Overtuigen met grafieken
Op 1 mei publiceerde Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Voka, negen grafieken* die de typische 1-mei-retoriek moesten ontkrachten. Die retoriek houdt in dat in ons land
- langer werken absoluut onmogelijk is
- de begrotingsproblemen kunnen worden opgelost met hogere belastingen
- vermogen niet belast wordt
- de werknemers nu al hyperflexibel zijn
- de beperking van de werkloosheid in de tijd tot onhoudbare toestanden leidt
- het begrotingstekort overdreven wordt om besparingen te verantwoorden
- de openbare diensten ‘kapot bespaard’ zijn terwijl miljarden naar Defensie gaan
- de sociale zekerheid eveneens ‘kapot bespaard’ is
- de lonen stagneren
Ik vind die grafieken van de Voka-man erg interessant, maar mij moet hij niet overtuigen. Ik ben al overtuigd. De vraag is veeleer: zullen ze een socialistische 1-mei-mens kunnen overtuigen? Ik denk het niet. Zo iemand denkt meteen dat zulke grafieken niet helemaal betrouwbaar zijn, weerlegd worden door andere grafieken, context missen** of niet relevant zijn.
In zes van de grafieken wordt de situatie in België vergeleken met die van andere Europese landen. De Belgen werken korter, ze zijn minder flexibel, ze hebben een groter begrotingstekort en ze betalen hogere belastingen, zelfs op hun vermogen. Maar een socialist heeft niets aan die vergelijkingen. Het is niet omdat andere landen een beperking van de werkloosheid in de tijd hebben dat wij dat systeem moeten overnemen. Het is niet omdat België de derde hoogste vermogensbelastingen van Europa heeft dat die niet nog hoger kunnen.
Ook de overige grafieken zullen niet overtuigen. Het is niet omdat er 1,6 miljoen mensen tewerkgesteld zijn in de openbare diensten, dat er niet nog enkele honderdduizenden meer nodig zijn. Het is niet omdat de uitgaven voor de sociale zekerheid in 45 jaar tijd gestegen zijn van 14 tot 27 procent van het BBP dat een nog hogere stijging overbodig is. Het is niet omdat de loonkosten sinds 2020 met 20 procent gestegen zijn, dat ze niet dringend nog verder moeten stijgen.
De uitdrukking die ik hierboven gebruikte was telkens het is niet omdat. Dat geeft de kern van het probleem weer. Uit een geïsoleerde cijfergrafiek, vergelijking of evolutie kun je logisch nooit besluiten wat er eigenlijk zou moeten gebeuren. Zo kunnen socialisten mij met stijgende ongelijkheidscijfers evenmin ervan overtuigen dat de belastingen dringend nóg progressiever moeten worden gemaakt.
Eigenlijk is het nog erger. Mensen hebben meer vertrouwen in hun gevoel dan in kille cijfers. Laat je aan een socialist de grafiek zien van de loonkostenstijging, dan antwoordt hij dat de levensduurte nog veel meer gestegen is. Laat je dan een nieuwe grafiek zien waarin de loonstijging vergeleken wordt met de levensduurtestijging, en blijkt uit die grafiek dat de netto koopkracht sinds 2020 niet is áfgenomen, maar met 3,5 procent is tóegenomen, dan zal hij antwoorden dat dat cijfer niet kan kloppen. Ik heb ooit een discussie gevoerd met een collega die hetzelfde loon kreeg als ik, met dezelfde periodieke loonsverhogingen. Zelfs met mijn loonbriefjes in de hand kon ik haar niet overtuigen dat ons beider koopkracht gestegen was. Ze kwam nu minder goed rond dan vroeger, zei ze. Punt.
* Die grafieken staan hier.
** Uiteraard missen de grafieken context. De stijging van de loonkosten bijvoorbeeld zou men moeten vergelijken met de stijging van de inkomsten.
Genoten van de zeer gedegen tekst. Maar... waar kunnen we de grafieken van Bart Van Craeynest vinden. X en een ruime zoektocht leverden niets op. Dank alvast.
BeantwoordenVerwijderenNormaal zou de eerste voetnoot onder de eerste tekst moeten volstaan om de grafieken op X terug te vinden.
Verwijderen