zondag 30 maart 2025

De vier oud-strijders, en andere militaria


      Veel van mijn radicaal-rechtse FB-vrienden hebben op hun pagina de volledige open brief van Walter Zinzen, Johan Depoortere, Dirk Tieleman en Ng Sauw Tjhoi gedeeld, brief waarin ze de huidige VRT-berichtgeving over Oekraïne op de korrel nemen. Die openheid van geest bij mijn radicaal-rechtse vrienden kan ik alleen bewonderen want van huis uit zouden ze heel argwanend moeten staan tegen die MSM-journalisten, gepensioneerd of niet, waarvan er minstens drie radicaal-links zijn. Zelf heb ik die openheid veel minder. Als ik bij de tegenstrever toevallig een standpunt terugvind dat ik deel, begin ik de tekst te lezen en te herlezen, en ik kom slechts tot rust als ik gevonden heb dat die tegenstrever weliswaar mijn standpunt deelt maar dat doet voor heel verkeerde redenen.
   
   In het geval van deze open brief deel ik het standpunt van de vier journalisten helemaal niet, en de verleiding is dan groot om een aantal goedkope polemische trucjes boven te halen. De vier journalisten 
– waarom is Polspoel er niet bij? – noemen zichzelf ‘oud-strijders van de nieuwsdiensten op de openbare oproep’ en ze zijn ‘verbijsterd’ over de eenzijdige berichtgeving van jonge snaken die nu op het scherm komen. Het meest voor de hand liggende trucje is om meteen een ‘tu quoque’ toe te passen. Hebben die journalisten zich niet zelf, in hun tijd, aan enige eenzijdigheid bezondigd? Daar moeten toch voorbeelden van te vinden zijn. De namenlijst biedt ook mogelijkheden om argumenten ‘ad personam’ te gebruiken. Ng Sauw Thoj stond geloof ik op de verkiezingslijst van de PVDA. Moeten we van zo iemand ‘lessen krijgen’ – zoals dat heet – in evenwichtige berichtgeving?
      Ook met het what-about-argument zou ik iets kunnen beginnen. Depoortere heeft de mond vol van vrede, maar bij de slachting aangericht door Hamas op 7 oktober was hij een van de weinigen die daar openlijk sympathiek tegenover stond. Hij sprak van ‘Palestijnse strijders die Israël zijn binnengedrongen’. Je mocht dat niet afkeuren want dan had je ‘niets begrepen van het antikoloniale verzet.’  De mooiste zin vond ik deze: ‘Het is niet aan goed doorvoede witte intellectuelen om achter hun veilige computerscherm te dicteren hoe de strijd moet worden gevoerd.’*
     Maar goed. Ik acht mij boven deze goedkope polemische trucs verheven, en zal mij beperken tot de inhoud van de tekst**. Dan moet ik vooreerst opmerken dat die inhoud vaak pietluttig is. Zo moet men volgens de vier oudstrijders niet spreken over het ‘defensiebudget’ maar over het ‘militair’ budget. Ach, ach. Als men aan de Poetin-versteher- en nu ook Trump-versteher – Tom Sauer ‘verwijt’ dat hij actief is binnen de vredesorganisatie Pax Christi, moet men ook Poetin-criticus Jonathan Holslag ‘verwijten’ dat hij reserve-officier is.’ Alweer: ach, ach.
      Ernstiger is de kritiek dat men een woord als ‘oorlogsdreiging’ niet ijdel mag gebruiken, want daarmee wordt de ‘oorlogshysterie’ aangewakkerd. Zelf vind ik dat het met de oorlogsdreiging voor landen als België, Nederland en Frankrijk, best meevalt. De gegarandeerde vrede van de laatste dertig jaar zijn we kwijt. We zijn teruggekeerd naar de toestand van de jaren 70-80, maar we moeten niet vergeten dat het toen ook goed is afgelopen. Wellicht loopt het nu ook goed af. Maar dat de oorlogsdreiging nu hoger ligt dan 15 jaar geleden, dat is gewoon waar, en het mag gezegd worden.
     En is er vandaag echt sprake ‘oorlogshysterie’ op televisie, zoals er indertijd een covid-hysterie heerste, met een dagelijkse barometer over de bezetting van de ziekenhuizen?  Professor Mattias Desmet – die toen ook zijn stem liet horen – spreekt nu zelfs van ‘oorlogseuforie’. Naar mijn smaak valt het nogal mee, maar ik begrijp dat sommige mensen vinden dat alleen al het uitspreken van het woord ‘oorlog’ het oorlogsgevaar dichterbij brengt. Of misschien is het nog anders. Sommige mensen reageren erg negatief op het voorstel om, na een vredesverdrag, Europese soldaten naar Oekraïne te sturen die een verdere Russische agressie kunnen ontraden. Dat zou voor hen de ‘oorlogsdreiging’ doen toenemen. Blijkbaar zien die mensen geen oorlogsdreiging vanuit Rusland maar wel oorlogsdreiging vanuit het Westen. Is dat ook de achterliggende redenering van de oudstrijders?
     In elk geval, het startpunt van hun open brief is een logisch misbaksel. 

‘We vragen ons af waar het evenwicht gebleven is in jullie berichtgeving tussen voorstanders van almaar meer bewapening voor België en Europa, en voorstanders van vreedzame, diplomatieke oplossingen.’

     Maar er bestaat helemaal geen tegenstelling tussen aan de ene kant voorstander zijn van meer bewapening en aan de andere kant voorstander zijn van vreedzame, diplomatieke oplossingen. Je kunt best voorstander zijn van allebei. Zelf ben ik er een groot voorstander van om bewapening aan diplomatie te koppelen.
     De Navo heeft indertijd diplomatiek geblunderd, beweren de oud-strijders. Dat is best mogelijk. Poetin van zijn kant heeft met zijn invasie in Oekraïne veel diplomatie aan flarden 
geschoten. Dat is niet alleen mogelijk; het is een zekerheid. Ik zie daar echter geen reden in om de diplomatie te laten vallen. Men moet altijd de diplomatie betrachten, al is het nog zo moeilijk. Maar men kan die diplomatie ook betrachten mét een sterke defensie achter de hand. Ik denk zelfs dat het met een tegenstrever als Poetin béter is als we het zo aanleggen. En zodra de kans zich voordoet moet die worden aangegrepen worden om aan beide kanten te ontwapenen. Eénzijdig ontwapenen daarentegen, in ruil voor diplomatieke garanties, dat zou ik niet doen. Oekraïne heeft dat gedaan toen het zijn kernwapens opgaf in ruil voor een Russische garantie om het land nooit aan te vallen. En zie nu. 

                                                             *

      Laat ik als intermezzo toegeven dat de oudstrijders ook een aantal redelijke opmerkingen maken, bijvoorbeeld als ze aandringen op veelstemmigheid in duidingsprogramma’s.

[Het gebrek aan evenwicht] blijkt vooral – maar niet uitsluitend – in de debatten die we in Terzake en De afspraak mogen aanschouwen. Voorstanders van herbewapening, meestal (gewezen) militairen, krijgen ongelimiteerd en zonder kritische vragen de gelegenheid hun mening ongezouten te verkondigen. Mensen met een andere mening worden hoogst zelden uitgenodigd.

    Het beleid van de Europese landen was er een om Oekraïne wapens te leveren waarmee het zich kon verdedigen. De meerderheid van de opiniemakers vond dat terecht, en die meerderheid kwam bijvoorbeeld ook ruimschoots aan bod op de opiniepagina’s van De Standaard. En daarnaast waren er, zoals het hoort in een democratie, dissidenten, die heel wat minder vaak aan bod kwamen. We zagen hetzelfde gebeuren rond de Covid-maatregelen. Vinden de de oud-strijders nu dat die dissidenten even vaak aan bod moeten komen in praatprogramma’s als de gezagsgetrouwen? Dat is een onredelijke eis, ook al sta ik zelf wel eens aan de kant van de dissidenten. Maar ik begrijp het wel. Als je vindt dat die dissidenten gelijk hebben, en de gezagsgetrouwen niet, dan is het normaal dat je de dissidenten graag wat meer op het scherm ziet verschijnen. En bij ontstentenis daarvan, dat je open brieven publiceert, of op de sociale media filmpjes deelt van Jeffrey Sachs.
      Er is nog een tweede opmerking van de oudstrijders waar iets inzit. Ze stellen dat de VRT meer aandacht moet besteden aan de historische achtergrond van het conflict. Dat is altijd een goed idee, zelfs als het niet de hoogste kijkcijfers garandeert. De oud-strijders geven zelf een aantal suggesties van wat in die historische duiding aan bod zou kunnen komen: het gaat om allerlei diplomatieke blunders en gebroken beloftes van de Navo die volgens hen onderbelicht blijven***. Ik vind ook dat die diplomatieke blunders en gebroken beloftes aan bod moeten komen in een historisch programma. Ik geloof tegelijkertijd dat ze vrij licht zullen wegen als je ze afzet tegen de praktijken van Poetin in dezelfde periode.

