Zelf probeer ik zoveel mogelijk te vermijden om mensen rechtstreeks aan te spreken met een vocatief. In een gesprek met vrienden heb ik bijna nooit zo’n aanspreking nodig. Mijn vrouw en ik gebruiken alleen onze voornamen als we ruzie hebben. In de democratische VS schijnen er mensen te zijn die je aanspreken met dude, bro, buddy of pal. Dat is wel erg vertrouwelijk. Toen ik voor het eerst in London kwam, werd ik door een serveerster aangesproken met love. Ik merkte pas daarna dat andere serveersters mij op dezelfde manier aanspraken.
Aangesproken worden vind ik dus ook lastig. Oud-leerlingen aarzelen tussen ‘meneer’ en ‘Philippe’. Ik vind geen van beide ideaal. Toen ikzelf op school zat, spraken de leraren ons aan met de familienaam, en dat deden we onder elkaar ook: Clerick! Desmet! Van Hauwaert! Claerbout! Maar in het gemengd onderwijs van vandaag is zo’n macho gedoe niet meer op zijn plaats.
Ook de traditionele aanspreking met verwijzing naar de functie of beroep verdwijnt. Leraren spreken hun directeur aan met de voornaam. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Ofwel vermeed ik de aanspreking, ofwel zei ik ‘directeur’. Maar in mijn jeugd hoorde je zoiets vaker: dokter, bakker, facteur, meneer burgemeester, meneer pastoor … Mijn vader werd door klanten van zijn bioscoop aangesproken als ‘baas’. Mijn moeder was ‘bazin’. En in een verder verleden kwam zoiets nóg vaker voor geloof ik. Mijn grootvader werd aangesproken met ‘koster’, mijn grootmoeder met ‘madame koster’.
zaterdag 10 mei 2025
Beleefd aanspreken
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten