donderdag 15 mei 2025

Onderwijsinspectie, e.a.


     Ik heb maar half geluisterd toen het Nieuws berichtte over het jaarverslag van de Vlaamse Onderwijsinspectie. Veel scholen functioneerden niet goed, hoorde ik, en dat geloofde ik zo. Maar uit mijn eigen pijnlijke ervaringen heb ik onthouden dat de Onderwijsinspectie zelf ook niet goed functioneert en bij haar beoordeling ongeveer de slechtst denkbare criteria aanlegt. Die inspecteurs zijn allemaal benoemd in de tijd van de ‘communicatieve vaardigheidspedagogie’.  
      Als gepensioneerde leraar denk ik er niet aan om dat jaarverslag te lezen, maar gelukkig heeft Christophe De Greef van Doorbaak.be dat voor mij gedaan. Hij citeert uitgebreid uit het onderdeel ‘Nederlands’. Ik vraag de lezer niet om het pompeuze proza van de inspecteurs helemaal te lezen. Ik heb in vet cursief aangeduid bij welke woorden mijn maag zich omkeert.
 
Uit de kwalitatieve analyses blijkt hoe belangrijk het is dat scholen het onderwijs vorm geven vanuit een duidelijke schoolvisie. Het schoolbeleid moet duidelijke prioriteiten stellen en deze planmatig uitrollen via doelgerichte maatregelen en afspraken die tot op de klasvloer reiken. … ‘Vele basis- en secundaire scholen kunnen nog een krachtigere leeromgeving uitbouwen … ‘Door een activerende, samenhangende en taalontwikkelende aanpak te gebruiken, door in te zetten op de metacognitieve vaardigheden en door de leerdoelen expliciet te maken. Differentiatie en remediëring kunnen effectiever vorm krijgen door sterker hoge verwachtingen te stellen voor alle leerlingen. Leraren laten kansen liggen om de diversiteit van de leerlingengroep aan te grijpen om leerlingen van elkaar te laten leren. Feedback zal leerlingen meer aan het denken zetten door deze ook te richten op het proces en de zelfregulatie en te vertrekken vanuit de doelen en de stappen daarnaartoe. … Voor Nederlands moeten in het basis- en secundair onderwijs zowel spreken, luisteren, schrijven als lezen voldoende aandacht krijgen met het oog op het versterken van het communicatieve handelen van leerlingen ... Werken met authentieke contexten draagt ertoe bij om dit te realiseren. Het taalbeleid van scholen kan sterker vorm krijgen door duidelijke strategische keuzes te maken afgestemd op de context van de school, door doelgerichte maatregelen voorop te stellen die van leerlingen betere taalgebruikers maken en door deze te laten landen op de klasvloer.

      Op een personeelsfeest op onze school heeft een creatieve leerkracht ooit een bingo-spel bedacht. Bij elk van die gecursiveerde woorden, en nog vele andere, kon een kruisje worden gezet op het kaartje. Nu weet ik het weer. Het spel heette de bullshit-bingo. Voor wie een decodering nodig heeft:

  • Schoolvisie, prioriteiten, taalbeleid = vergaderen en rapporten
  • Krachtige leeromgeving, zelfregulatie, activerend = niet gestructureerd doceren 
  • Samenhangend = artificiële verbanden ten koste van de systematische opbouw
  • Communicatief handelen = geen kennisoverdracht
  • Proces = zo weinig mogelijk kennistoetsen
  • Differentiatie, diversiteit, leerlingen van elkaar laten leren = chaos
  • Remediëring = de verantwoordelijkheid van slechte prestaties bij de leerkracht leggen
  • Expliciet = formeel afvinken van ‘doelstellingen’ 
  • Metacognitieve vaardigheden = in plaats van kennis en oefenen-oefenen-oefenen
  • Zowel spreken, luisteren, schrijven als lezen = verwaarlozing van de klassieke schrijfvaardigheid.
  • Diversiteit = geen idee of hier verwezen wordt naar verrijkende multiculturaliteit of naar de al zo vaak weerlegde theorie van de verschillende leerstijlen’.
    Nou ja, die decodering is misschien een beetje kort door de bocht, en ik meen het niet allemaal zo letterlijk, maar dat men beter alle inspecteurs die zulke teksten produceren op staande voet kan ontslaan en vervangen door onderwijsrealisten, dat meen ik letterlijk.

De Europese regelgeving
     Er bestaat een mooi Venn-diagram dat aangeeft waar Amerika, China en Europa het sterkst in zijn. Voor Amerika is dat het domein van BigTech, fundamentele fysica, biotechnologie en medicijnen, voor China het domein van drones, batterijen en 5G, en dan zijn er nog domeinen waar de strijd onbeslist is: chips, robotisering, netwerken en AI … Europa heeft maar een domein waarin het excelleert: de regelgeving. En het is precies die regelgeving die ervoor zorgt dat Europa niet excelleert in al die andere domeinen.


     Nu vindt iedereen dat er aan die overdreven regelgeving iets moet worden gedaan. Het staat in het rapport van Mario Draghi. In De Standaard van 13 mei schrijft Ive Marx er een column over: weg met de cookiepop-ups, de procedures die je moet volgen om een zaak op te starten, de moeizame goedkeuring van nieuwe technologieën en medicijnen, de regels die het aanwerven van hooggeschoolde buitenlanders bemoeilijken.
      Maar in De Standaard van 14 mei lees ik in het commentaar van Karel Verhoeven dat de regelgeving rond braakgrond, grasland en bufferzones behouden moet blijven, ondanks het boerenprotest. In dezelfde krant staat er een stuk over minister Brouns die strengere regels wil voor het plaatsen van windmolens. En in De Standaard van 15 mei vindt Michiel De Bauw van Sciensano dat er meer regels moeten komen rond gezonde eetwaren. De voedingsbedrijven, supermarkten en horeca dringen ons teveel ongezonde voeding op.
     De dirty little secret van de regelgeving is dat er altijd redenen voor zijn: milieu, klimaat, esthetiek, volksgezondheid, veiligheid, privacy, kwaliteitszorg, behoud van de maakindustrie, bescherming tegen oneerlijke concurrentie, bestrijding van fraude en verspilling. Zelfs voor de obstakels om buitenlandse werknemers aan te werven kun je redenen vinden. Achter elke regel staat een economische, ecologische of ideologische lobby. En een deel van het electoraat.

De corruptie van Netanyahu
     Ik hoop, zoals iedereen, dat Netanyahu na zijn ambtstermijn veroordeeld wordt voor corruptie, alhoewel ik niet goed weet wat die corruptie inhoudt. Uit het artikel in De Standaard (13/5) lees ik iets over ‘champagne en dure sigaren.’ Ik heb de indruk dat de Israeli’s wel héél strenge normen hebben voor hun politici. Misschien is dat wel nodig in een regio die gekenmerkt wordt door endemische corruptie. Dan vind ik het niet erg dat Netanyahu daar het slachtoffer van is.

Oorlogsmisdaden in Afghanistan
     Volgens een BBC-onderzoek zouden Britse militairen zich tussen 2010 en 2013 schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden. Een bijzonder crapuleuze vorm van oorlogsmisdaad is als men gevangen vijanden doodschiet, en dat zou meermaals gebeurd zijn. Ik twijfel er niet aan. Er zijn legers waar zoiets dagelijks gebeurt en waar het door de leiding wordt aangemoedigd, en er zijn legers waar het uitzonderingen zijn. Laten we hopen dat het bij het Britse leger om uitzonderingen gaat.
     In een artikel in De Standaard (13/5) lees ik iets interessants. ‘Het is ondenkbaar dat leidinggevenden in de ondereenheden, kapiteins of majoors, hier niet van op de hoogte waren.’ Dat lijkt mij een realistische inschatting: kapiteins en majoor, vanaf kolonel wordt het moeilijk. Ik sprak daar ooit over met zo’n kolonel die in Afghanistan was geweest. ‘Als een journalist mij vraagt’, zei hij, ‘of ik honderd procent zeker weet dat mijn mannen vijftig kilometer verder niet aan het moorden zijn, dan moet ik antwoorden: nee.’ 

Gaza-resolutie
     Bart De Wever heeft de Gaza-resolutie van de regering al een beetje voorbereid toen hij de opvallende uitspraak deed dat het in Gaza ‘niet meer om aan te zien is.’ Reynebeau antwoordt (DS 14/5) dat dat een vrijblijvend eufemisme is ‘waar Gaza vooralsnog weinig aan heeft.’ Ja, nu Marc het zegt, zie ik het ook. De mensen in Gaza hebben daar niet veel aan. Wordt het geen tijd dat we iets doen waar de mensen in Gaza wél iets aan hebben, zoals het boycotten van de Israëlische inzending voor Eurosong? Of een betoging in Brussel met rood-groene vlaggen? Of een stuk in De Standaard?

Welkom haai
     Voor mijn lezers die De Standaard niet kopen, geef ik hier een prachtige kop mee die de voorpagina sierde van de editie van 13 mei: 

Wat als je een haai spot in de Noordzee? ‘Waarschuw meteen een redder om de vis te beschermen.’ 

     De haai is de wolf van de zee.

woensdag 14 mei 2025

Eurosongboycot, discussiëren over, e.a.


     Koningin Victoria hield er niet van dat haar eerste minister Gladstone haar toesprak alsof ze een groot publiek was. Ze had gelijk. De stijl om te spreken voor een publiek, is een andere dan degene die je in een conversatie dient te gebruiken, en nog anders is de stijjl die je dient te gebruiken in geschrifte. Een scherpe repliek kan uitstekend van pas komen om een publiek in te pakken en de lachers op je hand te krijgen. 
     Stel, er is een debat, met publiek, tussen een pro-Palestijn en een zionist. Ze zijn het er niet over eens of het Israëlisch leger nu genocide pleegt in Gaza. De zionist probeert een brede geopolitieke context te schetsen. ‘Goed. Binnen twee of drie jaar valt China binnen in Taiwan en …’ De pro-Palestijn onderbreekt hem: ‘Hoezo? Jij weet dat China zal binnenvallen in Taiwan maar je weet niet dat er nu een genocide aan de gang is in Gaza.’ Voor een groot publiek klinkt dat prachtig, maar als je het leest is het een weinig overtuigend sofisme.
      Of neem het Eurosongfestival. Twee professoren schrijven in De Standaard (13/5) dat de VRT de Israëlische deelname aan Eurosong moet boycotten. Ik ben daar geen voorstander van. Van mij mag Rusland meedoen aan Eurosong als het dat wil. Dan stuur ik misschien voor één keer een sms-je om voor Oekraïne te stemmen. Maar wat mij opviel was de stijl van de professoren. Ze reageren onder andere op de Vlaamse minister van Media die vindt dat men de politiek weg moet houden uit het evenement. De minister wil immers vermijden dat er in ons land, met die moslims, die Joden, en hun sympathisanten, al te veel polarisatie zou ontstaan. En let nu eens op het antwoord van de professoren.

De Vlaamse minister van Media, Cieltje Van Achter, reageert dat we erover moeten ‘waken dat dit conflict niet overslaat naar andere delen van onze samenleving.’ Excuseer? Het is dus oké dat de massavernietiging in een ander deel van de wereld plaatsvindt?

      Jawel hoor, Cieltje Van Achter vindt massavernietiging ‘oké’. Komaan, beste professoren, dat is de stijl van de meeting, of eventueel van het panelgesprek, of van een cafédiscussie die stilletjes aan naar een ruzie opschuift. Maar zo schrijf je toch niet. Zeker, je mag in geschrifte de mening van je opponent wat bijkleuren als je dat zo graag doet, maar dat moet dan toch subtieler gebeuren.

De tirade
     Er bestaat een stijlfiguur die zowel in de mondelinge als de schriftelijke polemiek op zijn plaats is, maar de gebruiksvoorwaarden zijn anders. In een mondelinge polemiek kun je de tirade als argument gebruiken. Je discussieert over Trump, jij bent tégen en je opponent is vóór, en je overtroeft hem door in een gelukkige improvisatie een dozijn feiten en algemeenheden tegen Trump in te brengen. Je opponent moet al van goeden huize zijn om daar iets op te kunnen antwoorden.
     In geschrifte kan zo’n tirade ook, maar dan zou ze eerder als terloopse illustratie dienst moeten doen. Ik kwam er onlangs een tegen bij het lezen van de boeiende memoires die ex-maoist en Berkeley-professor Gérard Roland wekelijks op zijn substack publiceert. In een stuk legt hij uit waarom de Amerikaanse democratie waarschijnlijk de Trump-episode zal kunnen overleven. Roland werkt zijn argumenten geduldig uit. Maar daarvoor brengt hij even in herinnering waarom Trump een vloek is voor Amerika. Het is een spervuur: 

In 2025 Trump ... will have unrestrained power to go after his enemies and those he deems disloyal. He will mount an unprecedented attack on the rule of Law and the institutions of democracy in the US, on women’s rights, on racial and sexual minorities, on Trade Unions, NGOs. People who voted him in because of the post-covid inflation will face unprecedented price rises because of the tariffs he will introduce on imported goods from China. Trump will dismantle regulations protecting consumers and ordinary citizens. He will continue giving tax cuts to the 0.1% richest and protect big business and monopolies. He will give power to the Elon Musks of this world who want to pursue a techno-libertarian transhumanist utopia and dream of dismantling all government agencies that threaten their hunger for power and dream instead of unleashing an unbridled Artificial General Intelligence (AGI) led world. He will throw overboard any policy trying to protect the climate. I could go on and on with the list of horrible policies Trump will try to impose inside the US. Are we doomed?

     Deze tirade is helemaal op zijn plaats. Misschien is wat Roland zegt niet juist of niet evenwichtig, maar de strekking van zijn artikel gaat over iets anders – wat hij wél nauwkeurig beargumenteert. Met één zinnetje heb ik het moeilijk: ‘He will continue giving taks cuts to the 0,1 % richest.’ Die belastingverlagingen zullen geloof ik alle rijken ten goede komen, niet alleen de 0,1 % of de 1 % of de 10 % maar als ik het goed heb de 50 %. Natuurlijk, als de 0,1 % het meeste belastingen betalen, zullen zij het meeste profijt hebben. Maar tax cuts for the richest was beter geweest dan wat er nu staat. Alleen zal ik dat tegen Roland nooit durven zeggen, want hij is econoom van opleiding.

Sociale-mediaverbod tot zestien jaar
     François Levrau wil het sociale-mediaverbod verdedigen (DS 13/5) maar doet de zaak meer kwaad dan goed. Hij heeft gelijk als hij zegt dat de algoritmen inspelen op de kwetsbaarheid van de jongeren, dat hun prefrontale cortex nog in ontwikkeling is [en dus verslavingsgevoelig], dat ouderlijke controle in deze kwestie te vaak zal falen, en dat de schade aan leerprestaties en mentale gezondheid volgens voorlopig onderzoek erg waarschijnlijk is*.
     Maar dan kan Levrau het niet laten om het paternalistische discours – want dat is het – door te trekken van jongeren naar volwassenen. Hij haalt er de ‘positieve vrijheid’ van Isaiah Berlin bij, de ‘nudging’ van Sunstein en Thaler, en vooral de polemiek van Sarah Conly tegen John Stuart Mill: 

In tegenstelling tot Mill … wijst Conly erop dat mensen vaak geen rationele, geïnformeerde keuzes maken. Tal van gedragswetenschappelijke studies tonen aan hoe ons gedrag gestuurd wordt door biases, impulsiviteit en gebrekkige informatie. Daarom is overheidsingrijpen volgens haar niet alleen gerechtvaardigd, maar zelfs moreel geboden wanneer mensen voorspelbaar schadelijke keuzes maken die hun latere vrijheid ondermijnen.