                                                         *     

     Behalve die twee opmerkingen – ondervertegenwoordiging dissidenten, historische achtergrond – heeft de open brief niet veel te bieden. Bij één passage kreeg ik een visioen:

Zelden of nooit wordt de kernvraag gesteld: betekenen meer vliegtuigen, tanks, drones en raketten inderdaad ook meer veiligheid voor de burger? Veilighe2d van de burgers betekent ook dat Brusselaars de metro kunnen nemen zonder het risico te lopen doodgeschoten te worden door drugscriminelen. Verhogen meer F35-bommenwerpers dit soort veiligheid? En wat met de gevolgen van de klimaatcrisis, waarover geen enkele politicus zich nog zorgen schijnt te maken? Waarom stellen jullie die vragen nooit aan Theo Francken, de minister van Oorlog, die om de haverklap in jullie studio’s zit?

     Ik zie het voor mij. Walter Zinzen stopt Theo Francken een microfoon onder de neus en stelt de kernvraag. ‘Meneer de minister, verhogen de F35-bommenwerpers de veiligheid in de Brusselse metro?’ Francken zegt iets over de Nato-afspraken. Zinzen probeert opnieuw. ‘Meneer de minister, kunnen de F35-bommenwepers ingezet worden tegen drugscriminelen?’ Francken zegt iets over de Stealth-technologie en iets over de Baltische staten. Zinzen laat niet af. ‘Meneer de minister, als de F35-bommenwerpers niets bijdragen aan de veiligheid in de metro en aan de strijd tegen de drugscriminelen, kunnen ze dan misschien bijdragen aan de strijd tegen de klimaatopwarming?’ Francken is wanhopig en zegt iets in het Engels. – Eerlijk gezegd, ik ben blij dat de nieuwe generatie journalisten die stijl achter zich heeft gelaten.
     Bijzonder demagogisch in de open brief is het gegoochel met cijfers. 

Ons militaire budget bedraagt 7,9 miljard euro. Hoezo onderfinanciering?

     Alsof je uit dat blote cijfer kunt afleiden of dat budget ondergefinancierd is of niet! Wie kritiek wil geven op de 2-à-3 procentnorm van de Navo, kan echt wel betere argumenten vinden. 

Tussen 2017 en 2024 verdubbelde ons militaire budget. 

     Die verdubbeling in absolute cijfers lijkt spectaculairder dan ze is. In 2017 bereikte ons defensiebudget het absolute dieptepunt van 0,88 % van het BBP. In 2024 is het 1,17 %. Dat is nog lang geen verdubbeling. Ook is een vergelijking op korte periodes altijd gevaarlijk. In een vorig stukje vergeleek ik het defensiebudget van 1976, het jaar van mijn legerdienst, met dat van 2024. Dat gaf een heel ander beeld****.
      Het absolute dieptepunt van het gegoochel met cijfers komt eraan als de oudstrijders de geringe Belgische defensie-uitgave willen relativeren.

Waarom nemen jullie klakkeloos de bewering over dat België de slechtste NAVO-leerling van de klas is …? Vergeten wordt dat België wat deze uitgaven betreft in absolute cijfers op de veertiende plaats komt in de rangorde van de 31 NAVO-landen, dat is halverwege het peloton en niet aan de staart.

           België is de slechtste leerlingen van de Navo-klas omdat het 1,2 % van het BBP besteedt aan defensie – pardon – militaire uitgaven. Dat is het inderdaad ongeveer de slechtste rapport van de klas. Hoe kinderachtig is het niet om dat BBP-procent te vervangen door een absoluut cijfer? Natúúrlijk geeft België meer uit dan Luxemburg en Montenegro, landen met 0,6 miljoen inwoners. De enige manier om fatsoenlijk te vergelijken is om de defensie-uitgaven te vergelijken met het BBP van het land, volgens het aloude solidariteitsbeginsel dat ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.’ En dan komt bijvoorbeeld Spanje ook slecht uit de vergelijking, al geeft het in absolute cijfers 21 miljard uit aan defensie, bijna drie keer zoveel als België. Maar het percentage van het BBP is ongeveer even laag en schommelt rond 1,2 %.
     De oud-strijders lijken te pleiten voor meer nuchterheid en objectiviteit in de journalistiek. 

Een basisprincipe van de journalistiek is dat je een verhaal moet checken en dubbelchecken en het langs alle kanten belichten. Pas dan kan je de waarheid achterhalen.

     Als je de open brief leest, krijg je de indruk dat hun ideaal veeleer dat is van de ‘geëngageerde’ en ‘verontwaardigde’ journalistiek. Een journalistiek die militairen slechts aan het woord laat om te illustreren hoe verkeerd hun standpunten zijn. Een journalistiek die zichzelf enkel ‘kritisch’ noemt als het verhaal voldoende anti-Westers is. Een journalistiek die de ene keer voor ‘rechtvaardige’ oplossingen pleit (in Palestina), en de andere keer voor ‘realistische’ oplossingen (in Oekraïne). De lezer die de open brief gelezen heeft, mag zelf oordelen of ik hier een ongeoorloofd intentieproces voer.   

Consensus en dissidentie
     Over Oekraïne en defensie lijkt er in grote lijnen een consensus te bestaan tussen gezag, pers en publieke opinie. Vooral radicaal-rechts, radicaal-links en Gwendolyn Rutten plaatsen zich daarbuiten en laten dissidente geluiden horen. Zo’n consensus is overigens niet in steen gebeiteld. In de VS zaten bij het begin van de Vietnam-oorlog het gezag, de pers en de publieke opinie ook op dezelfde lijn. Daarna keerde de pers zich tegen het gezag. ‘I lost Walter Conkrite,’ zei Johnson. En nog later keerde ook de publieke opinie zich tegen het gezag.
      In een democratie kun je zoiets niet echt sturen. Vandaag is in Europa zowel het gezag, de pers als de publieke opinie erg kritisch voor Trump en voor Poetin. Ik vind het normaal dat die ‘consensus’ weerspiegeld wordt in opiniestukken, duidingsprogramma’s en analyses. Alleen mag de berichtgeving wat nauwkeuriger en wat feitelijker. Af en toe een dissident geluid over Trump en desnoods over Poetin zou geen kwaad kunnen, dat is waar.

Leren schieten op school
     Ik heb het zelf niet gezien maar er op De afspraak is een militair instructeur opgevoerd die schietoefeningen op school een goed idee vond. Wie dat ‘oorlogshysterie’ wil noemen, zal ik niet tegenspreken. Uit de film If (1968) heb ik onthouden dat zulke militaire oefeningen vroeger gangbaar waren in Engelse public schools. De eindscène van de film laat zien waarom je met die schietoefeningen op school voorzichtig moet zijn.

Onuitgesproken stellingen tegen versterkte defensie
     In het defensiedebat zie je aan beide kanten overdrijvingen, drogredenen en onuitgesproken stellingen opduiken. Die stellingen kunnen van morele of speculatieve aard zijn. Ik probeer hier een lijstje op te stellen van mogelijke basisstellingen van de anti-defensiemensen. 

