uit ‘de sector’ – niet verwachten dat ze enthousiast subsidies goedkeuren voor Vlaams-nationalistische organisatie, en van N-VA’ers in bestuurraden of in de Vlaamse regering kun je niet verwachten dat ze met plezier geld uitdelen aan extreem-linkse organisaties als De Wereld Morgen. Tja, politiek en cultuur. Stendhal zei indertijd dat zijn ‘opinions en peinture étaient celles de l’extrême gauche.’
    
     Misschien bestaat de beste oplossing erin om de twee methodes te combineren. De commissies met de experten – formuleren een advies en de politici nemen de uiteindelijke beslissing in de vorm van een compromis? Dat laatste is min of meer de Vlaamse manier. In Wallonië is dat anders schrijft Siegfried Bracke op DoorbraakMen vertrouwde hem toe : ‘Chez nous, c’est le/la ministre qui décide.’
     Het kan nog anders. In Noorwegen werd in de 19de eeuw over culturele subsidies rechtstreeks beslist door het parlement. De regering diende een lijst met namen en bedragen in, en het parlement debatteerde daar openlijk over en stemde erover per naam en per bedrag. Zo kreeg Hendrik Ibsen, toen hij nog geen succes had en weinig geld verdiende, in 1846 een eenmalig door het parlement goedgekeurde beurs van 400 speciedaler. Later, toen zijn succes en toenam en hij veel geld begon te verdienen, kreeg hij niettemin steeds grotere bedragen onder de vorm van een jaarlijks dichterspensioen. De parlementsleden deden niet aan armoedebestrijding, ze beloonden verdienste. Ze pasten Matteüs 25:29 toe: ‘Want een iegelijk, die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben.’  

* Zie mijn bedenkingen over cultuursubsidies hier en hier.



Eer, deugd, Trump, Yellowstone
    Zoals bekend maakte Montesquieu een onderscheid tussen eer en deugd. In het Engels, met die soepele modale bijwoorden, klinkt dat beter: Montesquieu famously distiguished between honor and virtue. In elk geval, volgens Montesquieu hoorde eer bij de monarchie en de aristocratie, en hoorde deugd bij de republiek en de burgerij.  Eer eist loyaliteit aan leider, code en clan, deugd eist gehoorzaamheid aan wetten en staat. Eer heeft te maken met reputatie, deugd heeft te maken – zoals in de Kantiaanse moraal – met innerlijke motivatie.
     Het is nuttig om op die verschillen te wijzen, maar men moet er zich voor hoeden om alleen de verschillen te zien of die te overdrijven. Beide actieprincipes vormen een breidel op het egoïsme. En beide kunnen een macht ten goede of ten kwade zijn. In een artikel in De Standaard (27/3) ging Beeckman uitgebreid in op eer als macht ten kwade.

 Vandaag verschijnt ‘eer’ als regulerend principe in gangsterverhalen, denk aan The Godfather en The Sopranos … In die verhalen zijn de gangsters de helden … Ze eisen absolute loyaliteit van hun medestanders. 

