maandag 30 oktober 2023

Moet ik Peter Mertens lezen? (en andere kortjes)


Moet ik Peter Mertens lezen?
      Laatst verscheen er dat boek van Paul Goossens De ongelijkheidsmachine. Ik nam mij voor om dat te lezen en daar een stukje over te schrijven want de gelijkheidskwestie interesseert mij. Ook had ik over het boek gelezen, en het leek mij nogal lichte kost waar ik makkelijk wat luchtige kanttekeningen bij kon maken.
      Maar nu verschijnt er alweer een nieuwe aanklacht tegen de ongelijkheid, dit keer van PVDA-er Peter Mertens. Een andere PVDA-er, historicus Jan Dumolyn, schrijft erover: ‘Een combinatie van ervaringen van gewone mensen wereldwijd en gortdroge kwantitatieve economische analyses. Een ondogmatisch en vernieuwend marxisme voor vandaag.’ Ha, die ‘'gewone mensen’, in plaats van het strijdbare ‘proletariërs’ van weleer.
      Nu sta ik in twijfel. Ik zal de boeken Goossens en Mertens niet allebei lezen. Over welk van de twee boeken kan ik het luchtigste stukje schrijven? Ja, Goossens’ proza bevat nogal veel lucht heb ik uit zijn stukken in De Standaard begrepen. Dat kan helpen om het luchtig te houden. Maar naar het boek van Mertens ben ik nieuwsgieriger. Aan de anderee kant: gortdroog? Zal ik dan in mijzelf wel de luchtige toets vinden om er iets over te zeggen?

Aantoonbare onwaarheid
    In het korte boekje De misleidingsindustrie vertelt Els Diggele – nogal langdradig – hoe ze last kreeg over een recensie die ze geschreven had voor de NRC. Ze had een boek besproken van historicus Peter Malcontent: Een open Zenuw. Nederland, Israël en Palestina. Malcontent ... de naam verdient een plaats naast die van de onsterfelijke helden van de Nederlandse literatuur: Nurks, Droogstoppel, Wauwelaar en Pennewip.
    Het boek in kwestie bevatte, volgens Diggele, veel interessant feitenmateriaal, maar de algemene strekking ervan was, nog altijd volgens Diggele niet neutraal, maar pro-Palestijns, onder andere in de selectie van feiten. In haar conclusie schrijft Van Diggele dat ‘Malcontent alle registers open trekt om het bestaansrecht van de de Joodse staat in twijfel te trekken.’
     De auteur stuurt een recht op antwoord naar de redactie, wat nogal eigenaardig is bij een boekrecensie. Hij vindt dat de conclusie van de recensie een ‘aantoonbare onwaarheid’ is. Ik vind dat een misbruik van de term. Aantoonbaar onwaar zou moeten gaan over feiten, en niet over een of andere analyse, veralgemening of conclusie. Die laatste uitspraken kunnen wel ongerechtvaardigd zijn of onredelijk of onterecht of onbillijk, maar haast nooit ‘aantoonbaar onwaar’.
     Het woord 
aantonen wordt al te vaak verkeerd gebruikt. Het woord weerleggen eigenlijk ook, voor zeggen dat men niet akkoord gaat met iets.

Bureaucratie
     In de auto van mijn zoon was een kabeltje doorgebeten door een marter. Ik bracht de auto naar de garage waar hij was aangekocht, maar daar bleek dat hij naar een andere garage moest die een overeenkomst had met de verzekeraar. Daar moest hij worden binnengebracht op een welbepaalde maandag zodat de expert met eigen ogen
 kon vaststellen of de claim van 127,91 euro terecht was.
     Zo gezegd, zo gedaan. Het kabeltje werd in die andere garage vervangen en de gemoedelijke man aan de balie zei dat ik naar huis mocht. Voor zo’n klein bedrag zou de expert niet moeilijk doen. Men zou hem het kapotte kabeltje laten zien. Helaas werd ik later op de dag opgebeld door de verzekeraar. Ik moest de auto de volgende maandag opnieuw naar de garage brengen zodat de expert er de nodige foto’s kon van nemen, vooraan, achteraan, links en rechts. Ik voel een grote weerzin voor zon procedure die aan alle betrokkenen - de klant, de garagist én de verzekeraar - veel tijd kost, en in het laatste geval meer dan ze mogelijk kan opbrengen.
      Ik heb vroeger gedacht dat zulke procedures alleen door de staat werden gehanteerd, maar dat was verkeerd gedacht. Grote bedrijven werken ook zo, en bij Kahneman leerde ik waarom dat zo was. Het was gemiddeld veel efficiënter om altijd dezelfde algemene regeling toe te passen dan om iedere keer te onderzoeken of de regeling in elk afzonderlijk geval wel nuttig was. Dat leidde mij tot de vreselijke gedachte dat bureaucratie efficiënt kon zijn, en dus in hoge mate onvermijdelijk.

Ça vous tue
     Zoals de meesten van ons gebruik ik wel eens een Engelse uitdrukking, zoals men vroeger een Latijns adagium aanhaalde. Je mag met dat Engels niet overdrijven, maar één of twee zulke uitdrukkingen – liefst niet de meest modieuze – geeft wat cachet aan een tekst. Ik ben het met Karel van het Reve eens: in het Engels kun je de dingen soms aardig zeggen.
     Maar soms kun je in een andere taal dan het Engels de dingen nóg aardiger zeggen. Als je naar een vervelende lezing aan het luisteren bent, kun je je buur aanstoten en zeggen: ‘Kill me now.’ Dat is grappig en kort. Beter vind ik de zin uit een lied van Serge Reggiani: ‘On n’en meurt pas mais ça vous tue*.’ Het is wat te lang om tijdens de lezing te fluisteren; het is meer iets om achteraf op café te citeren. Desgewenst je je wijsvinger aan je slaap brengen alsof je jezelf wil doodschieten met een pistool.
     Die wijsvinger als loop van een pistool is een oud gebaar. Ik herinner mij dat professor De Kock het grappend gebruikte tegen een Spaanse leerling. ‘Te voy a matar,’ zei hij, nadat die student iets gezegd had over de ruime financiële mogelijkheden van de Leuvense faculteit van Letteren en Wijsbegeerte.
      Om het helemaal goed te doen, gebruik je vandaag beter niet meer de wijsvinger, maar de wijsvinger en de middenvinger samen. Je moet het eens proberen: je zult merken dat het veel cooler is. Ook moet je niet ‘pang’ zeggen, maar eventueel een zacht plofgeluidje voortbrengen, alsof er een geluidsdemper op je pistool is vastgeschroefd. En dan gelijktijdig je hoofd in je nek gooien. 

De honoraria van de arts-specialist
     Als Frank Vandenbroucke op het scherm komt, mag je van twee dingen zeker zijn: dat hij iets wil verbieden en dat hij dat met een grijns zal aankondigen. Af en toe hoor ik dat hij iets wil doen aan de honoraria van arts-specialisten. Het zal erop neerkomen geloof ik dat hij zal verbieden dat nefrologen meer verdienen dan urologen.
     Die verschillen in de honoraria interesseren mij wel. Mijn zoon is nog in opleiding en kan mij niets wijzer maken. Een ding weet ik ongeveer zeker. Dat arts-specialisten in een vrije markt veel verdienen komt in belangrijke mate omdat mensen bereid zijn om veel geld uit te geven voor hun gezondheid.  Je kunt ook een passabele geneeskunde krijgen als de staat de lonen van arts-specialisten kunstmatig laag houdt. In communistisch Rusland verdiende een arts-specialist minder dan een buschauffeur, en toch kreeg je een passabele geneeskunde, zoals beschreven in Kankerpaviljoen van Solzjenitzin – Solzjenitskin klinkt beter – en in De meester en Margareta van Boelgakov. Je moet er dan de corruptie bijtellen, en een zwart circuit waarin een betere geneeskunde wordt aangeboden. Ik meen mij te herinneren dat de dochter van Henk Sneevliet daar een en ander over vertelt in haar Russische mémoires.

Rare titels
     De meester en Margarita is een rare titel. Dat moet eigenlijk Margarita en de meester zijn, al heeft de meester een grotere rol in het boek. Dat is ook zo voor de titel van het Schubertlied Der Tod und das Mädchen. Dat moet eigenlijk Das Mädchen und der Tod zijn**. 


* De beste inhoudelijke vertaling lijkt mij: ‘Je gaat er niet van dood, maar het scheelt niet veel,’ maar dan verlies je de paradox.

** Zoals het gedicht van P.N. Van Eyck: De tuinman en de dood. Van specifiek naar algemeen, van eigennaam naar soortnaam, van persoonsnaam naar zaaknaam, van concreet naar abstract. 


1 opmerking:

  1. Over het boek van de PvdA'er Mertens: De Morgen heeft naar die aanleiding een interview met de auteur.
    Zo voorspelbaar. Hij herhaalt de al jaren de gekende mantra's van PvdA (Amada). Het uitganspunt is: het kapitalisme is slecht, en de grote bedrijven zijn slechter geworden.
    Er wordt door de vraagsteller (vele goede vragen) opgeworpen dat Vlaanderen één der allerlaagste armoedecijfers heeft (dat klopt, van heel Europa, waarschijnlijk van de wereld met uitzondering van Qatar waar officieel bijna niemand arm is, haha). Daar komt dan een nietszeggend antwoord op, van ja als je dan toevallig één van die armen bent.
    Tja, zo komt men nooit verder. Ik betwijfel of men ooit armoede 100% kan uitroeien. Als je pech hebt kan je geholpen worden. Maar als de 'pech' ingebakken zit in je levenswijze, dan zal onverplichtend geld niet helpen. Dan zal men dwang moeten toepassen, het leven van die personen controleren, zelfs kinderen onttrekken aan het ouderlijk gezag...
    Of over de automatische indexering van uitkeringen, lonen. Ja maar werpt de communist op, dat is geen 100% dekking. OK, in de feiten klopt dat, maar je moet er dan bij zeggen dat de indexering natuurlijk slecht één element van de loonmarkt is. Hij heeft zo ooit beweerd dat de loononderhandelingen slechts 2-3% extra voorzagen, en in andere landen 6%. Dan vertelde hij er natuurlijk niet bij dat dit 2-3% extra was bovenop de automatische indexering.
    Over deeltijdse en flexible banen, die mensen een opstsp kunnen geven naar de jobmarkt. U raadt het, dat is het slechtste van het slechtste....
    Kort gezegd, de communisten zijn wat ze zijn. Uit algemene interesse lees ik zo'n artikel, maar heb er dan geen moeite mee om het boek niet te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen