Ik ga even verder met de notities die ik gemaakt heb bij het lezen van Patrick Loobuyck zijn boek In de ban van Wij en Zij. Het onderwerp interesseert mij omdat Loobuyck onder andere schrijft over de manier waarop we met elkaar discussiëren en over de manier waarop we met elkaar zouden kúnnen discussiëren. Dat laatste is een heel actueel onderwerp. Discussies over Gaza bijvoorbeeld verlopen vaak, hoe zegt men dat vandaag ook weer, suboptimaal.
Bijleren, overtuigen en nadenken
Loobuyck vindt de ideale discussie die waarbij aan het einde de twee partijen verklaren: ‘Ik heb veel bijgeleerd.’ Ik vind de ideale discussie die waarbij de ene partij tegen de andere zegt: ‘Nu zie ik het: jij hebt gelijk.’ Het is niet duidelijk welke opvatting over de ideale discussie het meeste blijk geeft van naïviteit. Julien Benda was al blij als een van de opponenten zei: ‘Les arguments de mon adversaire sont très forts. Il me faut quelques jours pour y réfléchir.’ Hij verwees geloof ik naar een protestantse theoloog die in aanwezigheid van de Franse koning Henri IV een discussie voerde met een kardinaal van de katholieke kerk.
Overtuigen en verkopen
Facebookvriend Dre Driesen leerde mij de stelregel van handelsreizigers en verkopers: gewonnen discussie is verloren verkoop. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste zal de potentiële klant verbitterd zijn omdat hij in de discussie een nederlaag heeft geleden. Ten tweede zal hij zich schrap zetten omdat hij zich onder druk gezet voelt. Daarom geeft Boorman – zie Lijmen – de raad om klanten de indruk te geven dat je ze eigenlijk liever helemaal niéts wil verkopen. Ze gaan dan misschien iets kopen louter om je dwars te zitten.
Evolutionair bepaald
In zijn eerste hoofdstuk legt Loobuyck uit dat ons wij-zij denken evolutionair bepaald is. Wij denken als leden van een stam. We zijn voortdurend beducht voor een vijandige stam in de buurt. Dat is niet alleen waar, het is ook geruststellend. Ik behoor tot de conservatief-liberale stam die voortdurend beducht is dat de socialistische of links-liberale stam ons weer een loer zal draaien. Als ik bij mijzelf polemische tendensen voel opkomen, moet ik niet beschaamd zijn: het is de schuld van de evolutie. Dat heeft iets geruststellends. Omgekeerd mag ik mij niet al te boos maken als ik bij iemand van de andere stam polemische tendensen vaststel. Ook zij zijn kinderen van de evolutie. Het is een reden om me niet overdreven vijandig op te stellen.
Hogere eisen – academische vrijheid - pseudowetenschap
Het is logisch, en door onderzoek bewezen, dat we hogere eisen stellen aan een argumentatie die tot een voor ons onaangename conclusie leidt, dan aan een die onze mening bevestigt. Dat is een belangrijk reden om een bijzonder grote marge te voorzien voor academische vrijheid en tolerantie. Met verwijten van ‘pseudowetenschap’ en ‘flawed research’ moet men heel voorzichtig zijn. ‘Academici en wetenschappers zijn vaak net zo tribaal ingesteld als anderen,’ schrijft Loobuyck
. In de sociale en geesteswetenschappen zijn veel premisses en conclusies controversieel en de gebruikte methodologie – experimentele en statistische methodes, veralgemening tot concepten, enzovoort – hebben hun beperkingen. Telkens als ik iets lees van taalsociologen, Orhan Agirdag bijvoorbeeld, denk ik bij mezelf: pseudowetenschap! Mocht ik een expert zijn, dan zocht ik alle fouten en beperkingen in zijn onderzoek op, en publiceerde ik daarover. Maar ik zou niet snel een petitie ondertekenen om zijn ontslag te eisen, of om te vragen dat een artikel van hem wordt ingetrokken.
Helaas vrees ik dat we allemaal grenzen hebben aan onze tolerantie. Mocht de Gentse universiteit bijvoorbeeld de afdeling Gender en Diversiteit sluiten, en daarvoor, heel slim, budgettaire redenen inroepen, dan zou ik ook geen petitie tekenen om die afdeling open te houden.
Zelfkritiek
Het is eveneens logisch, en door onderzoek bewezen, dat we de minst hoge eisen stellen aan onze eigen argumentatie. Wij lijden aan zelfoverschatting. Wij zijn niet alleen dol op onze conclusie; we zijn ook trots op onze onderbouwing ervan. En zelfs zónder trots zijn we blind voor onze redeneerfouten, zoals we blind zijn voor onze spelfouten: hoe vaker we een eigen tekst herlezen, hoe beter de fouten zich camoufleren.