     Die eis herkent Beeckman ook bij Trump. De Republikeinen zijn hem absolute loyaliteit verschuldigd. Als hij liegt, moeten ze ook liegen. Als hij Zelenski een dictator noemt, moeten zij Zelenski ook een dictator noemen. Een politiek meningsverschil wordt gezien als een belediging – terwijl een republikeinse democratie zou moeten leven van meningsverschillen.
     Beeckmans verwijzing naar de gangsterverhalen is verhelderend. Tony Soprano en Vito Corleone belichamen in de populaire cultuur de duistere kant van de eer-moraal, zij het met een zekere dubbelzinnigheid. Maar voor een echt dubbelzinnige beeld kunnen we beter terecht bij de televisierserie  Yellowstone. Die gaat over een grote landeigenaar, John Dutton, een moderne cowboy die rondrijdt in een jeep, vee opjaagt vanuit een helikopter en zijn werknemers ver onder het minimumloon betaalt*. Kevin Costner is misschien niet de allerbeste acteur, maar op zijn leeftijd heeft hij nu wel de fysiek om het gezag uit te stralen die bij zijn rol hoort.
     Een zakelijke tegenstrever met Indiaanse roots zegt over Dutton: ‘John has more honor than most people I know.’ Die eer maakt dat hij makkelijker een moord beveelt dan dat hij zou liegen, of een belofte zou breken. Hij leeft niet, zoals de Sopranos van wetsovertreding, maar de loyaliteit aan zijn erfgoed en zijn gezin is veel sterker dan die aan wetten ‘that shouldn’t be there in the first place.’ Hij zal zelf wel beslissen wat mag en wat niet mag. Hij doet dat met rechtlijnigheid en geniet daardoor van een reputatie die hij nochtans niet in de eerste plaats nastreeft. Zijn conservatisme maakt hem populair in zijn milieu. Als hij zich kandidaat stelt bij verkiezingen, zegt hij waar het op staat. ‘If it’s progress you want, then don’t vote for me. I’m the opposite of progress.’
     Natuurlijk heeft de eercultuur, zoals Beeckman laat zien, haar duistere kanten, maar so what? Die heeft de deugdcultuur ook.  We moeten de deugd niet verwerpen omdat Robespierre ze al excuus gebruikte voor de guillotine. We moeten trouw aan de wet niet verwerpen omdat Javert in Les Misérables er een synoniem van genadeloosheid van maakt. Om dezelfde reden moeten we eer en loyaliteit niet verwerpen omdat Trump er een vulgaire personencultus van maakt
.
     Persoonlijke loyaliteit aan naasten heeft diepere wortels dan gehoorzaamheid aan abstracte wetten en voorschriften van deugdzaamheid. De bleke deugd heeft heeft iets kunstmatigs. Deugd geeft voorspelbare resultaten in rustige tijden, maar is onbetrouwbaar in moeilijke tijden. Je vraagt je af hoe iemand die niet eens in staat is om zijn egoïsme te overstijgen in zaken van persoonlijke loyaliteit dat wél zou kunnen als het om abstracties gaat.
     Maar is deugd niet hoogstaander omdat ze op innerlijke motivatie steunt, in plaats van op uiterlijkheden als reputatie? Dat hangt van de omschrijving af. H.L. Mencken draaide de zaken om. Hij schreef: ‘The difference between a moral man and a man of honor is that the latter regrets a discreditable act, even when it has worked and he has not been caught.’ De deugdzame burger is een hypocriet die wakker ligt van zijn reputatie – wat zullen de mensen denken als ik betrapt word? – een lafaard die braaf is uit vrees voor straf. De eerbare burger daarentegen bekommert zich aangaande zijn reputatie slechts om één publiek: hemzelf. Zijn zelfbeeld is onafhankelijk van kritiek of vleierij.      Ik spreek mij niet graag uit over de héle Trump. Ik weet bijvoorbeeld nog altijd niet wat hij uiteindelijk zal doen in Oekraïne. Maar één ding is voor mij zeker: the man has no honor. Toch niet in de Menckiaanse zin van het woord.

* Over de lonen van de cowboys in Yellowstone, zie ook mijn stukje hier.

.
Citaten verminken
     En nu is het tijd voor: ‘Ja, een bekentenis, lezer.’ Sommigen zullen hier een Multatuli-citaat in herkennen, en wel een dat helemaal letterlijk uit het zeventiende hoofdstuk van de Max Havelaar komt. Maar wat ik wil bekennen is dit: soms zijn mijn citaten, zelfs die tussen heilige aanhalingstekens, niet helemáál letterlijk. Soms doe ik een kleine aanpassing om het citaat beter in de tekst te laten passen: een voorzetsel valt weg, een voegwoord wordt toegevoegd, een tegenwoordige tijd wordt een verleden tijd, een voornaamwoord wordt een eigennaam*. Ik zou dat niet mogen doen, ik weet het, ik weet het.
     Laat mij echter twee zaken vooropstellen. Ik doe die aanpassingen nooit met de bedoeling om de tekst inhoudelijk te manipuleren. En ten tweede – nou ja, ’t is eigenlijk hetzelfde – is mijn schuldgevoel zo groot dat ik wel drie keer controleer of ik de inhoud niet onbewust gemanipuleerd heb. Want een woord kan al een heel verschil maken.
     Op een FB-pagina zag ik vandaag een citaat voorbijkomen van de Estse politica Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van de Eurpese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Ze staat bekend om haar felle pro-Oekraïne-standpunt en is daarom in sommige middens niet erg populair. Nu zou ze gezegd hebben: 

Gedurende de laatste honderd jaar heeft Rusland 19 landen aangevallen en geen enkel land heeft Rusland aangevallen.

      Dat zou natuurlijk een absurde uitspraak zijn. Er stond dan ook een boze commentaar bij dat Kallas liegt, want dat nazi-Duitsland in 1941 Rusland heeft aangevallen.Er stond bij het citaat en de commentaar ook een filmpje bij waarop je hoorde wat Kallas precies gezegd had. Dat was iets anders: 

In the last 100 years, Russia has attacked more than 19 countries, and some as many as three or four times. None of these countries had ever attacked Russia. 

     Dit is misschien niet helemaal accuraat maar verre van absurd. ‘Geen enkel land’ is niet hetzelfde als ‘none of these countries.’ En dat is geloof ik geen gevit. Maar ik denk niet dat je daar een vurige tegenstander van Kallas van kunt overtuigen. Ik zou niet weten hoe je dat moet doen. Discussies over verschillende tekstinterpretaties vereisen een verregaande welwillendheid van de twee partijen.
     Uiteraard heb ik in bovenstaande alinea’s géén aanpassingen aangebracht aan de citaten, alhoewel ik graag het stukje van ‘and some as many as three or four times’ had weggelaten. Zonder dat stukje was het citaat duidelijker geweest.

* Allemaal ingrepen die in geleerde publicaties tussen vierkante haken worden weergegeven.

 

Ozark
     De televisieserie Ozark speelt zich af in de buurt van het Ozarks-meer in de Amerikaanse staat Missouri. Hoewel de naam Ozarktientallen keren in de serie wordt uitgesproken, blijf ik er de meeste moeite mee hebben. Ik wil altijd Orzak zeggen. Zoals bejaarden die Spaans leren ‘mujer’ uitspreken met een ‘j’ en leerlingen die Duits leren ‘länger’ uitspreken als ‘langer’.
      De serie heeft 44 afleveringen, en dat is te veel. Het sterkste punt van de serie zijn de vertolkingen van Jason Bateson en Laura Linney als Marty en Wendy Byrde, en na een twintigtal afleveringen heb je alle nuances van die vertolkingen al meerdere keren gezien. Een recensent zou kunnen aanhalen dat Marty en Wendy niet zo heel erg ‘evolueren’. Recensenten hebben graag dat personages evolueren. Maar u en ik, lezer, evolueren ook niet zo veel, dus kan ik het niet zo erg vinden dat Marty en Wendy blijven wie ze zijn. De hilbilly assistente van Marty evolueert wel, maar dat wordt zo geleidelijk over de afleveringen uitgesmeerd dat je het amper merkt. Ja, twintig afleveringen was wel het minimum voor de serie.
     Zowel Marty als Wendy zijn oplichters. Marty is een genie in het witwassen van drugsgeld, en Wendy is erg bedreven in politieke intriges. Het mooie is dat Wendy zichzelf en anderen wijsmaakt dat haar intriges haar uiteindelijk een machtspositie zullen bezorgen van waaruit ze ‘veel goeds’ zal kunnen realiseren voor de progressieve zaak. Ook mooi is hoe ze perfect alle mede- en tegenspelers kan inschatten en manipuleren – ‘she has good instincts’. Alleen als het op haar rebelse kinderen aankomt, wordt haar gedrag onhandig en zegt en doet ze altijd net wat ze niet moet doen.
     Het is altijd moeilijk om voor een serie met ambiguë hoofdpersonages een bevredigend einde te bedenken. Dat is geen kwestie van plot maar van toon. Die toon heeft Ozark goed getroffen. Mocht ik het einde verklappen, wie er allemaal dood is en wie niet, zou dat op u, lezer, overkomen als een ontgoocheling. Maar als je het ziet, valt het best mee.
     De serie levert ook een mooie quote op. Ruth, de hillbilly assistente, woont in een vervallen trailer, maar die is wel prachtig gelegen, vlakbij het meer. Ze droomt ervan om op die plaats een groot huis te laten bouwen. ‘Met een zwembad?’ vraagt haar neef. ‘Waarom zou ik een zwembad nodig hebben als het meer hier vlakbij ligt?’ vraagt Ruth. Waarop haar neef: ‘You don’t know the first thing of being rich.’