Lichtblauwe Open-VLD
Ik had gevreesd dat de nieuwe regering mij voor een gewetensvraagstuk zou plaatsen. Ik heb veel sympathie voor Bart de Wever, dacht ik, maar als die premier wordt, met socialisten in de regering, dan zal hij ook nieuwe belastingen en nieuwe regeltjes opleggen, herverdeling doorvoeren ten koste van de middenstand, en de uitgaven niet streng genoeg beperken. Open-VLD zal daarop haar kritiek niet sparen, en met al die kritiek zal ik als ik eerlijk ben akkoord moeten gaan. zal ik Open-VLD dan moeten bijvallen?
Maar ik heb mij zorgen gemaakt om niets. Ik lees de oproep van een zekere Victor Schollaert (DS 27/3) om de partij in de ‘lichtblauwe’ richting te sturen. Hij geeft drie voorbeelden waarin de liberalen in Vlaanderen nog een meerwaarde kunnen zijn: (1) meer antiracistische opvoeding op school, (2) meer vrijheid voor hoofddoeken in de overheidsdienstverlening en (3) meer herverdeling van de welvaart.
Over die hoofddoeken zal ik voor één keer niets zeggen, behalve dat dat handelsmerk al stevig in handen is van Groen. Maar neem nu die herverdeling van de welvaart. Ik citeer:
Voor sociaalliberalen is er niets mis met een meritocratisch sociaal-economische inrichting van de maatschappij. Wie iets onderneemt en daarin succesvol is, mag daarvoor beloond worden. Dat betekent natuurlijk niet dat er geen enkele herverdeling mag plaatsvinden.
Zonder context kan ik daar woord voor woord mee akkoord gaan. Bijna alle liberalen aanvaarden een zekere herverdeling, hetzij als principe, hetzij als democratisch compromis. Maar er is een context, en dat is de Belgische, waarin nu al heel veel herverdeeld wordt. Als je in dié context van herverdeling spreekt ‘die mag plaatsvinden’, hou je eigenlijk een pleidooi voor méér herverdeling, en ben je beter op je plaats binnen Vooruit. Een sociaaldemocraat pleit voor wat meer herverdeling, een liberaal pleit voor wat minder herverdeling. En ze kunnen verder nog van mening verschillen over hóe die herverdeling moet gebeuren – maar daar zegt Schollaert niets over.
Met zijn oproep tot meer antiracistische opvoeding op school plaatst Schollaert zich in het woke-kamp, en voor één keer gebruik ik dat woord in een min of meer respectabele betekenis. Ik citeer:
Open-VLD laat de sociaalculturele implicatie van het liberalisme links liggen … Sociaalliberalen hebben aandacht voor het feit dat veel mensen keuzes maken die zijn ingegeven door hun omgeving … Neem de ondervertegenwoordiging van studenten met migratieachtergrond aan de universiteiten … Door het bestaan van allerhande stereotypen internaliseren sommige mensen dat een bepaald beroep of een bepaalde toekomst voor hen het meest geschikt is. Vervolgens lijken ze ‘vrij’ te kiezen voor een professionele carrière waar geen hogere studies bij komen kijken … Er ligt een grote opdracht voor liberalen in het wegwerken van die geïnternaliseerde onderdrukking … Een liberale partij zou daarin stappen kunnen zetten door, bijvoorbeeld, actief de ontwikkeling van afstompende stereotypen bij kinderen tegen te gaan. Een verplichte adequate representatie van onze maatschappij in het lager onderwijs lijkt mij daarvoor geschikt. In de verhalen die de juf of meester vertelt, moet niet altijd een witte man de held van het verhaal zijn en ook de handpop mag al eens een andere kleur hebben.’
In televisie-reclame zie ik dagelijks beelden waarin mensen van kleur meer dan ‘adequaat vertegenwoordigd’ zijn. Ik vind dat zeer goed, vooral omdat het meestal erg mooie mensen zijn. Ik weet het niet zeker maar ik veronderstel dat men op de prentjes in schoolboeken ook niet alleen blanke kindjes en blanke papa’s en mama’s laat zien. Maar moet de staat zoiets verplichten, zoals Schollaert vraagt? En moet dat dan ook gecontroleerd worden door de doorlichtingsteams? En zal dat veel veranderen aan het feit dat er minder migrantenkinderen in het universitair onderwijs terechtkomen?
Voor een liberaal zit het zo. Als je mensen vrij laat kiezen – Schollaert zet ‘vrij’ tussen aanhalingstekens – krijg je een mozaïek van onevenwichtigheden, oververtegenwoordigingen en ondervertegenwoordigingen. De ene categorie is beter vertegenwoordigd in het jeugdvoetbal, een andere in de criminaliteit, een derde in het fanfarewezen. Er zijn meer meisjes die voor psycholoog studeren en meer jongens die voor ingenieur studeren, en onder de migrantenkinderen zijn er meer die voor advocaat dan voor arts studeren. Een liberaal zal vinden dat je veel van die onevenwichten beter uit zichzelf kunt laten evolueren. Anders verval je, waarschijnlijk met de beste bedoelingen, in regelneverij.