Moreel

  1. Wij zijn niet verantwoordelijk voor wat zich in de buurlanden van Rusland (Oekraïne, Baltische staten, Moldavië, vroegere Oostbloklanden).
  2.  Het is beter om voor Rusland te capituleren dan om een oorlog, en erger nog, een kernoorlog te voeren. Capitulatie is, vergeleken met een oorlog, het minste kwaad. Deze morele stelling kan met speculatieve redenen aangevuld, bijvoorbeeld over het aantal slachtoffers dat een oorlog met zich mee zou kunnen brengen. Experts kunnen hiervan een plausibele grooteorde voorspellen 

Speculatie over feiten

  1.  Rusland heeft niet de wil om Europese landen aan te vallen
  2.  Rusland heeft niet de mogelijkheden om Europese landen aan te vallen of te veroveren of te bezetten en zal die ook niet hebben binnen afzienbare toekomst
  3.   Hoe meer toegevingen de Russen krijgen, hoe minder agressief ze zich zullen opstellen
  4. Hoe zwakker de Europese defensie, hoe minder Rusland zich bedreigd zal voelen, en hoe minder agressief het land zich zal opstellen
  5. Europa is minstens even agressief tegen Rusland***** 
  6. Diplomatie zal betere kansen op vrede creëren dan een sterke defensie.

     Over de morele redenen kan men moeilijk discussiëren omdat mensen verschillende waarden koesteren. Over de speculatieve redenen kan men moeilijk discussiëren omdat het ingewikkelde kwesties betreft en omdat er gradaties meespelen. Veel stellingen zijn niet helemáál juist of helemáál fout. Zelf denk ik dat de vijf eerste stellingen ‘veeleer fout’ zijn. Bij de zesde stelling is het eenvoudigste antwoord  zie ook hierboven  dat een sterke defensie en een handige diplomatie elkaar niet moeten uitsluiten.
     Zijn er onder mijn lezers anti-defensiemensen die vinden dat ik een basisstelling over het hoofd heb gezien? Welke? De meeste argumenten die ik tegenkom zijn ondersteunende redenen om een van de basisstellingen aan te hangen.

Het doel van een leger
   
     De rol van een leger is om 1) aan te vallen; 2) te verdedigen; 3) af te schrikken zodat aanval en verdediging niet nodig zijn. Dat is in het algemeen gesproken. Vandaag interesseert ons echter de rol die een Europees leger zou kunnen spelen. Wat zijn de waarschijnlijkste scenario’s? Welke rol maakt het meeste kans om realiteit te worden. Ik schat: 1) aanval: 0 %, 2) verdediging 30 %, 3) afschrikking 70 %. 

‘Dan is het oorlog’
     Als er een vredesbestand komt tussen Oekraïne en Rusland, willen de Europese landen enkele tienduizenden soldaten naar Oekraïne als geruststelling, om de vrede te garanderen. Rusland reageert met dreigende taal: ‘Dan is het oorlog met de Navo.’ Waarom eigenlijk? Als Rusland niet van plan is om de rest van Oekraïne binnen te vallen, waarom zijn ze dan tegen die Europese troepen? Denken ze misschien dat dat de Fransen en de Belgen van daaruit Rusland zullen binnenvallen? Van de Amerikanen zou ik zoiets nog kunnen geloven. Maar van de Europeanen? 

Paul Goossens tegen de wapens
     Het zal het laatste stuk van Paul Goossens niet zijn waarin hij zijn ongenoegen neerschrijft over een verhoogd defensiebudget. (DS 28/3). Hij besluit:

Niemand betwist dat De Wever de grootste levende denker over het confederalisme van de Antwerpse randgemeenten is. Maar als hij zijn licht laat schijnen over oorlog en vrede, stopt het denken bij een Latijnse oneliner die onveranderlijk tot dezelfde conclusie leidt: meer wapens …

     Het hele stuk is stemmingmakerij in de marge, zonder argumenten. Ik bezondig mij daar ook graag aan, in een korte commentaartje. Maar in een stuk van duizend woorden over een ernstig onderwerp wil je ook al eens graag een argument aantreffen.

 

* Johan Depoortere over de Hamas-raid, zie mijn stukje hier. En kijk eens hoe voorbeeldig ik zwijg over de lovende woorden die Dirk Tieleman indertijd over had voor de Ayatollah Khomeini. 
** De aandachtige lezer betrapt mij hier, en in de vorige voetnoot, op een ander trucje: de praeteritio
*** Over de Navo-expansie waar de oudstrijders over schrijven. De historicus en districtsburgemeester Paul Cordy plaatst dagelijks een leerrijk en onderhoudend stukje geschiedenis op zijn FB-pagina. Gisteren had hij het over de uitbreiding van de Navo met Estland, Letland, Litouwen, Slovenië, Slovakije, Roemenië en Bulgarije. Dat was toen juist 21 jaar geleden. Zie hier.
**** Over de evolutie van het Belgische defensiebudget, zie mijn stukje hier. Ik ga daarin ook in op de kwestie van de ‘veiligheid in de Brusselse metro.’
***** De stelling van het agressieve Europa had heel misschien enige geloofwaardigheid toen West-Europa nog een hecht blok vormde met de VS.

 

 

vrijdag 28 maart 2025

De lichtblauwe Open-VLD


Lichtblauwe Open-VLD
    Ik had gevreesd dat de nieuwe regering mij voor een gewetensvraagstuk zou plaatsen. Ik heb veel sympathie voor Bart de Wever, dacht ik, maar als die premier wordt, met socialisten in de regering, dan zal hij ook nieuwe belastingen en nieuwe regeltjes opleggen, herverdeling doorvoeren ten koste van de middenstand, en de uitgaven niet streng genoeg beperken. Open-VLD zal daarop haar kritiek niet sparen, en met al die kritiek zal ik als ik eerlijk ben akkoord moeten gaan. zal ik Open-VLD dan moeten bijvallen?
      Maar ik heb mij zorgen gemaakt om niets. Ik lees de oproep van een zekere Victor Schollaert (DS 27/3) om de partij in de lichtblauwe richting te sturen. Hij geeft drie voorbeelden waarin de liberalen in Vlaanderen nog een meerwaarde kunnen zijn: (1) meer antiracistische opvoeding op school, (2) meer vrijheid voor hoofddoeken in de overheidsdienstverlening en (3) meer herverdeling van de welvaart.
      Over die hoofddoeken zal ik voor één keer niets zeggen, behalve dat dat handelsmerk al stevig in handen is van Groen. Maar neem nu die herverdeling van de welvaart. Ik citeer:

Voor sociaalliberalen is er niets mis met een meritocratisch sociaal-economische inrichting van de maatschappij. Wie iets onderneemt en daarin succesvol is, mag daarvoor beloond worden. Dat betekent natuurlijk niet dat er geen enkele herverdeling mag plaatsvinden.

      Zonder context kan ik daar woord voor woord mee akkoord gaan. Bijna alle liberalen aanvaarden een zekere herverdeling, hetzij als principe, hetzij als democratisch compromis. Maar er is een context, en dat is de Belgische, waarin nu al heel veel herverdeeld wordt. Als je in dié context van herverdeling spreekt ‘die mag plaatsvinden’, hou je eigenlijk een pleidooi voor méér herverdeling, en ben je beter op je plaats binnen Vooruit. Een sociaaldemocraat pleit voor wat meer herverdeling, een liberaal pleit voor wat minder herverdeling. En ze kunnen verder nog van mening verschillen over hóe die herverdeling moet gebeuren – maar daar zegt Schollaert niets over.
     Met zijn oproep tot meer antiracistische opvoeding op school plaatst Schollaert zich in het woke-kamp, en voor één keer gebruik ik dat woord in een min of meer respectabele betekenis. Ik citeer: 

Open-VLD laat de sociaalculturele implicatie van het liberalisme links liggen … Sociaalliberalen hebben aandacht voor het feit dat veel mensen keuzes maken die zijn ingegeven door hun omgeving … Neem de ondervertegenwoordiging van studenten met migratieachtergrond aan de universiteiten … Door het bestaan van allerhande stereotypen internaliseren sommige mensen dat een bepaald beroep of een bepaalde toekomst voor hen het meest geschikt is. Vervolgens lijken ze ‘vrij’ te kiezen voor een professionele carrière waar geen hogere studies bij komen kijken … Er ligt een grote opdracht voor liberalen in het wegwerken van die geïnternaliseerde onderdrukking … Een liberale partij zou daarin stappen kunnen zetten door, bijvoorbeeld, actief de ontwikkeling van afstompende stereotypen bij kinderen tegen te gaan. Een verplichte adequate representatie van onze maatschappij in het lager onderwijs lijkt mij daarvoor geschikt. In de verhalen die de juf of meester vertelt, moet niet altijd een witte man de held van het verhaal zijn en ook de handpop mag al eens een andere kleur hebben.’

