maandag 5 augustus 2024

Discussiëren met conservatieven, e.a.


Discussiëren met conservatief rechts, of niet

    
 Populismedeskundige Marijn Kruk geeft in een opiniestuk in De Standaard (3/8) de raad om ‘conservatieve doemdenkers’ niet tegen te spreken. Hij denkt dan bijvoorbeeld aan figuren als de Franse filosoof Alain Finkelkraut. Je gaat die ‘toch niet redden’. Zulke mensen zijn ‘een beetje sneu’. Je kunt ze – ik zeg het nu in mijn eigen woorden – beter links laten liggen; uiteindelijk gaan ze, als je lang genoeg wacht, allemaal dood.
     Als politieke strategie voor progressief links, is de raad van Kruk de moeite waard om te overwegen. Het kan inderdaad lonen om je tegenstanders niet tegen te spreken, maar ze eerder weg te zetten als deplorables. Soms werkt dat, soms ook niet.
     Zelf hou ik meer van een gestoffeerd debat. Dat past beter bij mijn temperament, en ik vind het ook ethischer. Ik ben dus blij dat Kruk, in weerwil van zijn eigen raad, uitgebreid argumenteert waarom het bijvoorbeeld ‘een beetje sneu’ is om het dragqueen
 tableau tijdens openingsceremonie van de Olympische Spelen te bekritiseren. De scène duurde nog geen anderhalve minuut. De organisatie zei duidelijk dat ze niemand wilde kwetsen. Volgens kunsthistorici verwees het tableau niet naar Christus, maar naar Jupiter. Het was een voorbeeld van Franse elegantie. Het was een illustratie van de Westerse ruimdenkendheid. De kritiek getuigde van een cultureel-identair schema. 86 procent van de Fransen vond de openingsceremonie een succes.
     Het sterkste argument vind ik dat de gewraakte scène nog geen anderhalve minuut duurde. Ze was inderdaad maar een klein onderdeel van het geheel.  Het mooie vuurwerk, de ruiter die over de Seine galoppeerde, en het zingende hoofd van Marie-Antonette, maakten veel meer indruk, dat laatste helaas in ongunstige zin. Het flauwste argument vind ik dat het tableau niet naar een schilderij van Da Vinci verwees, maar naar een van Jan van Bijlert. Toen ik het tableau op televisie zag, dacht ik: Da Vinci! ’t Is waar, toen de blauwe man begon te zingen dacht ik aan niets meer.
      Het interessantste argument is dat van de ruimdenkendheid. Natuurlijk moet er in een ruimdenkende maatschappij plaats zijn voor dragqueen shows: op carnaval, op Eurosong, op gay pride manifestaties, in de Folie bergère, in maatschappijkritisch cabaret, in VTM-programma’s met de voorzitter van CD&V als gast. Ik heb op een feestje bij ons thuis mijn eigen vader, als vrouw vermomd, weten dansen met de buurvrouw die als man vermomd was. Maar is de openingsceremonie van de Olympische Spelen daar een goede gelegenheid voor?
     Ik geef een ander voorbeeld: de spottende afbeelding van de profeet Mohammed. In een ruimdenkende maatschappij moet daar inderdaad plaats voor zijn … in een satirische magazine bijvoorbeeld. Maar als zulke spotprenten waren tentoongesteld op zo’n boot op de Seine, al duurde het maar anderhalve minuut, zou ook de braafste moslim terecht boos zijn geweest.
     En dan is er nog een vraag. Wat moet de conservatieve burgerman met zijn boosheid aan? Terreuraanslagen liggen niet in zijn aard. Hij zou de raad van Marijn Kruk kunnen volgen en besluiten om de Parijse organisatoren ‘niet tegen te spreken’, maar ze ‘een beetje sneu’ te vinden en ze te ‘laten voor wat ze zijn’. Maar hij kan ook aan het argumenteren slaan, zoals Alain Finkelkraut in de Figaro, of Ronald Plasterk in De Telegraaf. Zulke stukken lees ik dan. Ik hou van tegenspraak.

Reynebeau en Hugo Chávez
     De dagelijkse zomerstukjes van Marc Reynebeau lees ik liever dan zijn wekelijkse stukken tijdens het werkjaar. Ze zijn wat speelser van toon. Op vrijdag (2/8) schreef hij iets over de ‘snor van de Venezolaanse president Maduro’. Maar er stond ook een wat ernstiger passus in over de ‘exuberante linkse populist Hugo Chávez die met succes de ongelijkheid bestreed’ en daarmee ‘erg populair’ werd. Dat de Venezolaanse economie onder Chávez instortte, met hyperinflatie en hongersnood tot gevolg, wordt toegeschreven aan de ‘scherpe sancties’ van de Verenigde Staten.
      Ik ben geen specialist in economische en Venezolaanse aangelegenheden, maar in het algemeen denk ik dat rechts en links populisme allebei slecht zijn voor de economische welvaart. Het ene vernietigt welvaart door buitenlandse handel af te remmen, het andere vernietigt welvaart door binnenlands meer uit te geven dan er verdiend wordt. Ludwig von Mises noemt dat laatste ‘kapitaalconsumptie’: teren op de bestaande productiemiddelen, zonder genoeg opzij te leggen om ze tijdig te vervangen en te vernieuwen

.Reynebeau en de gevangenenruil
    In zijn stukje van zaterdag (3/8) vervalt Reynebeau in zijn gewoonte om als het maar even kan de N-VA in zijn commentaar te betrekken. Maar ik ga me daardoor niet laten afleiden van het echte thema van zijn stuk: de gevangenenruil tussen Rusland en het Westen, waarbij een aanslagpleger werd geruild voor een kritische journalist. Voorstanders van zo’n ruil bewijzen volgens Reynebeau dat ze belang hechten ‘aan het leven en het individuele welzijn van hun burgers’; tegenstanders bewijzen dat ze zich laten leiden door ‘staatsraison en macht’. Ik ben ook meestal voorstander van zo’n ruil, maar het andere argument, dat van ‘staatsraison en macht’, is niet zo hol als Reynebeau lijkt te denken.
      Het is de oude discussie tussen ‘haviken’ en ‘duiven’. De laatsten zijn atlijd tot redelijke onderhandelingen bereid, de eersten willen een beleid van harde principes, van lik op stuk, van vergelding, van ‘peace with honour’. De moeilijkheid bij de haviken is dat hun heldhaftige en gezwollen taal verbergt waar het eigenlijk om gaat. Dat maakt het iemand als Reynebeau makkelijk om sarcastisch uit te halen. ‘Staatsheroïek is hoe dan ook fel overschat,’ schrijft hij.
     Het is waar dat slagzinnen als ‘de eer van de natie’ een rationele blik kunnen vertroebelen, maar achter die sloganeske ‘eer’ zit tegelijk een eigen rationaliteit. Steven Pinker legt die uit in The Better Angels of Our Nature. Opkomen voor je ‘eer’ betekent dat je je geloofwaardigheid bevestigt. Een terrorist als Poetin neemt een Amerikaanse journalist gevangen om hem te ruilen voor een veroordeelde Russische moordaanslagpleger. Ga je in op die chantage, of hou je vast aan je ‘eer’? Vertaald: maak je een rationele afweging of volg je blindelings een voorafbepaald principe?
     Als Poetin weet dat je van de rationele afweging bent, kan hij best nog meer journalisten gevangen nemen en nog meer moordaanslagen bevelen, erop speculerend dat je de volgende keer weer een rationele afweging zult maken. Poetin wordt op die aangemoedigd. Wat rationeel is in elk concreet geval, is irrationeel als algemene regel, aangezien het risico op chantage erdoor toeneemt.
    Ik ben het met Reynbeau eens dat het Westen er, alles bij elkaar genomen, goed aan deed om die Russische James Bond met licence-to-kill te ruilen voor die Amerikaanse journalist. Als de Westerse landen aan Poetin wil laten zien dat ze belang hechten aan hun ‘eer’ en niet met zich laten sollen, dan moeten ze maar wat meer F-16’s aan Oekraïne leveren. Ook in dat conflict zal vroeg of laat een compromis moeten gesloten worden, maar een ‘eervol’ compromis. Dat wil zeggen: een compromis dat Poetin aan zijn eigen bevolking kan verkopen als een overwinning, zolang hij het aan zichzelf maar niet zo kan verkopen.

Reynebeau en de elite
     In zijn stuk van maandag 5/8 brengt Reynebeau een boek ter sprake dat hij duidelijk niet gelezen heeft: De havermelkelite van Jonas Kooyman. Hij doet dat naar aanleiding van een recensie van Ignaas Devisch. Je krijgt de indruk dat Reynebeau dat stuk van Devisch ook niet gelezen heeft, al citeert hij er wel enkele bijkomstigheden uit. Reynebeau is vooral boos omdat Kooyman het woord ‘elite’ gebruikt en omdat Devisch daar onvoldoende kritiek op levert. ‘Door te morsen met dat woord kunnen de echte elites, de echte machthebbers, die van het geld, rustig in de luwte blijven.’ Zo is dat. De échte elite. Het patronaat. De plutocraten. De raajken. Het financierskapitaal. De ceo’s. De grote aandeelhouders. De couponknippers. Al blijven die niet altijd in de luwte, want ik zie hun foto’s vaak afgedrukt op de economiepagina’s van De Standaard.
      Bij het stukje van Marc hoort eigenlijk een tekst van Bert Brecht, iets in de trant van ‘die im Dunkeln sieht man nicht.’ Of een agitprop-plaatje van een dikke man met een hoge hoed en een sigaar, die een speelkruis vasthoudt waarmee hij poppetjes laat dansen.

Rotte wolf
     Over wolven horen we al langer dat ze voor mensen niet gevaarlijk zijn, maar wel voor kinderen. Aangezien sommigen onder ons de kinderen tot de mensheid rekenen, wordt hier en daar opgeroepen om die probleemwolf in in de bossen van de Utrechtste heuvelrug af te schieten. Sympathisanten van de wolf zijn eerder geneigd om gezinnen met kinderen te verbieden – of althans sterk af te raden – in die bossen te gaan wandelen. Ik heb voor die sympathisanten een mooie zin bedacht: ‘Gaan we nu alle wolven afschieten omdat één rotte appel zich als een roofdier gedraagt?’ Ik zou die zin zeker gebruikt hebben als voorbeeld toen ik nog les gaf over gemengde metaforen.

Theater aan Zee
       Mijn FB-vriend FD maakt zich geloof ik een verkeerde voorstelling van het publiek dat naar Theater aan Zee gaat. Hij spreekt van incrowd-cultuurvolk, mensen die in de Belle Epoque-wijk wonen en die woke onnozel vinden omdat ze ooit tevergeefs Judith Butler probeerden te lezen. In werkelijkheid bestaat dat publiek vooral uit naïeve bejaarden zoals ik, die de Belle Epoque-wijk slechts van de buitenkant kennen, en die woke misschien onnozel vinden, maar toch nooit een poging zullen ondernemen om Judith Butler te lezen.

‘Letterlijk’
     Mensen die het woord letterlijk gebruiken, bedoelen dat meestal niet … euh … letterlijk. Het maakt onderdeel uit van een bewuste overdrijving. Je hoort die bijvoorbeeld bij boze reizigers die vastzitten in een luchthaven als gevolg van een natuurramp, een wilde staking of een computerprobleem. ‘We kregen geen enkele communicatie van de reisorganisator. We zijn letterlijk behandeld als beesten.’

Latijn
     Pebbles Antonissen, hoofdredacteur van het Antwerpse studentenblad Dwars, heeft vandaag een column in De Tijd. Ze ergert zich aan iets, zoals columnisten dat nu eenmaal doen. Dit keer is het de respectabele lingua latina die het moet ontgelden. Politici, academici, advocaten proberen volgens haar gewichtig te doen door uitdrukkingen te gebruiken als a priori en quod erat demonstrandum. De eerste uitdrukking is naar mijn smaak geen Latijn. Ik gebruik ze bij wijze van spreken dagelijks. De tweede is dat wel, en kan genoegzaam vervangen worden door wat we moesten bewijzen, wat dan weer vervangen kan worden door WWMB, wat dan weer vervangen kan worden door wij willen meer boterhammen.
      Antonissen stoort zich vooral aan ‘zelfverklaarde intellectuelen die carpe diem roepen aan de koffiemachine.’ Dat vind ik ook erg ongepast, vooral dat roepen. Maar als bij een gezellig samenzijn het gesprek toevallig komt op Benjamin Franklin, citeer ik graag: Eripuit caelo fulmen sceptrumque tyrannis.

Mexicaanse grens
     In een opiniestuk van Pim Raes lees ik dat ‘onder Trump vijfduizend kinderen gescheiden werden van hun ouders, en dat tweeduizend van die gezinnen [bedoeld wordt tweeduizend van die kinderen] nog altijd niet herenigd zijn.’
      Ik herinner mij dat drama nog. Het was een politiek die Trump van april tot juni 2018 toepaste om illegale immigratie tegen te gaan. Ouders werden opgesloten in de gevangenis, en kinderen werden opgevangen door het US Department of Health and Human Services. Wat mij echter verwondert is het grote aantal van kinderen – ongeveer tweeduizend dus – dat nog altijd niet bij hun ouders terecht is, ook al trok Trump na twee maand zijn beleid weer in, en heeft president Biden maatregelen uitgevaardigd om de gezinnen weer te herenigen.
     Ik moet even zoeken op Wikipedia en in de Amerikaanse pers om te weten te komen wat de oorzaken zijn van die mislukte herenigingen. Ten eerste: de gebrekkige administratie die niet goed bijhield welke ouders bij welke kinderen hoorden. Ten tweede: uitgewezen ouders die de keuze maakten om hun kinderen in de VS te achter te laten in plaats van ze terug te laten keren naar de armoedige omstandigheden waar ze vandaan kwamen. Ten derde: ouders die verdwenen of ondergedoken zijn, hetzij in de Verenigde Staten, hetzij in het land van herkomst. 