Dat gebrek aan zelfkritiek is niet erg. Er zal altijd wel iemand anders op onze fouten wijzen, en met te veel zelfkritiek zouden we misschien niéts meer durven zeggen, schrijven of denken. Met alleen twijfel komen we er niet. Het kan echter ook goed zijn voor de discussie om wat zelfkritiek in de eigen toon te laten doorklinken en bijvoorbeeld toe te geven dat je bepaalde zaken niet goed kent of begrijpt. De gevolgen kunnen dan tweeërlei zijn. Sommige opponenten ruiken bloed en vallen aan, terwijl andere een stap achteruitzetten en je betoog een tweede keer bekijken. Het helpt om te zien met wie het de moeite waard is om het debat aan te gaan.
Intellectuele eerlijkheid
Vanwege ons evolutionair tribalisme, onze variërende eisen aan argumentatie en onze zelfoverschatting, is ‘intellectuele eerlijkheid’ een moeilijk te bereiken ideaal. Daarom
- Wees mild voor zogenaamde drogredenen van anderen, en streng voor die van jezelf.
- Ga bij het herlezen van je tekst na of je in je haast geen dingen geschreven hebt die je eigenlijk zelf niet gelooft.
- Omgekeerd, suggereer niet te snel dat je discussiepartner zelf niet gelooft wat hij schrijft.
‘Moral high ground’
In discussies is het beter om niet ostentatief de ‘moral high ground’ in te nemen door je opponent te slechte bedoelingen in de schoenen te schuiven. We mogen niet te gemakkelijk veronderstellen dat we zelf moreel superieur zijn en dat onze opponent moreel inferieur is. Moraliteit is in de eerste plaats een kwestie van gedrag. Stalin was een immoreel monster, maar dat betekent niet dat iemand die Stalin goedpraat, zoals de dichter Charles Ducal, ook een immoreel monster is.
Is-ought
Loobuyck haalt verschillende keren de ‘is-ought gap’ aan. Er is een fundamentele tweedeling tussen ‘wat is’ en ‘wat we zouden moeten doen.’ Het ene valt niet af te leiden uit het andere. Uit de feiten alleen kun je geen morele conclusies trekken**. En hoewel alle mensen ongeveer dezelfde morele waarden delen, hanteren ze een heel andere rangschikking van die waarden, waardoor meningsverschillen niet met een algebraïsche vergelijking kunnen worden opgelost.
Zelf ben ik geneigd om in discussies een driedeling toe te passen:
- feiten;
- oorzakelijke verbanden tussen die feiten en mogelijke gevolgen ervan in de toekomst;
- morele waarden die met die feiten en gevolgen in verband staan.
En bij complexe discussies – economische hervormingen – is het nog veel moeilijker omdat de selectie van de feiten en de speculatie over verbanden vaak slechts langs een globaliserende theorie kunnen worden benaderd.
Doel en middelen
Een aanverwante manier om discussies te bekijken of te sturen is een onderscheid te maken tussen moreel doel en technische middelen om dat doel te bereiken. Het is best mogelijk dat opponenten het met elkaar eens zijn over een moreel doel – bijvoorbeeld de vermindering van de armoede – en een verschillende mening hebben over hoe dat moet worden bewerkstelligd: grof gezegd: door het verhogen van werkloosheidsuitkeringen dan wel door meer werklozen aan het werk te krijgen. Het is dan in elk geval bevorderlijk voor de discussie om dat gemeenschappelijke doel eerst te onderkennen vooraleer de doelmatigheid van de middelen te onderzoeken.
De doel-middelen aanpak heeft twee beperkingen. Ten eerste moeten zowel het doel als de middelen aan een morele beoordelingworden onderworpen. Machiavelli’s dictum ‘Het doel heiligt de middelen’ bevat slechts een deel van de waarheid, en volgens veel moraalfilosofen slechts een klein deel. En ten tweede is niet alleen het beoogde doel belangrijk, maar ook de werkelijke gevolgen. De weg naar de hel is geplaveid met goede intenties.
Orthogonale clusters
Bij de kampvorming tussen links en rechts, socialistisch en kapitalistisch, progressief en conservatief, trekt Loobuyck de aandacht op orthogonale clusters. Dat zijn opvattingen ‘die niet logisch met elkaar in verband staan’ maar die op een gegeven ogenblik toch gedeeld worden door aanhangers van een partij, beweging of groep. ‘Dat iemand heel erg betrokken is op het klimaat,’ schrijft Loobuyck, ‘zegt op zich bijvoorbeeld niets over hoe die persoon zou moeten denken over migratie, het homohuwelijk of armoedebestrijding.’ Velen zullen zich afvragen wat Greta Thunberg skolstrejk te maken heeft met haar Gaza-bevrijdingsvloot.
Loobuyck gaat er terecht vanuit dat die clusters te maken hebben met groepsdynamiek. Men neemt opvattingen over die leven in de groep waar men voor gekozen heeft of waar men in verzeild is geraakt. Maar dat neemt niet weg dat sommige opvattingen logischer samenhangen dan je zou denken. Zo is er een verband tussen mijn liberalisme en mijn conservatisme. Als je vindt dat mensen vrij moeten zijn van staatsdwang, dan is er een ander bindingsmiddel nodig om de maatschappij samen te houden, bijvoorbeeld het spontane respect voor tradities.
Politiek ongebonden
Loobuyck beklemtoont dat partijsympathisanten hun standpunt gemakkelijk laten afhangen van dat van hun partij. Hij concludeert: ‘Bij mensen die ‘politiek dakloos’ zijn en ‘zwevende kiezers’ speelt het wellicht minder.’ Die politiek daklozen zouden dus objectiever zijn, en zich meer laten leiden door ‘informatie’. Dat is een redelijke veronderstelling als het om gewone burgers gaat, alhoewel ongebondenheid geen waarborg is tegen vooroordelen en dwalingen. Ook mag ongebondenheid geen systeem worden, want dan komt de gezochte originaliteit van de mening al snel ten koste van de plausibiliteit ervan.
Bij ‘ongebonden’ opiniemakers stellen zich nog andere problemen. Vaak gedragen ze zich als stuurlui aan wal die nu eens uithalen naar rechts en dan weer naar links, alsof ze alles beter weten en zelf op de Olympus wonen. Daarnaast bestaat er een halve politieke dakloosheid. Dat zie je bij opiniemakers die geen enkele partij omarmen, maar wel heel fanatiek tegen een andere partij tekeergaan. Marc Reynebeau heb ik niet vaak betrapt op een stuk waarin hij een complimentje geeft aan een of andere politieke partij. Maar ik heb hem ook niet vaak betrapt op een stuk waarin hij géén sneer uitdeelt aan N-VA. Er is een tijd geweest dat ik die stukjes alleen vluchtig overliep om die sneer te vinden, zoals je het Wally-figuurtje zoekt op een plaatje met honderden mensen.
En dan is er ook nog voorgewende ongebondenheid. Je mag zo’n beschuldiging niet zonder bewijzen gebruiken, maar je kunt wel vermoedens hebben. Zelf word ik bij de Doorbraak-medewerkers voorgesteld als ‘politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd.’ Om dat goed te maken omschrijf ik mij af en toe als een N-VA-stemmertje zodat niemand mij van neutraliteit kan beschuldigen.
Voorbeelden
Loobuyck geeft op elke bladzijde voorbeelden van controversiële stellingen, veralgemeningen, vooroordelen en argumenten en probeert daarbij onpartijdig te werk gaan. Op een ‘rechts’ vooroordeel, volgt een ‘links’ vooroordeel. Dat is bewonderenswaardig. Ik las ooit een boekje over liegen met statistiek, en haast alle voorbeelden hadden betrekking op ‘rechtse’ leugens. Het nadeel is dat sommige van Loobuycks voorbeelden verzonnen zijn, of alleen voorkomen bij het soort mensen die zijn boek niet zullen lezen.
* Mijn vorige bedenkingen staan hier en hier.
* Hier zijn twee denkfouten mogelijk. Ten eerste: de naturalistische drogreden waarbij men stelt dat iets moreel goed of juist is omdat het ‘natuurlijk’ is. Ten tweede: de moralistische drogreden waarbij men stelt dat iets in wel in de natuur moet aanwezig zijn omdat het moreel goed of wenselijk wordt geacht. Die laatste drogreden leunt sterk aan bij wishful thinking.
Ga misschien eens na hoe snel dit boekje van Loobuyck bij de Slegte terechtkomt.
BeantwoordenVerwijderenAls debater-profiel in het overigens onwetenschappelijke Myers-Briggs-spectrum, kan mij geen groter onheil overkomen dan een tegenstander die meteen na mijn betoog zegt: je hebt gelijk. Ten eerste vertrouw ik het niet dat hij/zij me inderdaad echt gelijk geeft. Maar vooral vertrouw ik mijn eigen mening niet. De discussie met een tegenstander zou me slimmer moeten maken, me betere argumenten geven voor mijn huidige overtuiging, me op een aantal vlakken toenadering doen vinden ... Aan het einde van dat proces kan één van ons twee eventueel van gedacht veranderen, of blijven we grotendeels bij ons standpunt maar hebben we veel bijgeleerd.
BeantwoordenVerwijderenIk weet dat er andere profielen zijn, die eerder tot een mening komen door lang en diep na te denken. Zij ergeren zich vaak aan het debater-type, dat zomaar wat zegt zonder voorafgaande inspectie. Professioneel bedwing ik dus die drang om een mening als aanzet te gebruiken. Op discussiefora mettertijd ook, want de tribale reflex is me zeer vermoeiend.
D.
Zelfs als bij een debat of gesprek het inzicht van mijn gesprekspartner als een bliksem inslaat, duur het nog enkele dagen voor ik de woorden 'Je hebt gelijk' uitspreekt.
VerwijderenEn er is inderdaad iets onbevredigends aan het horen of lezen van betogen die helemaal samenvallen met argumenten die je zelf ook had kunnen bedenken. Van een medestander hoop je dat je betere argumenten, of desnoods alleen betere formuleringen krijgt.