      ‘Dat geldt zeker bij minderjarigen,’ voegt Levrau eraan toe, wat onderstreept dat de redenering ook opgaat voor volwassenen. Het is begrijpelijk dat mensen die liberaler denken beginnen te steigeren bij die redenering. Ive Marx reageert op X.com met ongeloof op een zin als ‘Tijdelijke technologieverboden zijn dan geen inperkingen van vrijheid, maar eerder investeringen in diepere vrijheid.’ Wim Duyck stoort zich aan het voorstel dat de overheid ‘een externe prefrontale cortex’ zou moeten zijn.
     Duyck en Marx lijken te vergeten dat de twee gewraakte passages over min-zestienjarigen gaat, maar het zij hen vergeven aangezien Levrau zelf ook voortdurend dat onderscheid vergeet. Ergens schrijft Levrau over het sociale-mediagebruik ‘Laten we eerlijk zijn: het merendeel van het gebruik gaat op aan vluchtig, inhoudsloos tijdverdrijf.’ Dat is een slecht argument en het is in gelijke mate toepasbaar is op jongeren en volwassenen. Ik kan het weten want ik ben een ervaringsdeskundige. Maar als Levrau mij, als volwassene, dat vluchtig, inhoudsloos tijdverdrijf zou willen afnemen, steiger en hinnik en stamp ik even hard als Duyck en Marx. In mijn filosofie heeft iedereen het recht om zijn eigen fouten te maken. Naar het einde van zijn betoog maakt Levrau nog eens duidelijk hoe nauw verbonden paternalisme en socialisme zijn.

 Waar politiek ernaar streeft mensen te verbinden via wetgeving en sociale bescherming, tonen markt en technologie nauwelijks interesse in individueel welzijn of in het algemeen belang. Hun sturingsmechanismen zijn niet gericht op zorg, maar op winst en efficiëntie. Dat levert geen echte, maar slechts een schijnvrijheid op.

       Ik zou honderden voorbeelden kunnen geven van producten en diensten die mijn individueel welzijn (en eigenlijk ook mijn ‘positieve vrijheid’) wél bevorderen, ook al zijn ze gemaakt door mensen die gericht zijn op winst en efficiëntie. De laptop waar ik dit stukje op schrijf, is al één voorbeeld. Ook zou ik tientallen voorbeelden kunnen geven waar overheid en politiek de mensen niet verbindt, maar verdeelt. Politiek verdeelt eigenlijk altijd En ze verdeelt niet omdat haar beleid slecht is, maar omdat men per definitie niet goed kan doen voor iedereen.
      Politici kunnen een weg laten aanleggen,  een voetbalveld laten onteigenen, en buslijn laten vervangen door een andere, een belasting verhogen of verlagen, mijn of jouw achtertuin kiezen om een windmolen te plaatsen, enzoverder enzovoort. Telkens zijn er winnaars en verliezers. Het beste dat we kunnen hopen is dat het niet altijd dezelfde verliezers en winnaars zijn, en dat er verstandige compromissen worden gesloten.
     Levrau schrijft dat we goed moeten nadenken over wat we overlaten aan de overheid en wat we overlaten aan de commerciële en technologische machten. Ik zou zeggen: zo weinig mogelijk aan de overheid, behalve als het niet anders kan. Maar ik volg Levrau als hij schrijft ‘elke situatie vraagt om een eigen afweging’. En mijn afweging is dat een sociaal-mediaverbod door de overheid nog zo’n slecht idee niet is. Voor min-zestienjarigen.

* Over het sociale-mediaverbod voor jongeren, zie ook mijn stukjes hier. De opinies van Levrau prikkelen mij wel vaker om te reageren. Zie hierhier en en hier.

De paus
     De vorige paus is overleden en er is een nieuwe paus verkozen. Beide nieuwsfeiten kwamen uitgebreid aan bod op het VTM-nieuws. Eén uitzending ging zelfs alléén over de paus. En in de marge daarvan zag je overal reacties op de sociale media. Mark Vanfraechem schreef: ‘Ik vind de show in het Vaticaan bijna even mooi als het songfestival.’ Prachtig. Een vrijzinnige twitteraar meende dat het eigenlijk allemaal nieuws was dat over ‘verzinsels’ ging. Waarop Rik Torfs antwoordde: ‘Persoonlijk denk ik toch dat Paus Franciscus echt overleden is.’ 

Congres van Wenen
     Enkele maanden geleden ben ik begonnen aan deel 1 van Friedells Kulturgeschichte der Neuzeit – in het Engels – en ik begin nu eindelijk aan deel III toe. Godfried Bomans nam het boek mee toen hij, kort voor zijn dood, een week ging kamperen op het onbewoonde eiland Rottumerplaat. Het is algemeen bekend dat Bomans daar een psychologische crisis heeft doorgemaakt, maar ik heb nergens teruggevonden of hij dat boek nu uitgelezen heeft of niet.
     Friedell is niet goed in inleidingen. Ook deel III begint saai, met een theoretische uitleg over geschiedschrijving. Friedell verzet zich tegen de wetenschappelijke pretenties van de ‘historische methode’, weet niet goed wat zijn argumenten zijn, en verliest zich in zijn paradoxen. Hoe meer hij de gaten in zijn redenering probeert te stoppen, hoe meer hij ze verknoeit. Daarna wordt het weer leuk. Hij zegt enkele scherpzinnige zaken over de romantiek, bijvoorbeeld. Dat de vroege romantiek (voor 1815) en de late romantiek (tussen 1815 en 1830) niets met elkaar te maken hebben. Dat de Franse romantiek nooit heeft bestaan. Dat romantiek in essentie bestaat uit een overdreven artistieke visie op het leven. Ik weet niet of dat allemaal waar is, maar ik lees het graag.
     Nog beter wordt het als hij over het Congres van Wenen vertelt. Dat was niet alleen een diplomatieke gebeurtenis van het grootste belang, het was ook het langstdurende society evenement van de geschiedenis.’ Het werd later een onderwerp van films zoals de klassieker uit 1931 Der Kongress tanzt, waarvan de titel voortborduurt op een uitspraak van Charles-Joseph de Ligne: ‘Der Kongress tanzt, aber er kommt nicht vorwärts’. Sommige adellijke dames zijn geloof ik heel hun  verdere leven doodongelukkig geweest omdat het dansende Congres voorbij was. Hen bleef alleen de herinnering.
       De royalty was goed vertegenwoordigd. Er namen aan de diplomatieke en feestelijke activiteiten twee keizers en vier koningen deel. Haalt Friedell een bon mot aan dat ik niet kende. ‘De tsaar van Rusland bemint voor iedereen, de koning van Pruisen denkt voor iedereen, de koning van Denemarken spreekt voor iedereen, de koning van Beieren drinkt voor iedereen, de koning Würtenberg eet voor iedereen, en de keizer van Oostenrijk betaalt voor iedereen.’
     Ook mooi is de verschijning van Friedrich Ludwig Jahn, de vader van de turnclubs, die op de elegantste bals verscheen zonder kniekousen en gehakte schoenen, maar met beslijkte laarzen. Kwatongen beweerden dat de slijk er voor elk bal zorgvuldig werd opgesmeerd. Zo’n verhaal kan bijna niet waar zijn. Maar het doet mij denken aan Mao die alleen versleten schoenen wou dragen en een mannetje in dienst had om nieuwe schoenen te verslijten. Of aan mijn eigen garderobe waar een jeansbroek bij is met een zorgvuldig aangebrachte scheur. Ik stel mij dan altijd voor dat die scheur is aangebracht in een sweatshop, ergens in een land waar nog kinderarbeid voorkomt.
     
Ik ben ondertussen aan bladzijde 31



zondag 11 mei 2025

Komt het christendom terug? e.a.


Komt het christendom terug?
 
    Rik Torfs schreef laatst op X: 

De tijden veranderen. Jonge twintigers vertonen meer belangstelling voor katholicisme en christendom dan dertigers. Dat we in West-Europa weldra in een ‘rationele’ seculiere samenleving zullen belanden, is een illusie. De islam toont het aan. En het christendom komt terug.

     Torfs gelooft dat het christendom terugkomt, en ik geloof het tegenovergestelde, maar weten doen we het geen van beide. Ik heb indertijd dat boek gelezen van Steve Bruce, en ik raakte overtuigd van de secularization hypothesis. Vroeg of laat verdwijnen de godsdiensten met al hun mirakels, openbaringen, en beloften - of dreigementen - over een persoonlijk voortbestaan na de dood. Maar ik kan mij vergissen, het kan altijd anders uitdraaien.
     Om eerlijk te zijn beperkt mijn kennis van de toekomst zich tot wat ik heb opgestoken uit de sciencefiction van mijn jeugd. In veel van die boeken en films worden toekomstige maatschappijen geschetst waar de godsdienst allesbehalve verdwenen is. Kijk maar naar Star Wars en Dune, met die middeleeuws aandoende religieuze ordes en magische krachten … En in de roman The Moon Is a Harsh Mistress van Heinlein hebben de maanbewoners een religie ontwikkeld die zich bezighoudt met gemeenschapsbevorderende rituelen.
       Een zienswijze die mij altijd is bijgebleven is die van Arthur C. Clarke in Childhood’s End. Daarin wordt het universum bevolkt door twee soorten wezens.  Er bestaan inherent rationele,  individualistische rassen, zoals dat waar de overlords toe behoren. Door de evolutie worden die altijd maar slimmer, hun technologie ontwikkelt zich tot grote hoogten, en met hun luchtschepen kunnen ze het universum doorkruisen. De mensheid daarentegen behoort tot een inherent mystiek en collectivistisch ras. Ze maakt hoogstens een individualistische fase door, maar op zeker ogenblik slaan haar kinderen een andere weg in, ze raken met elkaar verbonden in een grote rituele dans die honderden miljoenen individuen verenigt in één spirituele kracht die uiteindelijk de materie overstijgt.
    Toen Clarke zijn boek schreef, was hij gefascineerd door paranormale verschijnselen. Later werd hij een scepticus. Maar wie weet wordt de voorspelling uit Childhoods End toch nog bewaarheid en is de eindbestemming van de mens in wezen religieus. Maar ook die speculatie staat redelijk ver af van een ‘terugkeer van het katholicisme’.

Strikvraag voor ChatGPT
   
Kan ChatGPT antwoorden op de vraag of er vragen zijn waarop een mens wél, en ChatGPT niet kan antwoorden? Wat denk je? Je moet het eens proberen. 

Ferrari
     Wie bij mooi weer zijn Ferrari aan het wassen is, kan erop rekenen dat voorbijgangers blijven staan voor een praatje. Een van onze buren heeft een model van midden de jaren 70, en ik zei hem dat ik ook wel zou overwegen zo’n auto te kopen, maar dat ik er tegen opzag om hem zelf te moeten wassen. Onze buur vertelde nog dat hij die auto gekocht had tijdens corona. Het was zijn vierde. Nu zou je denken: vier Ferrari’s, daar moet je toch heel rijk voor zijn. Maar dat is niet zo. Als je zo’n auto goed onderhoudt – 8.500 euro per beurt – behoudt hij zijn waarde. Je verkoopt gewoon na enkele jaren je model, en koopt met dat geld een ander. 

Voor- en nadelen
      Veel discussies zouden hun fanatieke karakter verliezen als men de vraagstelling kon veranderen: van welles nietes naar voor- en nadeel. Alleen ontneemt het aan de discussie de emoties die er voor velen de belangrijkste charme van uitmaken. In de middelbare school kregen we discussie-onderwerpen opgegeven als: voor- en nadelen van een zolder, voor- en nadelen van een kelder. Hoe saai was dat!
     Laatst zag ik een welles-nietes lijstje voorbijkomen over gezondheid. Aan de linkerkant stonden de officiële beweringen over wat goed en slecht was voor de gezondheid, en aan de rechterkant werd het tegenovergestelde beweerd. Volgens de opstellers van het lijstje was de linkerkant allemaal nietes, de rechterkant allemaal welles. Ik was geneigd om dat om te draaien. Ik geloof nogal makkelijk wat de overheid en de experts beweren, en ik heb een hekel aan woorden als ‘kunstmatig bewerkt’ en ‘chemisch’ waarbij wordt verondersteld dat zoiets vanzelfsprekend slechte eigenschappen zijn.
     Maar hoogstwaarschijnlijk bevatten zowel de linker- als de rechterkant veel waarheid. En dan wordt het een kwestie van afwegen. Weegt het voordeel van zonnebrandcrème op tegen het nadeel ervan? Sterven er meer mensen ten gevolge van vette voeding dan van te veel aspartaam? Dat moet statistisch kwantificeerbaar zijn. Het moet, zoals Leibnitz zei over discussies, kunnen worden uitgerekend.’
     Het is echter jammer dat veel discussies niet kunnen worden uitgerekend. Neem de burgerslachtoffers in de Gaza-oorlog. Er zijn twee beweringen die a priori waar zijn. De rules of engagement van het Israëlische leger bevoordelen in het algemeen de veiligheid van de eigen soldaten boven die van de Palestijnse burgerbevolking. Er kunnen daarin veel gradaties zijn, maar een andere keuze is eigenlijk ondenkbaar. Anderzijds, de militaire strategie van Hamas om zich uniformloos onder de burgers te mengen en scholen en hospitalen als basis te nemen, is ook verantwoordelijk voor het grote aantal burgerslachtoffers. En weer zou je kunnen zeggen dat het eigenlijk niet denkbaar is dat een andere keuze zou worden gemaakt.
    Nu is het onmogelijk om uit te rekenen hoeveel procent van de burgerslachtoffers te wijten zijn aan de IDF-strategie en hoeveel aan de Hamas-strategie. Het gaat in zekere zin in beide gevallen om 100 procent. Als Israël besliste geen oorlog te voeren tegen Hamas, zouden er geen Palestijnse burgerslachtoffers vallen. Als Hamas besliste om de gijzelaars vrij te laten en te ontwapenen zouden er evenmin Palestijnse burgerslachtoffers vallen.
     Het is geen kwestie meer van algebra, maar van drie andere vragen. Eén: wie is schuldig aan het conflict? Twee: welk beleid kan op korte termijn het bloedvergieten doen stoppen? Drie: welk beleid zal het snelst een duurzame en min of meer rechtvaardige vrede dichterbij brengen? De eerste vraag interesseert mij minder. De tweede vraag is makkelijk op te lossen: alles wat met staakt-het-vuren en wapenstilstand te maken heeft. De derde vraag is de belangrijkste, maar ze leidt ons regelrecht naar het terrein van de speculatie. En van de wanhoop. 

 

Golf van Mexico
     Is het nu Golf van Mexico of Golf van Amerika? De hoffelijkste oplossing zou zijn dat de Amerikanen spreken van Golf van Mexico en de Mexicanen van Gulf van America. Het is de oplossing die ik ken van mijn jeugd. Je had een straat in Wervik die Geluwetraat heette; in Geluwe heette ze Wervikstraat. 

Klimaat van angst
     In 1765 voerde de Britse regering een nieuwe belasting in voor de Noord-Amerikaanse kolonies: het zegelrecht. Op alle wettelijke documenten, vergunningen, testamenten, contracten, kranten enzovoort moest een zegel worden geplakt dat de Amerikanen moesten kopen bij officiële zegelverkopers. De verontwaardiging was groot. Het ging niet alleen om het geld, maar ook om het principe. De Amerikanen voelden zich door deze belasting, om het eens modieus te zeggen, 
tot slaaf gemaakt. ‘If the Stamp Act must take place, we are all slaves,’ zoals een tijdgenoot het noteerde.
     Er werden comités opgericht, toespraken gehouden, betogingen georganiseerd, congressen samengeroepen. De huizen van de zegelverkopers werden aangevallen en leeggeplunderd. Ook iemand die geen testament of vergunning nodig had, en die niet wist hoe een zegel eruitzag, wond zich op over dat vreselijke zegelrecht dat een bedreiging vormde voor álle Amerikanen. Het was al zegelrecht wat de klok sloeg.
     Een Amerikaanse landheer vroeg zijn knecht om na valavond iets uit de schuur te halen. ‘Ik durf niet,’ zei de knecht, ‘ik ben bang.’ ‘Bang waarvoor?’vroeg de landheer. Waarop de knecht, met een klein stemmetje: ‘Bang voor het zegelrecht, meneer.’ 

Voorspelbare films - open eindes
     Ik heb op zich niets tegen films die nogal voorspelbaar zijn, noch tegen films met open eindes. Maar de combinatie is saai. Begin Again (2013) is zo’n film. Keira Knightley is een beginnende singer-songwriter. Er zijn enkele nevenintriges. De toon maakt duidelijk dat de meeste ervan zullen eindigen op een open einde – en dat een ander einde onbevredigend zou zijn. Er valt op de film niet veel aan te merken. Saai is hij wel.  

Roemeense film
      In zijn recensie van de Roemeense film The New Year That Never Came (DS 6/5), vermeldt Johan Faes één keer het ‘absurdisme’ van het verhaal. Toen ik de film zelf zag, was het vooral dat aspect, de heerlijke zwarte, maar menselijke, humor die naadloos bij de absurde situaties aansloot, die ik in mijn eigen beschouwingen benadrukte*. Faes prijst – terecht – andere eigenschappen: de claustrofobie, de paranoïa, de intimiteit, en de eindscène waarin de archiefbeelden harmonieuzer dan meestal het geval is in de filmvertelling worden ingepast.
     Midden in zijn recensie schrijft Faes: ‘Hopelijk denken de Roemenen ook twee keer na in de volgende stemronde van de presidentsverkiezingen.’ Dat is een terechte verzuchting. Twee keer nadenken is altijd goed. Ik volg de Roemeense toestanden niet, maar er is één resultaat waarbij ik een lichte onrust zal voelen, en een ander resultaat waarbij ik een zekere opluchting zal voelen. Maar het zou al heel raar moeten lopen als één van die resultaten de oude Ceausescu-toestanden terug zou brengen.

 

Zie mijn notitie over die Roemeense film hier.

zaterdag 10 mei 2025

Beleefd aanspreken

     Zelf probeer ik zoveel mogelijk te vermijden om mensen rechtstreeks aan te spreken met een vocatief. In een gesprek met vrienden heb ik bijna nooit zo’n aanspreking nodig. Mijn vrouw en ik gebruiken alleen onze voornamen als we ruzie hebben. In de democratische VS schijnen er mensen te zijn die je aanspreken met dude, bro, buddy of pal. Dat is wel erg vertrouwelijk. Toen ik voor het eerst in London kwam, werd ik door een serveerster aangesproken met love. Ik merkte pas daarna dat andere serveersters mij op dezelfde manier aanspraken.
     Aangesproken worden vind ik dus ook lastig. Oud-leerlingen aarzelen tussen ‘meneer’ en ‘Philippe’. Ik vind geen van beide ideaal. Toen ikzelf op school zat, spraken de leraren ons aan met de familienaam, en dat deden we onder elkaar ook: Clerick! Desmet! Van Hauwaert! Claerbout! Maar in het gemengd onderwijs van vandaag is zo’n macho gedoe niet meer op zijn plaats.
     Ook de traditionele aanspreking met verwijzing naar de functie of beroep verdwijnt. Leraren spreken hun directeur aan met de voornaam. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Ofwel vermeed ik de aanspreking, ofwel zei ik ‘directeur’. Maar in mijn jeugd hoorde je zoiets vaker: dokter, bakker, facteur, meneer burgemeester, meneer pastoor …  Mijn vader werd door klanten van zijn bioscoop aangesproken als ‘baas’. Mijn moeder was ‘bazin’. En in een verder verleden kwam zoiets nóg vaker voor geloof ik. Mijn grootvader werd aangesproken met ‘koster’, mijn grootmoeder met ‘madame koster’. 

De foute keuzes van vrouwen

     Uit onderzoek blijkt dat kinderen krijgen je positie op de arbeidsmarkt verandert. Terwijl moeders minder gaan werken, gaan vaders juist meer werken. Onderzoekster Morien El Haj vat het als volgt samen: ‘De arbeidsmarkt deelt moederschapsstraffen uit.’ En: ‘Dat vrouwen misschien zelf kiezen om minder te werken, doet er niet toe.’ (DS 6/5)
     Karel van het Reve schreef ooit iets over dat soort feministen die hun wat laksere zusters streng toespreken: ‘Je hoort jezelf niet toe.’ Zijn redenering kwam hierop neer: vroeger moesten de vrouwen zich opofferen voor hun kinderen, nu moeten ze zich opofferen voor het feministisch ideaal.
     Je hoort het argument ook over de hoofddoekdracht van moslima’s. ‘Dat vrouwen misschien zelf kiezen voor die hoofddoek, doet er niet toe.’ Maar dat doet er natuurlijk wel toe. Ik ken ongeveer alle argumenten tegen de hoofddoek, en ik ga er volledig mee akkoord. Maar dat ‘vrouwen er misschien zelf voor kiezen’ is voor mij een goede reden om een hoofddoekverbod te beperken tot welbepaalde situaties waar extra regels verantwoord zijn: het leerplichtonderwijs en de openbare functies. 

Collectief geheugen en geschiedschrijving

     Er is een verschil, schrijft historicus Koen Aerts, tussen collectieve herinneringen en historisch weten (DS 6/5).

Een collectief geheugen is allerminst hetzelfde als een collectief weten. Het eerste gaat over de herinneringen die we elkaar doorgeven en delen, de verhalen die we elkaar vertellen – niet zelden waar we ons confortabel bij voelen, ter verbinding en verdichting van onze identiteit. Het tweede is de vrucht van degelijke geschiedschrijving, gebaseerd op bronnen waaraan we die verhalen toetsen en zo nodig corrigeren.

     De stelling van Aerts is onweerlegbaar. Maar ik maak toch een kleine kanttekening. Ook de historicus zelf is bij zijn bronnenonderzoek beïnvloed door een voorafgaand verhaal, en waarschijnlijk is dat zelfs een verhaal waar hij zich comfortabel bij voelt.
      Aerts schrijft: ‘Het collectieve geheugen is selectief en onbetrouwbaar.’ Dat is waar. Maar de historicus beantwoordt zelf ook voor minstens de helft aan die beschrijving: hij is misschien betrouwbaar, maar hij is onvermijdelijk evengoed selectief. Hij gaat op systematische manier te werk, leest de oorspronkelijke bronnen, evalueert hun waarheidsgehalte, maar wat hij belángrijk moet vinden, dat valt niet uit de bronnen zelf af te leiden. 
     Aerts geeft het treffende voorbeeld van de Dossinkazerne. Toen men in 1947 de oorlogsgebeurtenissen in Mechelen beschreef in een 40 bladzijden tellend rapport, waren de Jodendeportaties vanuit de Dossin-kazerne slechts een variapunt, wellicht vanuit de overweging dat men de geschiedenis van de Mechelaars schreef, en niet die van de Joden*.
     En dan is er nog het verhaal dat aan het einde van het historisch bronnenonderzoek op schrift moet worden gesteld. Dat verhaal bevat, als het boeiend wil blijven, naast correcte feiten, ook stellingen, oordelen en veralgemeningen, met alle subjectiviteit die daarbij hoort. Aerts spreekt zelfs van een geweten. Ook daarin gelijkt geschiedschrijving op het collectieve geheugen. 

*

     In het West-Europa hebben we een collectieve herinnering aan 80 jaar vrede. Dat is een onomkoombaar beeld dat rechtstreeks uit onze ervaring komt. Frankrijk, Engeland en Duitsland hebben elkaar met rust gelaten, en zelfs met het Oostblok kwam het niet tot een treffen. Daardoor kunnen wij ons een oorlog op ons grondgebied niet meer voorstellen. 
     Dat was helemaal anders tijdens het interbellum – lees
 Tsjip van Elsschot. Het was ook anders in de jaren 50, toen er nog gehamsterd werd bij internationale crisissen, en militairen hun overplaatsing naar Congo vroegen uit schrik dat ze anders tegen de Russen zouden moeten vechten in Europa. Maar Aerts oordeelt dat de collectieve herinnering aan 80 jaar vrede rust op een ‘selectief referentiebeeld’: de wereld wordt bekeken door een ‘eurocentrische koker’. Het volledige plaatje zag er anders uit. 

De Verenigde Staten brachten wereldwijd op gewelddadige wijze verkozen regeringen ten val en West-Europa bestreed met bloed de onafhankelijkheid van haar kolonies.

     Maar is dat nu een evenwichtige verhaal over de jaren 50 tot 90? De dekolonisatie is in sommige landen vreedzaam verlopen terwijl ze in andere landen geleid gepaard ging met bloedbaden. Waarom slechts het tweede selecteren? De VS zijn in de hele wereld actief geweest op diplomatiek, economisch, humanitair en militair gebied. Waarom slechts die staatsgrepen vermelden? Is dat op zijn beurt geen ‘selectief referentiebeeld’?
     Daarmee heb ik geen kwaad woord willen zeggen over de historici in het algemeen of over Koen Aerts in het bijzonder. Natuurlijk bestaan er in de collectieve perceptie foutieve voorstellingen en blinde vlekken. Het is dus goed dat er historici zijn die nauwgezet uitpluizen welke rol de VS precies hebben gespeeld in de staatsgrepen in Iran, Guatemala en Chili.
       Veel Europeanen hadden in de jaren zestig een opvatting van Amerika als een welwillende supermacht. Nu is dat beeld veranderd. Dat komt gedeeltelijk door historisch onderzoek dat dan door de populaire media werd overgenomen. Maar het is onvermijdelijk dat weer nieuwe eenzijdigheden in die perceptie sluipen. Je moet maar hopen dat er voldoende historici zijn die degelijke bronnen gebruiken om ook het nieuwe dominante beeld in vraag te stellen – zonder uiteraard aan fanatiek revisionisme te doen.

*

      Geschiedenis, schreef Pieter Geyl, is een discussie zonder einde, een eeuwige confrontatie tussen historici. Maar het is ook een eeuwige confrontatie tussen historisch onderzoek en populaire denkbeelden. Het is zelfs mogelijk mogelijk dat een of ander populair denkbeeld al bij al een deel waarheid bevat dat ontbreekt in  de eindconclusie van een een of andere nauwgezette maar modieuze geschiedschrijving. 
     Neem nu Congo. Er was zeker veel fout in het beeld dat de Belgische bevolking daarover had in de jaren 50 tot 70 . Maar een deel van de huidige antikoloniale geschiedschrijving, en wat daarvan doordringt in de media, mist wellicht ook een en ander van wat een vorige generatie wel juist had. Iedereen had toen wel een oom, tante, broer of schoonzus die in Congo verbleef, en niet alles wat die vertelden was onzin.

*

     Een van de populaire denkbeelden waar ik mee opgegroeid ben, is dat de ‘Amerikanen en de Engelsen ons bevrijd hebben.’ Dat is wat mijn ouders en grootouders mij vertelden. Dat is wat zij gezien hadden. Dat is wat ik in de oorlogsfilms zag. Er hoorde zelfs een verborgen boodschap bij dat we daarvoor dankbaar moesten zijn. Maar nu schrijft Aerts:

Bevrijders en bevrijden herdachten jaar na jaar vrolijk de vrijheid ... Dat het Westen daarbij negeerde dat de nederlaag van nazi-Duitsland zonder de Sovjet-Unie onhaalbaar was geweest, is maar één voorbeeld van hoe gedeelde herinneringen zich (ver)vormen binnen groepen, samenlevingen en staten.

     Ik weet niet goed wat Aerts precies met dat ‘negeren’ bedoelt. Iedereen herinnerde zich heel goed dat de Russen bij Stalingrad gevochten en gewonnen hadden. Een straat in Brussel werd naar die slag benoemd. Die slag verdween niet uit de geschiedenisboeken. De leraar vertelde erover. Men maakte er geen Hollywood-films over, maar men was het niet vergeten.
     Wel gebeurde er iets anders. Enkele jaren na de oorlog was men die communisten vieze jongens gaan vinden om wat ze ‘in Tsjecho-Slowakije en Polen hadden gedaan’. Zo hoorde ik het als kind verwoorden door een oud-verzetsstrijder. Men vond het daarom moeilijk om de Russen als bevrijders te beschouwen, noch van Oost-, noch van West-Europa. Ik vind dat eigenlijk nog altijd een terecht oordeel. In de collectieve herinnering waren de Amerikanen bevrijders, en de Russen niet. Werd daarmee iets 
genegeerd?

*

     Het is overigens  een interessante – ik zou bijna zeggen technische – vraag die Aerts opwerpt. Hadden de Amerikanen – met atoombom en al – nazi-Duitsland kúnnen verslaan als de Russen geen betrokken partij waren geweest? En hadden de Russen de Duitse legers kunnen weerstaan zonder Amerikaanse hulp? 
     Ik ben geneigd om twee keer nee te antwoorden, maar ik wil de kwestie graag overlaten aan tot speculatie geneigde historici die nauwkeurig de archieven onderzoeken. Zoals dat soort historici van mij ook mag onderzoeken of de Amerikanen wel in Normandië zouden zijn geland als ze niet eerst door Japan waren aangevallen. Ik heb niets tegen wat speculatie. 

 

* Koen Aerts verwijt de auteur van het rapport zijn onverschilligheid tegenover het Joodse leed.  