’t Is waar dat sommige onevenwichten tegen de borst stoten. Om een voorbeeld te nemen dat Schollaert niét geeft: in een Turks café zie je meer mannen dan vrouwen. Dat komt onder andere omdat strenge of fanatieke moslims niet willen dat vrouwen in de publieke ruimte komen. Een liberaal ziet daar een vrijheidsbeperking in, maar huivert tegelijk bij de gedachte om die wantoestand met staatsdwang uit de wereld te helpen.
Het lijkt dan een aanvaardbare tussenweg om burgers niet te ‘dwingen’ tot wenselijk gedrag, maar om ze daartoe ‘op te voeden’. Maar dan wordt het, zoals met de ‘herverdeling’ hierboven een kwestie van proporties. Schollaert citeert Martha Nusbaum die in die opvoeding, zoals geweten, nogal ver wil gaan. De Amerikaanse filosofe ziet een grote rol weggelegd voor de staat die via zijn schoolsysteem modelburgers kan kweken. Daar valt iets voor te zeggen, maar een liberaal dient vooral de gevaren van zo’n filosofie in te zien, zeker als die nu al zo ruim wordt toegepast.
Zelf zou ik er in elk geval mee oppassen. Een schoolsysteem dient om te leren lezen, schrijven en rekenen, de zogenaamde Three Rs: reading, writing and ’rithmatic, en later talen en wetenschap. Morele opvoeding moet gericht zijn op politiek neutrale deugden zoals beleefdheid, respect, concentratie, vlijtig werken, niet opgeven bij de minste moeilijkheid, geen ruzie maken, niet schelden, en misschien, maar dat zie ik veeleer als een nevenproduct: ‘kritisch denken’.
Lichtblauwe Open-VLD (2)
Bij het lezen van bovenstaand stukje denkt de lezer misschien: wie is Victor Schollaert en wat stelt hij binnen de Open-VLD voor? Ik weet dat niet, maar in Standaard van een dag nadien lees ik een stuk van Mathias Declercq en die ken ik wel. De Clercq gaat dezelfde richting uit als Schollaert, maar is een stuk wolliger. Hij definieert liberalisme als
een doctrine gebaseerd op vrijheid, verdraagzaamheid, en wederzijds respect. Een doctrine van eerlijkheid, zelfbeheersing, standvastigheid, van beschaafdheid, nederigheid, behulpzaamheid, van waardigheid, redelijkheid en generositeit.
Geen enkele van deze kenmerken onderscheidt het liberalisme van gelijk welke andere doctrine in een moderne democratie. Het getuigt van pretentie om die kenmerken op te eisen voor je eigen partij. Elke partij kan deze deugden onderschrijven. En in elke partij vind je politici die tegen deze deugden zondigen.
Neem Declercq zelf en zijn polemische uitval tegen Bouchez. De MR-voorzitter had gezegd dat Israël geen genocide pleegde op het Palestijnse volk, want dat volk was, tijdens het decennia-lange conflict verviervoudigd – wat in zekere zin het tegenovergestelde van een genocide is. ’t Iis geen erg zuiver argument van Bouchez. Maar wat maakt De Clercq ervan? ‘Dat geeft weer eens aan dat de MR-leider onvoorwaardelijk de nieuwe Israëlische aanvallen op Gaza goedkeurt.’ Nee, dat heeft Bouchez niet gezegd.
Het is een hardnekkige gewoonte: de standpunten van je tegenstrever verkeerd weergeven. Ze getuigt van weinig respect, verdraagzaamheid, eerlijkheid, zelfbeheersing, beschaafdheid, waardigheid, redelijkheid en generositeit.
‘Dan is het oorlog’
Als er een vredesbestand komt tussen Oekraïne en Rusland, willen de Europese landen enkele tienduizenden soldaten naar Oekraïne als geruststelling, om de vrede te garanderen. Rusland reageert met dreigende taal: ‘Dan is het oorlog met de Navo.’ Waarom eigenlijk? Als Rusland niet van plan is om de rest van Oekraïne binnen te vallen, waarom zijn ze dan tegen die Europese troepen? Denken ze misschien dat dat de Fransen en de Belgen van daaruit Rusland zullen binnenvallen? Van de Amerikanen zou ik zoiets nog kunnen geloven. Maar van de Europeanen?
