donderdag 12 oktober 2023

Clive James' cultureel geheugenverlies


    
Clive James (1939-2019) was een Australiër die vooral in Groot-Brittannië naam maakte als journalist, schrijver, dichter, essayist, memoirist, criticus, televisiemaker en televisierecensent. Hij was bevriend met Lady Di, sprak op recepties met Margaret Thatcher, en heeft met de meeste F1-piloten weleens mogen meerijden op de racebaan –  of in een ‘gewone’ auto op de autostrade. Het leek dan, schrijft James, alsof de andere auto’s stilstonden. Daarnaast vond hij de tijd om in Argentinië de tango te dansen, een interessant liefdesleden te leiden, zichzelf vijf of zes vreemde talen te leren, heel veel alcohol te drinken, en af en toe te schrijven aan zijn magnum opus Cultural Amnesia.
 
     Dat ging als volgt in zijn werk. 40 jaar lang vulde hij een notitieboek met treffende zinnen die hij las in een boek, tijdschrift of krant – het kon iets zijn van Tacitus, of van Hitler, of van Charlie Chaplin – en over die zinnen begon hij dan na te denken. Dat leidde vervolgens tot een essay van soms 3, soms 20 pagina’s. Zo kwam hij uiteindelijk aan een boek van 876 bladzijden. Iemand zoals ik, die minder gulzig in het leven staat dan James, is er wel even zoet mee.
    Van de 107 personen die met een citaat en een kleine biografie in het boek voorkomen, zijn er een derde waar ik nog nooit van had gehoord, een derde die ik ken van naam en reputatie, en een derde waarvan ik weleens iets gelezen heb. En buiten de 107 geciteerden haalt James nog heel veel andere grote namen aan. De meeste van hen zijn schrijvers, en we worden voortdurend voorgehouden dat ze absoluut verplichte lectuur zijn voor iedere beginneling die naar enige beschaving streeft. Op bijna elke bladzijde maak je kennis met iemand die de grootste schrijver, de grootste toneelauteur, de grootste historicus, de grootste choregraaf, de grootste componist enzovoort van de eeuw is. Eugenio Montale bijvoorbeeld is de grootste Italiaanse dichter van vorige eeuw.’ Ik ben blij dat ik dat nu weet.
     James staat terecht bekend voor zijn humor, zijn satire en zijn polemiek. Ik kan zijn stuk over klimaathysterie bijvoorbeeld niet lezen zonder meermaals luidop te lachen**. Ook in Cultural Amnesia is er voldoende plaats voor vrolijkheid, maar de stijl is toch vooral bezonnen en zoekend. Vaak verkent hij eerst één stelling verkent, om daarna de tegenovergestelde stelling te overwegen. Hij schrijft vloeiend, onderhoudend, en probeert per bladzijde drie of vier zinnen binnen te smokkelen die in een hyperbool of paradox mooi samenvatten wat hij over het onderwerp bij elkaar heeft gedacht. Als je die zinnen terugvindt op Wikiquote maken ze niet dezelfde indruk, want ze hebben hun context nodig.
     Alle essays houden verband met een reeks onderling verbonden vragen. Wat is beschaving? Door wie of wat wordt de beschaving bedreigd? Wat is de rol van kunst bij het tot stand komen en het in stand houden van de beschaving? Wat moeten we aan met het verschil tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst? Wat is de verhouding tussen kunst en commercie, tussen inspanning en talent, tussen individuele kunstenaar en omgeving, tussen engagement en esthetiek, tussen originaliteit en traditie? Hoe verhouden ideologie en gezond verstand zich tegenover elkaar? Enzovoort. De vragen zijn niet erg origineel, de antwoorden zijn dat vaak wel.
      Slechts op de eerste twee vragen, geeft James een rechtlijnig antwoord. Beschaving is voor hem het humanisme, de rechtvaardigheid en de liberale democratie. En die beschaving werd in de 20ste eeuw bedreigd door het communisme en het fascisme. Later zou hij aan die vijanden nog het islamisme toevoegen.
      De verbetenheid waarmee James de auteurs hekelt die voor fascisme en communisme sympathie  hebben gehad, is even groot als de ijver waarmee hij verzetshelden tegen het totalitarisme prijst. Soms is het verbazend hoe ver hij daarin gaat. Zijn commentaar over Wittgenstein bijvoorbeeld gaat voor een groot deel over de vraag waarom de filosoof, van wie de familie uitgeroeid werd door de nazi’s, nooit iets over fascisme en nazisme heeft geschreven.
     Ik heb mij tijdens het lezen vaak afgevraagd waar die hardnekkigheid vandaan kwam. Als ik iets venijnigs over het communisme schrijf, dan neem ik altijd stilzwijgend aan dat mijn schuldgevoel over mijn communistisch verleden daar een rol in speelt. Maar James is nooit communist of fascist geweest.
     Het heeft tot het nawoord geduurd voor er zich voor mij een verklaring aftekende. In dat nawoord schrijft James over het soort boeken dat hij graag las als kind en als adolescent. Dat waren onveranderlijk boeken over actieve helden. James ziet in die aanleg tot heldenverering een trekje dat hem onder andere omstandigheden in een totalitair kamp had kunnen doen belanden. Hij heeft daarom, denk ik, beslist om zijn heldenverering te verleggen van mannen van de daad naar mannen van het woord, en van het domein van de actie naar het domein van de cultuur.
      Aan de grote vragen over de beschaving haakt James een hele boel kleine vragen vast die ik mij nooit gesteld heb. Worden de beulen van een totalitaire staat gedreven door plichtsbewustzijn of door sadisme? Hoe moet een kunstenaar omgaan met zijn bewonderaars? Zou John Keats een grotere auteur dan Shakespeare geworden zijn als hij langer had geleefd? Schuilt de waarde van een gedicht in de eerste plaats in de afzonderlijke zinnen of in de samenhang tussen die zinnen? Waarom legt Albert Finney de klemtoon verkeerd in een bepaald vers van Shakespeare? Waarom is in de film Where Eagles Dare het haar van Richard Burton zo lang? Waarom sprak Margaret Thatcher de naam van Solzjenitsyn uit als Solzjenitskyn? Op die laatste vraag meen ik trouwens het antwoord te weten. Ik vind de naam met een ‘k’ veel mooier. Voortaan zal ik die ook zo uitspreken.
     Over Thatcher nog dit. Toen James het essay over haar schreef was hijzelf politiek al flink opgeschoven, van links naar rechts, maar nog steeds voldoende links om overheidscontrole op de televisie te verdedigen als garantie voor culturele kwaliteit. Toen Thatcher die controle afschafte, was hij er ontstemd over hoe een nuchtere vrouw zich liet manipuleren door radicale ideologen uit haar entourage.
     Tegelijk vertelt hij hoe hijzelf ooit aan de Iron Lady heeft uitgelegd dat de Britse wetgeving beter in elkaar steekt dan de Amerikaanse omdat ze geen geschreven grondwet heeft. James was erg blij met de enthousiaste reactie van Thatcher. Wellicht dacht hij dat hij haar overtuigd had van zijn mening. Hier echter onderschat hij de ideologische bagage van Thatcher. Het voordeel om geen geschreven grondwet te hebben wordt grondig uiteengezet in Hayeks Law, Legislation and Liberty, en de kans is groot dat Thatcher dat werk gelezen heeft. Maar misschien heeft James het zelf niet gelezen. Je kunt niet alles lezen. 

 

* Wie door kunst en cultuur probeert vat te krijgen op de werkelijkheid, schrijft James, zal uiteindelijk de strijd verliezen. Wat hij leert, zal hij weer vergeten. Maar hij zal tenminste geprobeerd hebben, en ondervonden hebben dat je geen vat kunt krijgen op de werkelijkheid. Dat inzicht is op zich al de moeite van het culturele streven waard. 

** James over klimaatalarmisme: zie hier

3 opmerkingen:

  1. Ik heb de moed niet om de bijlage te lezen
    Ik meen wel te weten dat het zowat een utopie is, een perfect werkend democratisch systeem te ontwerpen én in stand te houden. Omdat de mens nu eenmaal niet perfect is geschapen. En dat dat maar best is ook. Ik maak me geen illusies meer.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Over de bijlage zal ik eerlijk zijn: halfweg ben ik gestopt want het werd meer een saaie rant dan het puntige begin beloofde en het werd ook niet wetenschappelijker dan wat het bekritiseerde. Het heeft me wel aangemoedigd eens wat verleden alarmkreten op te diepen, dichter bij huis.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De bijlage - ja, die is natuurlijk wat gedateerd. Inhoudelijk ga je er inderdaad niet veel uit opsteken. En wetenschappelijk zeker niet. Wel een leuke polemiek vond ik.

      Verwijderen