7 opmerkingen:

  1. Discussiëren met conservatief rechts?

    Er is hier (moedwillige) terminologieverwarring of eenzijdigheid. Mijn ervaring is dat discussie met elke soort extremen, links of rechts, weinig zinvol is. Behalve dat je dat enkele keren moet doen om die attitude te leren begrijpen (zonder er begrip voor op te brengen).

    Extreem-linksen denken het grote gelijk te bezitten, extreem-rechtsen, zoals te zien op het forum van Doorbraak, idem. Godsdienstigen geloven in goden en heilige boeken, net zoals de communisten (dan zonder een god in de hemel). Geen enkel argument zal hen van dit geloof kunnen afbrengen. Extreme klimatologisten geloven in het einde van de wereld en de mens als slecht. Trump aanhangers geloven met tranen in hun ogen in hun leider en associëren hem met het verhevene onder god's bescherming. Christelijke kerkleiders geloven in het leven na de dood, want zonder zou je in een zwart gat terecht komen, heb dat ooit horen zeggen door een hooggeplaatste in de katholieke kerk in Rome (je komt helemaal nergens terecht, ook niet in een zwart gat).

    Genuanceerd denken is niet vanzelfsprekend, het vergt inspanning en oefening. Opleiding op zichzelf is niet voldoende maar kan helpen. Gelukkig voelen de meeste mensen wel aan dat er iets niet klopt met die extremen, maar het gebeurt dat hele volksstammen zich laten meeslepen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Men zal inderdaad weinig extremisten (en weinig niet-extremisten) overtuigen met argumenten. Maar dat is geen reden om die argumenten niet te formuleren. En wie reken je bij de extremisten? Marijn Kruk geeft als voorbeeld van een rechtse conservatief die de moeite van het tegenspreken niet waard is: Alain Finkielkraut. Is dat een extremist of een genuanceerd denker.

      Verwijderen
    2. De vraag van extremisme kan beantwoord worden, maar dat academisch doen vergt een boek of een bibliotheek en er zullen grijze zones zijn.
      Je kan stellen dat pragmatisme één der kenmerken is van niet-extremisme. Pragmatisme is niet besluiteloosheid. Een compromis kunnen ingaan, zich in moeilijke zaken naar betere oplossingen itereren. Niet steeds de absolute waarheid postuleren op voorhand. De natuurwetenschap is daar een tekenend voorbeeld van: er bestaat geen absolute wetenschappelijke waarheid, wel een relatieve en temporale, en toch maken we met de wetenschap gestaag maar imponerende vooruitgang. Aanvaarden van rationele argumenten die kunnen weerlegd worden of verbeterd worden inplaats van absolute slogans.
      De absolute waarheid prediken is meestal een teken van een extremist.

      Men kan daar een hele bibliotheek over volschrijven, maar voor een korte posting op een blog hebben we allemaal min of meer een gevoel welke richting het uit gaat. Je herkent het meestal wanneer je het ziet. Eerlijkheidshalve, er is een grijze zone. Zoals reeds gezegd, niet makkelijk. Doch vaak kan men kaf van koren onderscheiden. Academisch correcte definities vergen veel meer, maar in de dagelijkse praktijk helpt die niet veel.

      Verwijderen
    3. Volledig eens met het antwoord van Dirk.

      Verwijderen
  2. Een van mijn favoriete spreuken in het Latijn is: "Quem deus perdere vult dementat prius". Op sommige momenten denk ik dat dit bezig is in het Westen en dat de waanzin die je dagelijks ziet de voorbode is van de ondergang. Ik ben me ervan bewust dat die mijnheer Kruk me geen repliek waardig zou vinden, maar daar lig ik echt niet wakker van.
    Groetjes, Marcus.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. En nu we toch bezig zijn met Latijnse woordspelingen, denk ik aan het gevleugelde woord:
    "Omnis volucris secundum rostrum suum cantat."

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Of voor onze dagelijkse behoefte...
    "... Ditis nepis potentis negrote..."

    BeantwoordenVerwijderen