Van Reybrouck en het fascisme
Gisteren wees ik nog op de omkering van ‘alle fascisme is slecht’ naar ‘alles wat slecht is, is fascisme’. Vandaag krijg ik een illustratie in de bus, een stukje interview met David Van Reybrouck. Hij verwijst eerst naar de definitie van Tom Lanoye waarin fascisme gedefinieerd wordt als ‘hysterie voor mannen’. Zelfs als het niet waar is, is het leuk gevonden. Het is ook heel typisch Lanoye, die indertijd Pim Fortuyn voor ‘relnicht’ schold.
De eigen definitie van Van Reybrouck is heel wat minder leuk:
‘emoties nemen het over van argumenten, leugens van feiten, en afspraken en instituten worden ondergeschikt gemaakt aan het individu.’
Emotionele argumenten en leugens zijn inderdaad een kwalijke zaak, maar allesbehalve typisch voor ‘fascisme’. Het zijn veeleer zaken die je bij alle politieke strekkingen terugvindt, maar het best opmerkt bij je tegenstrevers. En ‘instituten die worden ondergeschikt gemaakt aan het individu’, is dat niet eerder het tegenovergestelde van fascisme*.
Ik zal toch dringend Van Reybroucks pamflet Tegen verkiezingen eens moeten lezen.
Paul Goossens tegen de wapens
Het zal het laatste stuk van Paul Goossens niet zijn waarin hij zijn ongenoegen neerschrijft over een verhoogd defensiebudget. (DS 28/3). Hij besluit:
Niemand betwist dat De Wever de grootste levende denker over het confederalisme van de Antwerpse randgemeenten is. Maar als hij zijn licht laat schijnen over oorlog en vrede, stopt het denken bij een Latijnse oneliner die onveranderlijk tot dezelfde conclusie leidt: meer wapens …
Het hele stuk is stemmingmakerij in de marge, zonder argumenten. Ik bezondig mij daar ook graag aan, in een korte commentaartje. Maar in een stuk van duizend woorden over een ernstig onderwerp wil je ook al eens graag een argument aantreffen.
Het rotte universitaire systeem
Felix Coens is student aan de Gentse universiteit. Hij heeft een stuk gepubliceerd onder de titel ‘Het hele universitaire systeem is rot.’ (DS 27/3). Meent die jongen dat nu, vraag ik mij af, of wéét hij van zichzelf dat hij overdrijft?
Coens is studentenvertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de Ugent. Ik ben dat ook geweest in de Academische Raad van de KULeuven. Je kunt van communisten veel zeggen, maar we hadden verstand van infiltratie.
Zou ik toen ook zoiets gezegd hebben? Ik was in elk geval achter de schermen medeplichtig aan de studentenspeech bij de opening van het academisch jaar. Daarin klaagden we de schandalig hoge lonen van de professoren aan. Dat was zowel naïef als agressief. Ik herinner mij ook dat ik na de vergaderingen van de Raad weigerde deel te nemen aan de lunch in de Faculty Club. Ik zei dat ik zo’n gratis luxemaaltijd een vorm van corruptie vond. Meende ik dat, of wist ik dat ik overdreef? Ik moet erbij zeggen dat het bezoeken van luxe-restaurants in die tijd nog niet zo gedemocratiseerd was als vandaag.
Trump en de advocatenkantoren
Een kop in De Standaard (27/3): ‘Trump pakt advocatenkantoren aan die progressieve klanten verdedigen.’ Ik lees het artikel en kom niet te weten waaruit dat ‘aanpakken’ bestaat. Ik lees het nog eens, en weet het nog altijd niet. Bij een derde lectuur val ik op het volgende zinnetje: ‘Wie niet betaalt, wordt geboycot door de Amerikaanse overheid.’ Nu meen ik het een klein beetje te begrijpen. ‘Wie niet betaalt’ blijft duister, maar dat ‘boycotten’ zet mij op een spoor. Waarschijnlijk komt het hierop neer dat progressieve advocatenkantoren geen overheidsopdrachten meer krijgen, behalve als ze aan bepaalde eisen van Trump inwilligen.
Maatschappijkritische televisie
Een groot stuk in De Standaard (27/3) over de televisieserie The Studio. De recensent is niet enthousiast.
De Studio steekt de draak met Hollywood in een jasje van flauwe kolder. In feite is die kritiek, als het dat al is, ook maar een bijzaak.’
Als ik zoiets lees, besluit ik om voor de zekerheid toch zelf een aflevering van de serie te bekijken. Critici hebben de neiging om punten bij te geven voor een film of serie die ‘maatschappijkritisch’ of ‘subversief’ is, en punten af te trekken voor een die dat niet is. Dat geeft een vertekend beeld. Mij kan die maatschappijkritiek niet veel schelen, one way or the other.
* Of bedoelt Van Reybrouck dat instituten worden ondergeschikt aan de leider? Maar het kan toch niet dat de auteur zich zo slecht zou uitdrukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten