zondag 6 juni 2021

Bjorn Soenens over de hoofddoek



      Björn Soenens stelt op Twitter een interessante vraag. ‘Al wie zo hard van leer trekt tegen hoofddoeken, zijn dat dezelfde mensen die het heilige recht op vrije meningsuiting verkondigen?’ In zijn algemeenheid kan ik die vraag niet beantwoorden, maar voor mijzelf ken ik het antwoord wel. Ik behoor tot degenen die én het ‘heilige recht op vrije meningsuiting’ verkondigen, én, als het nodig is, ‘hard van leer trekken tegen hoofddoeken, althans als men die hoofddoeken in scholen of in openbare functies wil dragen. Op straat doet iedereen wat hij wil, zo lang men niet té veel bloot laat zien of een masker draagt – althans een dat niet covid-gerelateerd is. Soenens mag op straat rondlopen met een baseballpetje op zijn hoofd. Hij mag dat van mij achterstevoren dragen*. Hij mag voor mijn part op straat een hoofddoek dragen uit solidariteit met de moslimzusters.
     Ik heb hier nu voor de vuist weg mijn persoonlijke conclusie over de hoofddoekenkwestie gegeven – wél op straat en niet op school en niet in openbare functie – maar vraag mij niet om hier mijn redenen te geven. Ik heb er veel, maar geen enkele vind ik zelf helemaal bevredigend. Als ik ze allemaal samentel, de tegenstrijdige schrap, en dan alles samentel, dan … misschien … Zo vind ik de hoofddoeken meestal lelijk**, maar of ik zo’n reden zou durven aanhalen in een beschaafd debat, dat betwijfel ik.
     Gelukkig trekt Soenens de kwestie op een terrein waar ik wel vaste grond onder de voeten voel. Hij vergelijkt de hoofddoeken met vrije meningsuiting. Zelf wil ik nog een stapje verder gaan en zeggen dat hoofddoekendracht inderdaad een vorm van vrije meningsuiting ís. Het is niet alléén dat, maar het is óók dat.
     Welaan dan: die vrije meningsuiting is niet in alle omstandigheden gepast. Een journalist bijvoorbeeld moet, bij het voorlezen van het journaal, zijn mening over de Gazastrook, over Trump en over de klimaatconferentie voor zich houden. Hij moet in die functie neutraal blijven. Het zou zelfs beter zijn als hij zich wat neutraal opstelde op zijn Twitteraccount, maar dát wil ik niet opleggen. In een vrije samenleving ben ik bereid veel te verdragen van wat mij niet bevalt, van twitterende journalisten tot hoofddoeken op straat.
     Dus: heilig recht op vrije meningsuiting, zeker. Iedereen mag propaganda maken voor zijn mening: op straat, in de krantencolumn, in het parlement, op Facebook, op Twitter. En dat recht geldt voor iedereen, ook voor de leraar, de journalist, de ambtenaar en de scholier. Maar het loket of de school is niet de plaats om die propaganda te voeren. 

* Over mijn persoonlijke smaak in petjesdracht: zie hier.
** Over mijn persoonlijke smaak in hoofddoeken: zie hier.



6 opmerkingen:

  1. En misschien zou een employé van een quasi-overheidsorgaan zoals de VRT zich een beetje meer moeten inhouden bij het lozen van privé-overtuigingen als hij bezig is in zijn quasi-officiële overheidsfunctie. Figuren zoals deze Soenens zijn een van de redenen waarom ik al decennia lang geen TV meer kijk, maar toch ontsnapt men via andere media niet aan de koperen centen die menen in het zakje te moeten doen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Stel u volgende situatie voor:

    Ik ben met mijn dochter (18 jaar) op stap. Wij zijn aan het winkelen. Zij draagt een minirokje (waarom niet, achtien jaar zijnde) en je kunt ook een streepje blote buik zien. Ik heb het een beetje moeilijk met dat blote naveltje, maar 'alle vriendinnen doen het'. In het warenhuis hebben wij varkensvlees gekocht en een fles whiskey.  Die whiskey is omdat het haar verjaardag is en omdat zij dat eens wil proeven en ..
    . en ... omdat we godverdomme eens zot willen doen. Mijn dochter en ik. Ik zal erop toezien dat het binnen de perken blijft.