      In televisie-reclame zie ik dagelijks beelden waarin mensen van kleur meer dan ‘adequaat vertegenwoordigd’ zijn. Ik vind dat zeer goed, vooral omdat het meestal erg mooie mensen zijn. Ik weet het niet zeker maar ik veronderstel dat men op de prentjes in schoolboeken ook niet alleen blanke kindjes en blanke papa’s en mama’s laat zien. Maar moet de staat zoiets verplichten, zoals Schollaert vraagt? En moet dat dan ook gecontroleerd worden door de doorlichtingsteams? En zal dat veel veranderen aan het feit dat er minder migrantenkinderen in het universitair onderwijs terechtkomen?
      Voor een liberaal zit het zo. Als je mensen vrij laat kiezen – Schollaert zet ‘vrij’ tussen aanhalingstekens – krijg je een mozaïek van onevenwichtigheden, oververtegenwoordigingen en ondervertegenwoordigingen. De ene categorie is beter vertegenwoordigd in het jeugdvoetbal, een andere in de criminaliteit, een derde in het fanfarewezen. Er zijn meer meisjes die voor psycholoog studeren en meer jongens die voor ingenieur studeren, en onder de migrantenkinderen zijn er meer die voor advocaat dan voor arts studeren. Een liberaal zal vinden dat je veel van die onevenwichten beter uit zichzelf kunt laten evolueren. Anders verval je, waarschijnlijk met de beste bedoelingen, in regelneverij.
      ’t Is waar dat sommige onevenwichten tegen de borst stoten. Om een voorbeeld te nemen dat Schollaert niét geeft: in een Turks café zie je meer mannen dan vrouwen. Dat komt onder andere omdat strenge of fanatieke moslims niet willen dat vrouwen in de publieke ruimte komen. Een liberaal ziet daar een vrijheidsbeperking in, maar huivert tegelijk bij de gedachte om die wantoestand met staatsdwang uit de wereld te helpen.
      Het lijkt dan een aanvaardbare tussenweg om burgers niet te ‘dwingen’ tot wenselijk gedrag, maar om ze daartoe ‘op te voeden’. Maar dan wordt het, zoals met de ‘herverdeling’ hierboven een kwestie van proporties. Schollaert citeert Martha Nusbaum die in die opvoeding, zoals geweten, nogal ver wil gaan. De Amerikaanse filosofe ziet een grote rol weggelegd voor de staat die via zijn schoolsysteem modelburgers kan kweken. Daar valt iets voor te zeggen, maar een liberaal dient vooral de gevaren van zo’n filosofie in te zien, zeker als die nu al zo ruim wordt toegepast. 
      Zelf zou ik er in elk geval mee oppassen. Een schoolsysteem dient om te leren lezen, schrijven en rekenen, de zogenaamde Three Rs: reading, writing and ’rithmatic, en later talen en wetenschap. Morele opvoeding moet gericht zijn op politiek neutrale deugden zoals beleefdheid, respect, concentratie, vlijtig werken, niet opgeven bij de minste moeilijkheid, geen ruzie maken, niet schelden, en misschien, maar dat zie ik veeleer als een nevenproduct: ‘kritisch denken’.

Lichtblauwe Open-VLD (2)
     Bij het lezen van bovenstaand stukje denkt de lezer misschien: wie is Victor Schollaert en wat stelt hij  binnen de Open-VLD voor? Ik weet dat niet, maar in Standaard van een dag nadien lees ik een stuk van Mathias Declercq en die ken ik wel. De Clercq gaat dezelfde richting uit als Schollaert, maar is een stuk wolliger. Hij definieert liberalisme als 

een doctrine gebaseerd op vrijheid, verdraagzaamheid, en wederzijds respect. Een doctrine van eerlijkheid, zelfbeheersing, standvastigheid, van beschaafdheid, nederigheid, behulpzaamheid, van waardigheid, redelijkheid en generositeit.

        Geen enkele van deze kenmerken onderscheidt het liberalisme van gelijk welke andere doctrine in een moderne democratie. Het getuigt van pretentie om die kenmerken op te eisen voor je eigen partij. Elke partij kan deze deugden onderschrijven. En in elke partij vind je politici die tegen deze deugden zondigen.  
     Neem Declercq zelf en zijn polemische uitval tegen Bouchez. De MR-voorzitter had gezegd dat Israël geen genocide pleegde op het Palestijnse volk, want dat volk was, tijdens het decennia-lange conflict verviervoudigd – wat in zekere zin het tegenovergestelde van een genocide is. 
t Iis geen erg zuiver argument van Bouchez. Maar wat maakt De Clercq ervan? ‘Dat geeft weer eens aan dat de MR-leider onvoorwaardelijk de nieuwe Israëlische aanvallen op Gaza goedkeurt.’ Nee, dat heeft Bouchez niet gezegd.
     Het is een hardnekkige gewoonte: de standpunten van je tegenstrever verkeerd weergeven. Ze getuigt van weinig  respect, verdraagzaamheid, eerlijkheid, zelfbeheersing, beschaafdheid, waardigheid, redelijkheid en generositeit.   



woensdag 26 maart 2025

Musk


Oligarch
    
 Ik heb niet bijgehouden hoe vaak ik stukken en commentaren las die waarschuwden voor Musk als oligarch. Musk zou zijn politieke connecties gebruiken om voor zijn bedrijven een monopoliepositie te verwerven. Maar nu zie ik een kop in De Standaard over het zakenimperium van Musk dat ‘sputtert’. ‘Het ziet er naar uit,’ besluit de journalist, ‘dat het onaantastbaar geachte monopolie van Musk … sneller dan gedacht doorbroken wordt.’ Je zou er haast aan toevoegen: ‘En daar is niets mis mee.’

Musk en Hitler
    
Een recent X-bericht van Musk deel veel stof oplaaien. “Stalin, Hitler en Mao hebben geen miljoenen mensen vermoord. Dat deden hun werknemers in de publieke sector.” Het bericht werd uit vooringenomenheid, kwade wil of gebrekkige leesvaardigheid verklaard als een ‘vrijpleiten’ van Hitler*. Misschien had Musk moeten schrijven in de stijl van de Grote Proletarische dichter Bertolt Brecht, in zijn ‘Vragen van een lezende arbeider’. Een fragment luidt:

     De jonge Alexander veroverde Indië.
     Alleen hij?
     Caesar versloeg de Galliërs.
     Had hij
 niet op zijn minst een kok mee?

Musk had op die plaats enkele verzen kunnen toevoegen

     Hitler vermoordde zes miljoen Joden.
     Wie zorgde voor het transport?
     De glorieuze Stalin zuiverde zijn eigen ambtenarentroep.
     Waren er daarna minder ambtenaren?
     Mao riep de culturele revolutie uit.
     Wie riep mee?

Trump en Musk
     Met mijn commentaren over Trump maak ik veel mensen ongelukkig, omdat ik Trump te veel verdedig, omdat ik hem te weinig verdedig, omdat ik mij moei met zaken die mij niet aangaan, of omdat ik altijd hetzelfde schrijf. Die laatste kritiek komt hard aan, omdat ik dat probeer wat variatie in mijn schrijfsels te brengen. Maar ik begrijp het wel. Men kijkt naar de bottomline, trekt daar een eigen conclusie uit, en wonder boven wonder is dat altijd een conclusie die in de woordjes ‘pro’ of ‘contra’ kan worden samengevat. En dié woordjes bieden niet veel ruimte voor variatie.
     Eerlijk gezegd heb ik weinig zin in die pro-contra discussie. Ik weet te weinig van Amerika om te oordelen. Een lezer verweet mij onlangs dat ik ‘prat ging’ op mijn gebrek aan Amerikaanse kennis. Dat is een misverstand. Ik schaam mij voor die gebrekkige kennis, ik geef ze voor alle duidelijkheid toe, en stel er Bjorn Soenens, Steven De Foer en De Standaard verantwoordelijk voor. Als die beter hun best deden om voor- en tegenstanders van Trump aan het woord te laten, zou ik het veel makkelijker hebben om bijvoorbeeld hard core Trump-tegenstander te worden, of juist niet.
      Maar af en toe is er iets waar ik zeker van ben. Trump had zijn verkiezingsnederlaag moeten aanvaarden. Trump zit fout met zijn importheffingen. En als er ooit een ruzie komt tussen Trump en Musk (DS 8/4) sta ik aan de kant van Musk. 

Techmiljardairs en America-First populisten
     De Standaard (10/4) wijdt opnieuw een stuk aan de ruzie binnen het Trump-kamp. De ‘rechtse techmiljardairs’ supporteren voor lage belastingen, deregulering en vrijhandel; de America-First populisten willen de Amerikaanse arbeiders afschermen van buitenlandse concurrentie. Het is mogelijk dat de twee kampen gedreven worden door hun eigen belangen: verhogen van de winst voor de enen, binnenhalen van stemmen voor de anderen. Het is ook mogelijk dat ze allebei gedreven worden door de oprechte overtuiging dat het beleid dat ze voorstaan de welvaart van het hele land ten goede zal komen. Dan kan ik alleen zeggen dat de rechtse techmiljardairs ongeveer gelijk hebben, en dat de America-First populisten zich illusies maken.

* Over Musk die Hitler zou vrijpleiten, zie ook mijn stukje hier. https://philippeclerick.blogspot.com/2025/03/elon-musk-hitler-en-de.html


dinsdag 25 maart 2025

David Van Reybrouck en het fascisme


      David Van Reybrouck draagt nu de titel van ‘Denker der Nederlanden’. Ik weet niet of hij die titel verdient. In zijn boek Congo heb ik slechts anderhalve bladzijde gelezen. Iets in de toon stond mij niet aan. Maar mijn vrouw die anders weinig interesse heeft voor non-fictie boeken leest, heeft het helemaal doorgelezen. Ik heb indertijd Van Reybroucks verslag gelezen over zijn audiëntie bij de paus. Ik weet nog altijd niet of dat ernstig dan wel als een soort parodie was bedoeld*. 
     Wat Van Reybrouck ongetwijfeld wel ernstig meent is zijn definitie van het fascisme. Laatst wees ik nog op de omkering van ‘alle fascisme is slecht’ naar ‘alles wat slecht is, is fascisme’. Vandaag tref ik op FB een stukje interview met Van Reybrouck aan waarin de stelling wordt geïllustreerd. Hij verwijst eerst naar de definitie van Tom Lanoye waarin fascisme gedefinieerd wordt als ‘hysterie voor mannen’. Zelfs als het niet waar is, is het leuk gevonden. Het is ook heel typisch Lanoye, die indertijd Pim Fortuyn voor ‘relnicht’ schold.
     De eigen definitie van Van Reybrouck is heel wat minder spitsvondig: 

‘emoties nemen het over van argumenten, leugens van feiten, en afspraken en instituten worden ondergeschikt gemaakt aan het individu.’ 

     Emotionele argumenten en leugens zijn inderdaad een kwalijke zaak, maar allesbehalve typisch voor ‘fascisme’. Het zijn veeleer zaken die je bij alle politieke strekkingen terugvindt, maar het best opmerkt bij je tegenstrevers. En ‘instituten die worden ondergeschikt gemaakt aan het individu’, is dat niet eerder het tegenovergestelde van fascisme. Het fascisme maakt individuen juist ondergeschikt aan instituten. Of bedoelt Van Reybrouck dat instituten worden ondergeschikt aan één individu, de leider? Dan drukt de auteur zich wel heel slecht uit.
     Ik zal toch dringend Van Reybroucks pamflet Tegen verkiezingen eens moeten lezen. Zo lang ik dat niet gedaan heb, blijf ik de grootst mogelijke weerzin koesteren tegen zijn G1000-project en de gedachte aan burgerpanels die door loting worden aangeduid. Ik moet er niet aan denken dat een idioot als ik aan zo’n panel zou deelnemen en mee advies zou moeten geven of beslissingen zou moeten nemen nopens het staatsbelang. 
     Ik geef overigens toe dat die adviezen of beslissingen niet altijd fout zouden zijn. Mocht men in de VS in 1967 een G1000-panel gehad hebben, zou dat waarschijnlijk geadviseerd hebben om de oorlog in Vietnam onvoorwaardelijk stop te zetten. Maar dat advies kon president Johnson ook krijgen van zijn slimme adviseurs als McNamara. En ik zou die G1000-mensen in elk geval niet zelf de onderhandelingen hebben laten voeren met de hardliners van Hanoi.


 

 

* Over die tekst van Van Reybrouck heb ik twee stukjes geschreven: hier en hier.

*


 

maandag 24 maart 2025

Oorlogs-angst, -pornografie, -speculatie


     Ik lees geen Nederlandse kranten, maar dankzij FB-vrienden krijg ik regelmatig de goedgeschreven columns van Leon De Winter op mijn feed te zien. De Winter is een rechtse jongen, en vaak schrijft hij dingen waar ik het eens mee ben. Maar ik schrik wel eens van de zelfzekere toon waarmee hij oordeelt over ingewikkelde dossiers waar ikzelf weinig van afweet. Zou De Winter daar zoveel meer van afweten dan ik? vraag ik mij dan af. En natuurlijk, als hij iets schrijft waar ik het niét mee eens ben, word ik nóg wat kritischer.
      Laatst heeft De Winter weer een column geschreven over Oekraïne, Rusland en het oorlogsgevaar*. Hij heeft gelezen dat in Nederland één op vijf mensen de kans groot acht dat we binnen vijf jaar in een kernoorlog zitten. Ik zou tot die meerderheid van vier of vijf mensen behoren die die kans niet groot achten. Ik doe nog altijd aan langetermijnsparen, en overweeg een renovatie overweeg van ons appartement zodat we ‘binnen tien jaar’ de chauffageleidingen niet moeten vernieuwen. Nu ik erover nadenk, die één op vijf die op een vragenformulier de kans op een kernoorlog wél groot acht, zullen ook wel aan langetermijnsparen doen, renovatiewerken laten uitvoeren, en hun iets oudere kinderen naar de hogeschool of universiteit sturen. Ik denk dat het met die oorlogsangst nogal meevalt. Zelfs in de jaren ’50 en ’60 toen iederéén dacht dat een kernoorlog elk moment kon uitbreken, viel het nog mee. Hier en daar had je iemand die emigreerde naar Congo of naar Zuid-Afrika omdat het daar veiliger was, maar dat waren uitzonderingen. Boudewijn de Groot zong in die tijd dat hij met ‘alle andere baarden op de bom te wachten lag’ maar dat ‘die maar niet wilde vallen.’
     Nu, een beetje oorlogsangst voel ik ook wel. Volgens mij komt dat door de massale invasie in Oekraïne die ik niet had verwacht. Dat was toch iets anders vond ik dan de Krim of Tsjetsjenië. Die eerste oorlog was bijna geruisloos, en die tweede voelde aan als een kwestie van plaatselijke wreedheden. Maar de televisiebeelden van de tankkolonne die oprukte naar Kiëv, dat was andere koek. Volgens De Winter echter laten we ons vooral bang maken door angstpornografen: gepensioneerde militairen die ‘eindelijk de kans krijgen om hun kennis en ervaring te etaleren’, gewichtig doende politici die ‘vol zichtbare verrukking mee mogen praten over zulke ontzagwekkende dingen als oorlog’, en ten slotte: eurocraten die ‘oorlog zoeken om de EU te veranderen in een eenheidsstaat … met een Europees leger.’**
     De eerste twee categorieën – de militairen en de politici – worden neergezet in enkele fraaie alinea’s. De typering is boosaardig en raak. Wie gezagsdragers ijdelheid verwijt, heeft bijna altijd gelijk. En dat de eurocraten ‘oorlog zoeken’ mag overdreven zijn – het was Poetin die oorlog begón – het is natuurlijk waar dat ze het conflict proberen aan te grijpen om een Europese eenheidsstaat dichterbij te brengen. En dan is de vraag: is dat erg? Het antwoord is, in een tijd van rivaliserende machtsblokken, genuanceerd.
     De Europese landen hebben in hun onderlinge betrekkingen de militaire rivaliteit achter de rug gelaten. Even leek het erop dat de rest van de wereld zou volgen – dat de geschiedenis als histoire des batailles afgelopen was. Maar achteraf gezien zijn we te optimistisch geweest.  Daarom kan Europa beter zelf een machtsblok worden dan een speelbal te zijn van andere machtsblokken. Van zo’n machtsblok is een eengemaakte vrijhandelszone de basis en een gemeenschappelijk leger het sluitstuk.
     Als conservatief liberaal ben ik een grote voorstander van subsidiariteit. Macht moeten zoveel mogelijk worden gedecentraliseerd en veel beslissingen moeten aan de staten toekomen, en niet aan een Europese superstaat. Sociale rechten, onderwijs, homorechten, migrantenrechten, culturele identiteit, milieubescherming, verhouding tussen wetgevende en juridische macht, de organisatie van verkiezingen, kwesties van regionale autonomie, voor mijn part zelfs de budgettaire discipline. Maar sommige materies overstijgen door hun aard de plaatselijke grenzen: klimaat, asielmigratie en defensie.
      Conservatieven hebben terechte kritiek op de manier waarop die kwesties – vooral asielmigratie – werden aangepakt. Men heeft toegelaten dat asiel een kanaal werd voor massa-migratie. Maar dat lag niet alleen of vooral aan het Europees beslissingsniveau. Wat op het Europese niveau gebeurde, weerspiegelde – in versterkte vorm – de voorkeuren van de nationale politici die zich gedragen voelden door electorale meerderheden in eigen land. En die meerderheden weerspiegelden op hun beurt wat gedurende decennia de communis opinio was binnen het aanzienlijke progressieve volksdeel. Daar komt gelukkig verandering in. Ongeduldige conservatieven moeten er zich bij neerleggen dat een koerswijzing voor asiel zich grotendeels binnen het trage, weerbarstige Europese kader zal moeten plaatsvinden. Kort gezegd: het falende Europese beleid inzake asiel en klimaat is een reden om dát beleid om te buigen, niet om een sterke en eengemaakte Europese defensie tegen te houden.
     De Winter heeft, naast zijn afkeer van de Europese eenheidsstaat, een sluitende logische redenering om een versterkte Europese defensie af te wijzen: ze is niet nodig.  Die redenering gaat als volgt: het Russissche leger is zwak en zal nooit durven oorlog te voeren tegen een sterker Europa. We moeten ons afvragen, schrijft De Winter

 of Poetin na het Oekraïense avontuur echt een volgend bloedig avontuur zoekt … Mag ik zeggen dat ik dat onzin vind? Tussen vrede en oorlog is in het geval van een Russische aanval op een Navo-lid geen escalatie mogelijk. Wanneer de Russen aanvallen, zullen zij direct en met alles wat zij hebb8n aanvallen. Met wat geschermutsel schieten zij niets op aangezien de Navo ook zonder Amerika beter bewapend is, dus als de Russen aanvallen zullen zij dat met atoomwapens doen om een smadelijke conventionele oorlog te voorkomen, met als gevolg dat binnen enkele minuten alle prachtige Russische steden net zo in de as liggen als Rome en Parijs en Londen, met dank aan Franse en Britse kernwapens.

     Het is van een dwingende logica. Mocht Rusland agressie overwegen, dan kan dat alleen met een conventionele oorlog of een kernoorlog. Een conventionele oorlog is onmogelijk omdat Europa (‘de Navo zonder Amerika’) beter bewapend is. Een kernoorlog is onmogelijk omdat Rusland dan op zijn beurt zou worden vernietigd door de Engelse en Franse kernmacht. In de twee gevallen zou Rusland ‘zelfmoord plegen’ en het zal dus niet gebeuren.
     Dat is helder geformuleerd.  De logica is dwingend. Daar tegenover staat dat alle veronderstellingen erg dubieus zijn. Ze berusten, zoals alles in de geopolitiek, op speculatie. Of Rusland nog zin zal hebben in een ‘volgend bloedig avontuur’, zal er onder andere van afhangen hoe de oorlog in Oekraïne  zal aflopen. Die afloop kan ik in elk geval niet voorspellen. Of Europa beter bewapend (en gevechtsklaar) is dan Rusland weet ik ook al niet. Ik heb in mijn jeugd, in de jaren ’70, vele uren verspild aan het doorploegen van rapporten van het International Institute for Strategic Studies (IISS) en van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) om te weten te komen wie van beide, Navo of Warschau-pak beter op een oorlog was voorbereid. Ik heb vooral onthouden dat het een heel moeilijke zaak was, en dat het erop aankwam geen appelen met citroenen te vergelijken.  De Winter laat verstaan dat Rusland geen nucleaire first strike capacity heeft waarmee het de Engelse en Franse kernmacht kan uitschakelen voor die kan terugslaan. Niemand weet of dat waar is.
      Ten slotte veegt De Winter de meest waarschijnlijke Russische openingszet nogal laconiek van tafel: ‘met wat geschermmutsel schieten zij niets op’. Maar dat is juist het scenario dat de meeste strategen juist wél het waarschijnlijkste vinden: een conflict dat begint als hybride oorlog, met desinformatie, cyberhacking, sabotage, opgestookt relletjes, vermomde infiltranten, enzovoort**. Niemand kan voorspellen of en hoe zo’n hybride oorlog zich kan ontwikkelen tot een plaatselijke of full scale conventionele oorlog. Niemand kan voorspellen hoe Europa zal reageren. En niemand kan met zekerheid voorspellen dat zo’n conflict, zoals De Winter aanneemt, zou eindigen met een ‘smadelijke’ Russische nederlaag.
     Er kunnen verschillende redenen zijn om de Europese defensie niét te versterken. Een ervan is dat daarmee de Russen geprovoceerd worden om zelf verder hun economie te militariseren. We moeten hopen dat dat bezwaar in de toekomst kan worden bezworen met diplomatieke oplossingen. Een andere reden is dat de Russen geen kwade bedoelingen koesteren. Dat is niet de reden die De Winter aangeeft. Hij schrijft: ‘Ik vertrouw Poetin voor geen meter.’ Zijn reden is dat Rusland zo  zwak is dat we er niet bang van moeten zijn. Dát is zeker geen absurde veronderstelling. Maar het blijft een veronderstelling, waarover experts het niet eens zijn. John Mearsheimer, die in anti-Zelenski-kringen populair is vanwege zijn Oekraïne-standpunt, behoort tot diegenen die vinden dat men Rusland als militair machtsblok best niet onderschat.
     De Winter heeft gelijk als hij zegt dat we niet ál te bang moeten zijn. Hij heeft ook gelijk met zijn bewering dat de kans op een grote conventionele of nucleaire oorlog met Rusland redelijk klein is. Maar het is een kleine kans op een grote catastrofe. En dat is juist de reden om een goede verzekeringspolis te kiezen. Je moet je niet verzekeren tegen de mogelijkheid dat je vaatwas defect is. Dat is verloren geld. Maar je moet je verzekeren voor die ene keer dat je een peperdure chirurgische ingreep moet ondergaan. Daarbij komt dat defensie een verzekeringspolis van een heel speciale soort is. De polis geeft je niet alleen de middelen om op een catastrofe te reageren, hij zorgt er vooral voor dat de kans op een catastrofe vermindert. Als Europa een polis kiest met een stevige defensie vermindert de kans op een Russische agressie, geheel volgens de logica van De Winter.
     Men kan hier tegen inbrengen dat een verzekeringspolis ook het moral hazard doet toenemen. Door je te verzekeren tegen een ski-ongeval, ga je je roekelozer gedragen en loop je meer kans om een ski-ongeval te hebben. Zou je die redenering ook kunnen toepassen op Europa? Dat Europa met een sterker leger in de verleiding zou komen om Rusland aan te vallen? Ik kom die stelling wel eens tegen bij radicaal-rechtse en radicaal-linkse FB-vrienden. 
     Ik geloof er niet veel van. De expansie van Europa naar het Oosten is een vreedzaam proces geweest, zonder inzet van militaire middelen. Europa is een pacifistisch continent geworden. Het zal al moeilijk zijn om de Europeanen zo ver te brengen dat ze zich eventueel willen verdédigen. Maar dat Ursula von der Leyen, in navolging van Napoleon en Hitler, Rusland zou binnenvallen, dát geloof ik dus niet. De verschrikkingen van de Russische Winter zijn te diep in ons collectieve geheugen doorgedrongen. 

De column van De Winter staat hier.
** Ik interpreteer de column van Leon De Winter als een impliciet pleidooi tegen een versterkte defensie, hoewel hij dat nergens expressis verbis schrijft. Over een van de vorige Oekraïne-stukjes van De Winter heb ik hier iets geschreven.
*** Daar komt bij dat het geschermutsel zoals De Winter dat noemt succesvol is geweest op de Krim en gedeeltelijk in de Donbass, terwijl de frontale aanval op Kiev een mislukking werd.

zaterdag 22 maart 2025

Defensie of Justitie?


      Nu we minder kunnen rekenen op de Amerikanen van Trump moeten de Europese landen zelf meer uitgeven aan defensie. Hoe kun je daar eigenlijk tegen zijn? Het beste tegenargument is het radicale en eenzijdige pacifisme. Je wilt als land liever niet bezet worden, maar mogelijk bloedvergieten  vind je een te zware prijs om zo’n bezetting te voorkomen. Beter is alles in te zetten op diplomatie, en als dat niet helpt, dan maar capituleren. In die filosofie moet er zo weinig mogelijk worden uitgegeven voor defensie. Is het in ons land slechts 1,2 procent van het BBP?  Prima, het mag gerust zakken naar 0,6 procent of nog minder. Ik stel het hier wat karikaturaal voor, ik ben het er niet mee eens, maar eigenlijk is het een degelijk argument ‘ten gronde’ – waar ik verder niet op inga.
 
     Er bestaan ook minder degelijk argumenten. Enkele ervan vind je verspreid over een opiniestuk van Joris Van Cauter in De Standaard (18/3). Wat mij om te beginnen al tegenstaat is het rookgordijn van absolute en relatieve cijfers. De Europese defensie-uitgaven zijn in 2024 ‘al’ gestegen met 18 procent. België heeft ‘al’ 8 miljard euro uit. Wel ja, en 8 miljard is 1,2 procent van het BBP, de Navo-norm was 2 procent, en die norm wordt opgetrokken tot 3 procent. Een stijging van 18 procent per jaar stelt dus niets voor. We moeten een stijging hebben van 150 procent. Of wie van kleine cijfers houdt: van 1,8 procentpunt.
     Het stuk staat onder de erg onredelijke kop ‘We hebben niets om voor te vechten.’ Dat woordje ‘niets’ wil ik de auteur niet kwalijk nemen. Sommige eindredacteurs houden van hyperbolische koppen. Maar er zijn andere zinnetjes die ik hem wel aanreken. Zoals: ‘De aankoop van nog eens 20 of 30 F-35-gevechtsvliegtuigen verandert niets aan door drugsgeweld onveilig geworden steden.’ Als leraar was ik heel mild bij het verbeteren van opstellen, maar onder zo’n zin zou ik toch een kronkellijntje hebben getrokken.
     Ik vertelde mijn leerlingen dat je argumenten kon herkennen omdat je er het woordje ‘want’ voor kon plaatsen. Als ik dat met de tekst van Van Cauter doe, krijg ik het volgende. We moeten ons niet inspannen voor de 2/3-procentnorm
 want

  1. Navo-verklaringen wegen ondraaglijk licht en worden gemakkelijk weer ingetrokken 
  2. De defensie van sommige Navo-landen is niet gericht tegen Rusland maar tegen een ander Navo-land (Griekenland/Turkije)
  3. Er moet al zoveel worden bespaard en het was al zo moeilijk om daar een akkoord over te bereiken
  4. De verhoging van het defensiebudget stond niet in de verkiezingsprogramma’s
  5. Ons land wil de 2/3-procentnorm halen om redenen van internationaal prestige
  6. Angst is een slechte raadgever;
  7. Andere uitgaven dan die voor defensie leiden ook tot stabiliteit, vrede en nationale veiligheid
  8. Men wil vooral de wapen-industrie doen draaien
  9. Belangrijker dan hoogte van het Defensie-budget is de manier waarop dat budget wordt besteed
  10. Men zou beter meer middelen geven aan justitie
  11. De weerbaarheid van een bevolking meet je niet aan zijn defensie-uitgaven (Zwitserland)
  12. We hebben niets om voor te vechten. 

Argumenten (1) tot (7) laat ik hier onbesproken*. Over het achtste argument – ‘de wapenindustrie’ – wil ik graag iets kwijt omdat we het de komende tijd nog vaak zullen horen en lezen. De suggestie zal meestal zijn dat het ‘grootkapitaal’ aanstuurt op bewapening om meer winsten te kunnen maken. Terwijl het overgrote deel van het geld natuurlijk niet naar de kapitalisten zal gaan maar naar de werknemers die rechtstreeks of onrechtstreeks in die sector zijn tewerkgesteld.
     
Het omgekeerde argument – ik zeg het niet graag – is trouwens ook demagogisch: dat een hoger defensiebudget goed zou zijn voor de werkgelegenheid. Dat komt hoogstens neer op het vergulden van een bittere pil. Geld uitgeven aan wapens betekent altijd welvaartsverlies. Er is minder geld over voor leuke dingen. De werkgelegenheid in de wapensector komt ten koste van werkgelegenheid in een andere, leukere sector. 
     
Het negende argument is demagogie van een veel hogere orde. Het is namelijk wáár. Van Cauter: 

‘Dat het leger al na drie dagen met stenen zou moeten gooien, zegt misschien meer over hoe dat budget wordt besteed dan over de nood om het te verhogen.’

     Dat is dus helemaal waar. De juiste besteding van het budget is belangrijker dan de hoogte ervan. En een besteding die bedisseld wordt tussen generaals, industriële lobby’s en politici, zonder marktdiscipline, kan moeilijk optimaal zijn. Aan de andere kant zal een besteding die wordt uitgewerkt door Joris Van Cauter, Philippe Clerick, de columnisten van De Standaard en De Morgen, en een speciaal daartoe opgerichte Facebook-groep evenmin optimaal zijn.
     Natuurlijk  moeten we oppassen dat we ons niet bewapenen voor de vorige oorlog. We hebben wellicht minder vliegtuigen nodig en meer drones, minder infanteristen en meer informatici, minder tanks en meer servers, minder geschut en meer munitie, minder bommenwerpers en meer manschappen, minder nationale middelen en meer Europese integratie. Maar een evenwichtige defensie zal ongeveer alles nodig hebben: vliegtuigen én drones én infanteristen én informatici. Hoe je dat zonder verhoogd budget klaarspeelt is mij een raadsel. Zelfs integratie van de Europese legers zal geld kósten vóór het geld opbrengt.
     Van Cauter is advocaat en haalt er in zijn tiende argument ook Justitie bij.

‘De overheid slaagt er niet om de veiligheid en eigendom van haar eigen bevolking te beschermen … In geen ander land wordt men zo vaak geconfronteerd met vandalisme, misbruik en diefstal. Er is, vooral in Brussel, sprake van een absoluut probleem van straffeloosheid. Het hof van beroep van Brussel heeft aangekondigd dat het genoodzaakt is zittingen op te schorten …** 

     ’t Is een redelijk zuiver voorbeeld van whatabouteryYou say we don’t spend enough on Defense? And what about the saftey in our streets?
 
