Onze  aardrijkskundeleraar voorspelde eind de jaren zestig dat plastics de wereld zouden veroveren. Hij sprak het uit als: plestiks. Ik weet niet of ik dat toen geloofde, maar als ik nu om mij heen kijk,  mag ik met Boudewijn De Groot zeggen:  ‘hij heeft toch gelijk gehad.’ Wat de leraar niet voorspeld had, was dat het grootste deel van die plastic zou bestaan uit verpakkingsmateriaal.
      Een groot deel van onze verbeterde levensstandaard danken wij aan het gebruik van plastic in gebruiksvoorwerpen en verpakkingen. Helaas zorgt die plastic ook voor afval en vervuiling. Dan zijn er twee oplossingen: veel minder plastic gebruiken, met de daaruit volgende dalende levensstandaard, of zoeken naar technologische oplossingen.
     Over die materie plaatste De Standaard (29/9) een opiniestuk van Joren Peeters, een doctoraatsstudent in de wijsbegeerte. De lezer raadt het al: het is géén pleidooi geworden voor ‘techno-optimisme’. Recyclage is geen oplossing, lees ik, daar bestaat zelfs een ‘wetenschappelijke consensus’ over. Had iemand iets anders verwacht?
     Nochtans was er laatst een technologische doorbraak. Tot voor kort leverde de plastic-recyclage slechts minderwaardig materiaal op. Maar nu heeft Indaver een proces ontwikkeld dat plastic producten verwerkt tot de ‘zuivere molecule’, zonder kwaliteitsverlies. Toch is Peeters niet enthousiast, want slechts een deel – ongeveer de helft geloof ik – van het plastic bereikt een recyclagefabriek. De andere helft wordt opgebrand of weggegooid als zwerfvuil.
     Volgens Peeters is recycleren dus geen oplossing. 
‘Alsof er door plastic te recycleren’, schrijft hij, ‘uiteindelijk minder plastic wordt opgebrand of weggegooid. Er zal pas minder plastic worden weggegooid als er minder plastic wordt geproduceerd.’
     Dat is volgens mij fout geredeneerd of fout geformuleerd. Peeters heeft zich laten misleiden door het woord uiteindelijk. Hij heeft gelijk dat alle plastic – ook de gerecycleerde – uiteindelijk wordt verbrand of weggegooid. Maar dat is jaar na jaar maar de helft van het nieuw geproduceerde én gerecycleerde plastic. Jaar na jaar wordt er dus 50 procent minder weggegooid en verbrand – en ook na 10 of 20 jaar is het verbrande en weggegooide plastic maar de helft van wat het zou zijn zonder recyclage. De helft is ook uiteindelijk maar de helft.
     Dit alles in de onrealistische veronderstelling dat er in het recyclageproces niets verloren gaat, en dat één kilogram oud plastic goed is voor één kilogram nieuw plastic. Maar dat is een andere kwestie, die niets verandert aan de logica van hierboven.
 
Geen opmerkingen:
Een reactie posten