    En dan komen we aan de kassa en daar zit een mevrouw met een hoofddoek: een moslima dus. Wat denkt die kassierster dan?
    'Die hoer gaat met haar vader dat vieze, vuile varkensvlees opeten én bovendien ook nog eens alcohol zuipen. Hoe verderfelijk kun je zijn?'

    Helaas is er geen andere kassa open. Ik ben een onderdanig man met een zachtaardig karakter en ik schaam me kapot in mijn eigen land.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Een boeiende analyse, een weerwoord dat in een volwassen samenleving voor eten en drinken zorgt. Alles is relatief, eigenlijk dat aftastend milderen, ben ik jaloers op, beantwoordt zo aan een neiging tot milderen, mocht ik ervaren bij het aanschouwen van een hoofddoek maar zo modieus zo ver weg van tante nonneke en zo zedig niettemin passend bij de tijd die een bepaald sierlijk vrouwelijke meer dan aantrekkelijk maakt, Bijbel en Koran ten spijt. Multatuli haalt zijn hart op aan een blootvoets lopende monnik omdat hij aan peperkoek denken doet!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. De vraag is niet, waarom men geen hoofddoek boerka, niqaab, burkini of peniskoker zou mogen dragen, maar wel, waarom men dat wél persé wil dragen.

    En het antwoord op die laatste vraag, laat vaak een denkwijze zien dat haaks staat op onze opvattingen, waarden en normen. Dat gaat van 'anders kunnen mannen zich niet beheersen' tot 'wie dat niet doet is een hoer'.

    Deze denkwijze is gebaseerd op een geloof, dat de Koran het Woord van God zou zijn, vol met Goddelijke waarheden, die ieder mens zou moeten volgen om vrede te kunnen vinden, volgens de islam.

    Maar voor anders- en niet-gelovigen, is de Koran gewoon een boek dat honderden jaren geleden door gewone mensen werd geschreven, die absoluut geen flauw benul konden hebben van de tegenwoordige maatschappelijke tendensen, samenlevingsvormen, waarden en normen en de gewoonten en gebruiken die daaruit voortvloeien.

    Een vrouw in bikini is geen hoer en evenmin is het zo dat mannen zich niet zouden kunnen beheersen bij het zien van vrouwelijke huid. Dat is niet waar. Het volgen van de Koranitische voorschriften leidt dus tot onenigheden binnen de samenleving over waarden en normen. Want volgens de Koran is dat wél waar. En welke onverlaat kan het nu beter weten dan God?

    De Koran vertrekt vanuit de visie dat de vrouw minderwaardig zou zijn aan de man, geschapen is voor de behoeften van de man en vanuit die visie dicteert de Koran normen van boven, in dit geval over kledij.

    In een maatschappij die streeft naar gelijkwaardigheid van alle mensen, zonder onderscheid of discriminatie volgens ras, geslacht, afkomst, seksuele voorkeur, levensbeschouwing, moeten we een duidelijke 'NEEN' laten gelden, aan mensen die omwille van een geloof, dat anders zien en daar ook anders willen naar handelen.

    Anders staan we toe, dat de denkwijze, namelijk dat de vrouw minderwaardig is aan de man, een plaats krijgt in onze samenleving en dusdanig ons streven naar gelijkwaardigheid, voor alle mensen, ondermijnt.