     De verleiding is groot om hier langs mijn neus op te merken dat ook de wantoestanden binnen Justitie ‘misschien meer zeggen over hoe het budget wordt besteed dan over de nood het te verhogen.’ Ik ben het met Van Cauter eens dat er iets moet worden gedaan aan de straffeloosheid, maar hebben we daartoe meer magistraten nodig –  of bijvoorbeeld meer politie-agenten?
       Als leek kan ik natuurlijk niet oordelen over de precieze hoogte van de benodigde budgetten, en nog minder over de besteding ervan. Maar misschien zegt de evolutie van de cijfers wel iets. In 1976, het jaar dat ik bij de paracommando’s diende, besteedde ons land 3,09 procent van het BBP aan defensie. Nu is dat nog 1,2 procent. Dat is een flinke daling. Voor Justitie daarentegen was het budget in 1976 niet meer dan 0,12 procent van het budget, nu is dat 0,22 procent. Dat is een flinke stijging.
     Waar Van Cauter mij overviel, was met zijn elfde argument, dat over de weerbaarheid van Zwitserland 

Zwitserland, geen Navo-lid, besteedt 0,7 procent van zijn BBP, veel minder dan België, aan defensie. Nochtans is de weerbaarheid van de Zwitsers veel hoger dan die van de Belgen. Er is een overheid die voorziet in haar kerntaken en een bevolking die in ruil daarvoor een groot engagement vertoont, ook militair.

     Daar moest ik even over nadenken. Kunnen we die 0,7 procent ook niet in ons land als norm aannemen, en in alle landen van Europa? Ik heb maar een vage voorstelling van de Zwitserse defensie: burgers die een beperkte dienstplicht vervullen en die daarna hun geweer naar huis mogen meenemen, een land- en luchtmacht zonder zeemacht, een buitenlandse politiek van neutraliteit … Het lijkt mij inderdaad mogelijk om zoiets met 0,7 procent van het BBP te bekostigen. En ook van zo’n defensie gaat een zekere afschrikking uit: voor vreemde bezettingstroepen is het geen prettige gedachte dat je vanuit elk raam kunt worden beschoten.
     Je kan het ook omgekeerd bekijken. Zou die 0,7 procent genoeg zijn voor landen als Polen, Finland, Letland, Estland, Litouwen? Ik denk het niet. Die landen hebben een veel sterker leger nodig, plus de verzekering dat er in Europa nog andere landen zijn die ook een sterk leger hebben, die niet neutraal zijn, en wier samenwerking en onderlinge solidariteit voor een globale afschrikking – en garantie op vrede – zorgt. 
     De lange Europese vrede na de Tweede Wereldoorlog is zeker ook teweeggebracht door de afschrikking die uitging van de Navo en het Warschau-pakt, machtsblokken met een defensieve én offensieve slagkracht***. Neutrale landen als Zwitserland hebben van die vrede geprofiteerd, zonder er zelf toe bij te dragen. Good for them. Maar het is geen aanpak die kan worden veralgemeend.
     Overigens is ‘weerbaarheid’ niet hetzelfde als defensie-capaciteit. Die weerbaarheid – het ‘militair engagement’ van de bevolking – kun je enigszins aflezen uit peilingen naar het percentage burgers dat bereid is om voor hun land te vechten****. In België is dat 19 procent, en in Zwitserland is het 40 procent. Dat is een heel verschil. Maar ligt dat alleen aan de manier waarop de Zwitserse overheid haar ‘kerntaken’ waarneemt? In Frankrijk is 28 procent van de inwoners bereid om hun land te verdedigen. Dat is ook veel meer dan in ons land. Ik heb nochtans niet de indruk heb dat de bevolking daar zo veel tevredener is over de ‘kerntaken’ dan in België.
      Mentaliteitsverschillen verklaren is een heikele zaak. In een antwoord op Joris Van Cauter geeft Mia Doornaert een veel complexere verklaring voor de defensie-bereidheid van een bevolking (DS 20/9). Een ervan is de historisch neutrale status van een land. Een andere is de protestantse traditie. Nog een andere is de economische vooruitgang. En nog een andere is de burgerzin die opbloeit in 

‘landen die zich niet schamen voor de eigen identiteit, alle culturen verheerlijken behalve de autochtone, en geweld tolereren of zelfs goedpraten als het van de ‘juiste groepen komt’.

     Zo wordt de defensie-discussie een domein waarop iedereen zijn eigen stokpaardje kan berijden. Voor Van Cauter wordt dat de subsidiëring van Justitie, en voor Doornaert wordt het de strijd tegen woke.
     Daarmee is ook het laatste argument van Van Cauter min of meer beantwoord. In zijn extreme vorm ‘We hebben niets om voor te vechten’ is het een zoveelste waardeloos Nirvana-argument. Allerlei kritiek wordt in stelling gebracht om te bewijzen dat onze samenleving verre van ideaal is. Alleen een ideale maatschappij; een paradijs op aarde,  is de moeite van het verdedigen waard, en niet de hellhole waarmee we volgens Trump en Van Cauter opgescheept zitten. Maar ons land is noch een hellhole noch een paradijs.
     Toch zit er een waardevolle kern in het argument. Die wordt duidelijk als je de stelling in een voorzichtige interrogatieve vorm formuleert. Wat is er nodig om onze samenleving te verbeteren, zodat burgers ze de moeite waard vinden om te verdedigen? 
     ’t Is een zinvolle vraag en in een democratie zijn de meningen verdeeld over het antwoord. Dat van mij luidt anders dan dat van Van Cauter, en dat van Van Cauter anders dan dat van Mia Doornaert. Ik zou niet wachten tot we eindelijk het definitieve antwoord gevonden hebben voor we het budget van defensie met enkele procentpunten optrekken. 

 

* Argument (5) – ‘we doen het om het prestige’ – is een procès d’intention. Met argument (6) – ‘geen paniek’ – zakken we naar het niveau van Gwendolyn Rutten. Argument (7) is waar: in het licht van een toenemend oorlogsgevaar moeten een reeks maatregelen worden getroffen die niet binnen het defensie-budget vallen. Het zijn maatregelen met een prijskaartje, maatregelen  die indruisen tegen mijn economisch-liberale overtuiging: gesubsidieerde decentralisatie van de energieproductie, o.a. met windmolens en zonnepanelen (en kleine kerncentrales), meer zelfvoorzienende landbouw met invoertarieven en subsidiëring, subsidiëring en bescherming van de ‘maakindustrie’. Zonder ‘maakindustrie’ is er geen basis om de productie zo nodig te militariseren. Een autofabriek kun je ombouwen tot een wapenfabriek. Een kapsalon, modezaak of restaurant lenen zich niet tot dergelijke reconversie.

** Van Cauter schrijft ook: Grote ondernemingen doen al langer geen beroep meer op de ondernemingsrechtbank van Brussel, maar laten hun geschillen beslechten door private arbiters.’ Van Cauter vind dat blijkbaar een vorm van klassenjustitie. Zelf vind ik het prachtige besparing, waardoor Justitie meer middelen heeft om vandalisme en misdaad te bestrijden.

*** Een defensieve slagkracht is onvoldoende om af te schrikken. Daarvoor is ook een offensieve slagkracht nodig, die hopelijk nooit moet worden ingezet. Een grootmacht die zeker weet dat ze zich bij een militaire tegenslag binnen de eigen veilige grenzen kan terugtrekken, zal gemakkelijker tot steeds nieuwe avonturen geneigd zijn. Kijk naar de buitenlandse interventies van de VS. De vrees echter voor een tegenoffensief op haar eigen grondgebied, zoals Duitsland en Japan overkomen is, blijft de best mogelijke afschrikking om er niet aan te beginnen. 

**** Het percentage van de bevolking dat volgens opinie-onderzoek bereid is het land te verdedigen verschilt van land tot land. Dit zijn de Europese percentages: 

Nederland 15 %; Duitsland 18 %; België 19 %; Italië 20 %; Spanje 22 %; Slovenië 22 %; Oostenrijk 22 %; Tsjechië 23 %; Bulgarije 25 %; Engelan 26 %; Portugal 28 %; Frankrijk 28 %; Slovakije 30 %; Moldavië 30 %; Montenegro 32 %; Wit-Rusland 32 %; Lithouwen 35 %; Ierland 38 %; Macedonië 38 %; Roemenië 38 %; Denemarken 38 %; Zwitserland 40 %; Estland 40 %; Letland 42 %; Polen 48 %; Hongarije 48 %; Kroatië 50 %; Albanië 50 %; Griekenland 54 %; Bosnië-Herzegovina 55 %; Zweden 55 %; Rusland 58 %; Noorwegen 58 %; Oekraïne 62 %; Turkije 73 %; Finland 74 %