Genocide - het woord

     Herman van Goethem (DS 8/5) vindt het niet correct om de oorlog in Gaza een ‘genocide’ te noemen. Hij wil daarmee het grote aantal burgerslachtoffers onder de Palestijnen niet negeren. ‘Maar zijn oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid al niet erg genoeg als kwalificatie?’
     Zelf ben ik ouderwets in dat soort dingen. Het woord ‘genocide’ reserveer ik voor toestanden waarbij men een volledige etnische groep - Joden, Tutsis, Armeniërs - fysiek probeert uit te roeien. Als iemand het woord in een andere betekenis wil gebruiken voel ik ergernis in mij opkomen. Ik moet dan diep ademhalen en tot 10 tellen. 
     Daarna probeer ik te begrijpen wat die mensen eigenlijk willen duidelijk maken met die woordkeuze. Dat ze het grote aantal burgerslachtoffers heel erg vinden? Maar dat vindt iedereen, behalve misschien een deel van de Israëlische bevolking. Het moet dus nog iets anders zijn. Onder andere: 1) het grote aantal burgerslachtoffers in Gaza komt alléén door de militaire tactiek van het Israëlisch leger, en in geen enkel opzicht door de Hamas-strategie die erin bestaat zich onder de bevolking te verschuilen en ziekenhuizen en scholen als militaire basissen te gebruiken; en 2) het hele conflict is volledig de schuld van Israël en moet door eenzijdige Israëlische toegevingen worden opgelost.
     Dat zijn twee stellingen waar ik niet akkoord mee ga, maar die op een redelijke manier kunnen worden verdedigd. Maar het woord ‘genocide’? Als iemand mij morgen zegt: Ja, Hitler liet zes miljoen onschuldige Joden vermoorden, gebruikte daarvoor onder andere gaskamers, en is daardoor een van de grootste schurken van de wereldgeschiedenis, dan zal ik hem niet zwaar vallen als hij om een of andere excentrieke reden toch het woord ‘genocide’ niet wil gebruiken. Waarom ruzie maken over een woord als men het eens is over de feiten en de beoordeling ervan?
     Voor dat woord zelf zijn overigens andere definities mogelijk dan de traditionele die ik hierboven heb aangehaald. Genocide zou kunnen zijn: een militair conflict waarin men 1) onvoldoende inspanningen doet om burgerslachtoffers te vermijden; 2) een groot aantal burgerslachtoffers maakt om de vijand te demoraliseren en militair te verslaan. Als men de tweede definitie aanneemt, is het boven twijfel verheven dat Hiroshima en Nagasaki daar onder vallen; voor Gaza is het bewijsmateriaal dat ik soms lees veel minder overtuigend.

vrijdag 9 mei 2025

De rabbit hole van Boudry, en kortjes


    
 Laatst las ik ergens dat Maarten Boudry met zijn posts over Israël en Gaza afdaalde in een rabbit hole. De verwijzing naar Alice in Wonderland begrijp ik, en ik voel ook ongeveer aan waar het over gaat. Iemand gaat zich obsessief bezighouden met één kwestie, kan er niet over zwijgen, wordt in zijn mening hoe langer hoe radicaler en onredelijker, en vervreemdt daardoor van zijn vrienden en kennissen die hem een zonderling gaan vinden.
      Valt Boudry onder die definitie? Is hij bijvoorbeeld obsessief? Ik lees soms zijn posts op X.com en die gaan inderdaad vaak over dezelfde onderwerpen: kernenergie, Gaza, Freud, evolutieleer, vooruitgangsoptimisme, postmodernisme, complottheorie-theorieën, woke, degrowth en indertijd corona. Maar alleen al met zijn verscheidenheid aan stokpaardjes onderscheidt hij zich van de monomaan die er maar één geeft, chemtrails bijvoorbeeld.
     Je kunt Boudry verwijten dat hij al die onderwerpen vanuit eenzelfde visie benadert, maar consequent zijn op zich is geen nadeel, al gaat hij soms wat ver. Hij gelooft bijvoorbeeld dat we moeten leren leven zonder illusies, omdat illusies oplossingen in de weg staan. ’t Is een verdedigbaar standpunt. In een moeite door vindt hij het verkeerd om kinderen de illusie te laten dat Sinterklaas bestaat. Zijn argumenten ben ik vergeten. Maar mijn vraag is deze: heeft Boudry daarbij een kosten-baten-analyse gemaakt? Het afwegen van voor- en nadelen is iets wat ook voor een rationalist moeilijk is.
     Opvallend is ook zijn eigenzinnigheid en koppigheid. Dat iedereen een andere mening heeft, deert hem niet, in tegendeel: het vuurt hem aan. Hij doet denken aan Victor Hugo, die zag hoe zijn vrienden republikeinen een na een zoete broodjes gingen bakken bij Napoleon III. Niet zo Hugo en niet zo Boudry. Hij heeft zoals iedereen graag veel geloofsgenoten, duizend, of honderd, of tien, maar als hij alleen overblijft, dan is dat maar zo.

           Si l’on n’est plus que mille, eh bien, j’en suis! Si même
           Ils ne sont plus que cent, je brave encor’ Sylla;
           S’il en demeure dix, je serai le dixième
           Et s’il n’en reste qu’un, je serai celui-là! 

      Uiteraard getuigt zoiets van pretentie en naïviteit, maar dat zijn twee eigenschappen die ik altijd, in combinatie met elkaar, sympathiek gevonden heb, zeker als er nog een derde eigenschap bijkomt: enig verstand.
     Met sommige van zijn koppige standpunten isoleert Boudry zich duidelijk van de consensus. 't Is zonde dat ik het zeg, maar zowat iedereen in ons land, behalve degenen die bewust het zionisme aanhangen of er uitdrukkelijk sympathie voor hebben*, zien in Gaza een oorlog waarbij het Israëlisch leger zoveel mogelijk burgerslachtoffers maakt. Het is de ondertoon van elk persbericht en -analyse. Boudry ziet dat anders.
      Zo
n eenzaam standpunt hoeft geen probleem te zijn. Je zit nooit op café met ‘zowat iedereen’. Iets anders is het als je je met je standpunt onderscheidt van je vrienden, kennissen en collega’s. Dat wordt pijnlijker. Eigenlijk kun je dan best zwijgen, zeker als het over abortus, Israël, Trump of vrij wapenbezit gaat, want het is geloof ik nog nooit voorgevallen dat iemand over die kwesties van mening verandert door een discussie, en het is zeldzaam dat zulke discussies niet in ruzie ontaarden.
     Wat ikzelf een beetje vervelend vind, is dat Boudry zich wel eens herhaalt. Keer op keer noteert hij dat dit of dat voedselconvooi door het Israëlisch leger wél werd doorgelaten, en keer op keer noteert hij dat Hamas voedsel gestolen heeft. Dat gaat vervelen. Eerlijk is het niet, maar de mainstream media mógen elke dag hetzelfde schrijven over Israël zonder dat iemand daar aanstoot aan neemt. Een dissident daarentegen moet oppassen: die krijgt veel makkelijker de reactie: ‘Daar gaat hij weer.’
     De oorzaak van die herhaling is wellicht de volgende. Altijd weer ziet Boudry dezelfde beweringen en argumenten terugkeren die hij flagrant onjuist vindt. Als iemand ‘wit’ zegt, en hij denkt dat het ‘zwart’ is, dan kan hij moeilijk zijn mond houden. Maar misschien zou hij wat vaker de grijze zone op moeten zoeken. Eens kijken waar zijn tegenstanders wél een goed argument te pakken hebben, en daar dan iets over zeggen.
      Boudry stoort zich aan de bewering of suggestie dat het Israëlische leger Gaza is binnengevallen met de bedoeling om zoveel mogelijk burgerslachtoffers te maken. Maar het argument dat de Israëlische inval disproportioneel was, gaat hij wat uit de weg, ook al omdat hij er halvelings mee akkoord gaat.  Het is nochtans een belangrijke vraag voor een moralist. Kun je voor een legitiem doel – het militair uitschakelen van Hamas – middelen gebruiken waar je van weet dat ze een heel groot aantal burgerslachtoffers zullen eisen? Je kunt daar de strategie van Hamas verantwoordelijk voor stellen, maar Israël kénde die strategie op voorhand. Ben je dan niet mee verantwoordelijk voor de gevolgen? Zoals onbezonnen revolutionairen mee verantwoordelijk zijn voor de repressieve terreur die ze als antwoord uitlokken?
     Tijdens de corona-epidemie zag je dat ook. Boudry argumenteerde dat het ongehinderd laten voortwoekeren van het virus voor veel onnodige slachtoffers zou zorgen  bijna uitsluitend onder de oudere bevolking, maar toch. Het beleid van de overheid  was dubbel. Ze liet het virus woekeren aan een vertraagd tempo zodat maximaal medische hulp kon worden gegeven aan wie het nodig had en zodat er tegelijk een zekere groepsimmuniteit werd opgebouwd in afwachting van een vaccin. Die aanpak werd flatten the curve genoemd.
      Boudry nam in de kwestie een extreem standpunt in: crash the curve, weliswaar met allerlei redelijke argumenten. Maar het belangrijkste tegenargument – zowel tegen flatten als tegen crash the curve   ging hij uit de weg: de kosten-baten analyse. Zeker zouden er aan batenzijde duizenden oudere mensen worden gered, maar tegen welke prijs? Economische schade, angst als levenshouding, inbreuk op de normale vrijheden, verminderde levensvreugde, hetze tegen andersdenkenden, aanslag op het onspanningsleven van de jeugd, evident absurde regels die het ontzag voor wetten ondermijnen, ontregeling van het onderwijs met dramatische gevolgen.
     Dus ja, Boudry neemt wel eens een extreem standpunt in. Zeker neemt hij vaker standpunten in die onpopulair zijn bij de bevolking en in zijn eigen milieu. Het komt voor dat hij zichzelf herhaalt en de brede discussie beperkt tot het deelgebied waar wit en zwart duidelijk zijn afgebakend. Maar dat maakt hem voor mij geen rabbit-holer. Daarvoor redeneert hij te zindelijk. En dat hij in zijn standpunten altijd maar verder radicaliseert is ook niet waar. Hij blijft koppig staan waar hij staat. 
     Het mooiste bewijs is misschien dat zijn tegenstanders hem maar al te vaak niét aanvallen op wat hij heeft gezegd, maar op woorden die ze hem in de mond leggen. Op x noemt Boudry die mensen dan  leugenaars en daagt hij ze uit uit om te tonen wáár hij zou gezegd of geschreven hebben wat zij beweren. Daar komt dan geen antwoord op. In eervolle tijden zou men zoiets met een duel hebben uitgevochten. 
     Mocht men de draad weer opnemen en er komt zon duel, niet te ver uit de buurt waar ik woon en  niet te vroeg in de morgen, dan wil ik desnoods als secondant van Boudry optreden.

* Ik heb deze zin wat moeten aanpassen. Oorspronkelijk stond er zonder kwalificatie: Zowat iedereen, behalve de bewuste zionisten vindt dat ... ’ Dat  zowat iedereen vindt werd door sommige lezers geïnterpreteerd als een argument voor de stelling die volgde. Dat was niet het geval. Het woord zionisten werd geïnterpreteerd als scheldwoord, terwijl ermee bedoeld werd iedereen die uitdrukkelijk het bestaansrecht van de Joodse natie als staat aanvaardt. 


The Young Pope
     Voor het eerst in de geschiedenis, heeft men een paus gekozen die jonger is dan ik, al scheelt het maar enkele maanden. Ook is hij, na Jude Law, pas de tweede Amerikaanse paus in de geschiedenis. Verhip, nu ik eraan denk, Law was nóg jonger. 

Rik Devillé
     Priester Rik Devillé reageert soms nogal chagrijnig als hij over ‘de kerk als instituut’ spreekt. Maar over het laatste conclaaf is hij de gematigdheid zelve. ‘Het is een ramp,’ zegt hij. ‘Prevost was een van de zes die ze niet mochten kiezen.’ Ik reken het snel even uit. Er waren 133 kardinalen die op elkaar en op zichzelf mochten stemmen. Dat betekent dat Rik onder die kerkvorsten 127 valabele kandidaten erkent. Voorwaar een gematigd standpunt.

8 mei
     8 mei en 11 november zijn allebei belangrijke herdenkingsdagen. WO II nodigt uit tot een reflectie over moraal en waakzaamheid; WO I nodigt uit tot een reflectie over geopolitiek en pacifisme.

Uilen en duiven
     Toen we naar de bosrand verhuisden, 35 jaar geleden, is mijn leefomgeving grondig veranderd. Ik zag voor het eerst van mijn leven eekhoorntjes die elkaar razendsnel achtervolgden, springend van de ene boom naar de andere. ’s Avonds hoorde ik het oe-oe-oe van de uilen.
     Door een terloopse opmerking van mijn vrouw enkele weken geleden, besef ik nu dat dat oe-oe-oe gewoon van bosduiven komt. Zij had dat al die tijd geweten.
     Gelukkig ben ik niet de enige die dat zo fout voorhad. Op de FB-pagina van Joachim Stoop lees ik: ‘Pas diep in mijn volwassenheid ontdekte het de oorsprong van het oe-oe-geluid dat van hogerop neerdaalde. Het bleken geen uilen, maar duiven.’

Mijn eerste betoging
     Ik herinner mij mijn eerste betoging. Ik was 16, en een progressieve leraar nam ons mee in zijn auto naar Antwerpen. Het ging over Vietnam. Die ellendige trotskisten hadden de politiek-incorrecte maar tegelijk de best scandeerbare slogan: Ho-ho-Ho-Chi-Min. Na de betoging dronken we iets in een café. Twee tafels verder was een chique gezelschap van linkse BSP'ers en KP'ers luidruchtig bezig elkaar gelijk te geven, al verschilden ze van mening over details. Een verzorgde dame zei dat ze binnen een communistische partij nooit zou kunnen ‘functioneren.' Dat waren dus de saloncommunisten waar mijn vader altijd over sprak. Ik keek op hen neer.

Medisch screenen
     In mijn sciencefiction utopie heeft iedereen een apparaatje waarmee hij zichzelf dagelijks kan screenen. Met statistisch verfijnde methodes kan men perfect voorspellen welke kankercelletjes wel én welke niet tot gevaarlijke uitzaaiingen zullen leiden. Maar ondertussen weet ik, dankzij mijn zoon, de krant en de sociale media, dat het zo eenvoudig niet is.
    Maar nu dit. Op de radio vandaag werden luisteraars opgeroepen om hun mening te geven over de stelling: ‘Te veel medisch screenen maakt gezonden mensen ziek.’ Gingen de luisteraars daarmee akkoord of niet? Nog beter ware geweest als het VTM-nieuws die vraag aan de kijkers had gesteld. Dan had men direct de mening gekregen van meer dan 10.000 experts.

Onrechtvaardig
     We stonden in de file achter een Porsche Taycan. Is dat niet onrechtvaardig? vroeg ik mij af. Die man heeft al dat goeie geld uitgegeven aan zo’n auto, een elektrische nog wel, en dan staat hij in de file naast Jan Modaal. Wat heeft het eigenlijk nog voor zin om rijk te zijn?