    Net zoals men racisme niet kan toelaten omwille van het denkbeeld dat niet alle mensenrassen gelijkwaardige mensen zouden zijn, kunnen we ook de hoofddoek, nikaab, burka en burkini, niet toelaten omwille van het denkbeeld dat vrouwen minderwaardig zouden zijn aan mannen, waaruit deze kledingvoorschriften, hun bestaansreden gevonden hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Zoals zo vaak verhult het geschreeuw in het hoofddoekendebat de essentie. Het probleem met de hoofddoek is niet dat moslimmannen hun vrouwen zouden dwingen. Ik wil graag aannemen dat dit niet zo dikwijls voorkomt. Al iets vaker, zo lijkt mij, kunnen de vrouwen binnen hun gemeenschap in praktijk niet anders. Dat zijn vraagstukken waar de vrouwenemancipatie zich mag over buigen, maar dat is niet de essentie in het breed maatschappelijk debat. En als er sprake is van harde of zachte dwang, dan heb ik er, als man en niet-moslim, vertrouwen in dat die moslima's hun strijd wel zelf zullen kunnen voeren.

    Anderzijds is de kern van de zaak evenmin dat niet-moslims zich niet horen te moeien met de vestimentaire keuzes van het vrouwelijk deel van de moslimbevolking. Dit argument hoor je wel eens in een poging vrouwenemancipatie en hoofddoekdragen te verenigen in één strijd: het lichaam van de vrouw en haar kleding wordt van alle kanten door anderen "opgeëist, toegeëigend". Ik geloof niet dat anti-hoofddoekers anti-hoofddoek zijn omdat ze van oordeel zijn dat zij mogen bepalen hoe vrouwen, en dus ook moslimvrouwen, zich horen te kleden.

    Nog een ondersneeuwargument is het racisme- of discriminatie-aspect. Dat stelt dat een moslima die geen hoofddoek mag dragen aan het loket, gekrenkt wordt in haar identiteit, in haar kansen op zelfontplooiing, in de beleving van haar godsdienst. Ze krijgt daardoor niet de kansen die een niet-moslimvrouw wel heeft. Dat is een fout argument, omdat het vertrekt van het verkeerde gezichtspunt.

    De essentie van het debat vertrekt immers niet van de vrouw achter het loket, maar wel van de persoon aan de andere kant van dat loket. Die heeft recht op een waardenvrije bediening. Als ik in contact kom met mijn overheid wil ik strikte neutraliteit: alleen fysieke kenmerken van de persoon aan het loket mogen duidelijk zijn: ik mag zien of ik met een man of een vrouw te doen heb, al hoef ik dat niet te zien. Ik mag zien of de persoon een beperking heeft, of ze bruine ogen heeft, of hij blond haar heeft, zwart is of blank, dat zijn kenmerken waar de loketbediende geen controle over heeft. Maar politieke overtuiging, godsdienst, en andere levenswijsheden blijven thuis, net zoals reclame, zelfs voor goede doelen, NGO's, de Rode Duivels, de lokale sportclub. Niets waar ik een andere opinie over kan hebben, mag zichtbaar zijn.

    Als een moslima haar hoofddoek niet wil afzetten op haar werk, is dat een keuze. Die keuze verdient alle respect, maar het is wel een keuze, en keuzes houden beperkingen in. Meer nog, bepaalde mogelijkheden zijn voor veel mensen afgesloten, op basis van talent, dus nog voor ze de keuze kunnen maken. Ikzelf zal nooit Rode Duivel worden, hoe graag ik dat zou willen. In een tijd die het slachtofferschap koestert, een tijd waarin niemand zich gekwetst mag voelen, komt deze realiteit soms hard aan.

    In het Westen hebben we de traditie geloof en wereld enigszins gescheiden te houden. Westerlingen houden van duidelijke keuzes, mooi opgedeelde machten. Geef de keizer wat de keizer toekomt, en daarom hebben wij van alles een tweevoud: paus en keizer, bisdommen en provincies, parochies en gemeenten. Daarom hebben wij kloosters en abdijen, voor wie het geloof boven de wereld kiest. Wij kunnen ons niet voorstellen dat paters en nonnen onze loketten bemannen.

    BeantwoordenVerwijderen