vrijdag 29 januari 2021

Marc en het populisme


      Ik vroeg aan mijn vrouw of ze de laatste column van Reynebeau wou doorsturen. Ha, die column  van Marc, zei ze. Ze noemt hem dus Marc! Dat zal ik dan ook maar doen. ’t Is een korte naam en dat is gemakkelijk als je hem vaak moet herhalen. Bovendien, in een polemisch stukje klinkt zo’n voornaam een beetje denigrerend, wat mooi meegenomen is.
     Marc heeft dus een column geschreven over de Nederlandse rellen tegen de avondklok, en voor hem is het een gelegenheid om eens flink zijn mening te zeggen over het populisme en de populisten. Hij is er tegen*. Hij is meer van het politiek-correcte kamp. Binnen dat kamp is hij de tegenpool van Tom Naegels. Die laatste redeneert zorgvuldig, stap voor stap, genuanceerd; hij formuleert slim, soms geestig, zoekt dekking als het nodig is, en wist zijn sporen. Vaak wil ik antwoorden, hem aanvallen op de flank, maar dan zie ik dat hij ook daar een goed gecamoufleerd verdedigingsmuurtje heeft opgetrokken. Maar voor Marc is dat allemaal tijdverlies. Hij werkt anders: identificatie van de slechteriken (Trump! Steve Bannon!), schermutselingen in het luchtledige, stromannen, hyperbolen, sarcasme, intentieprocessen, en af en toe een exotische term die we al lang niet meer hadden gehoord zoals sociaaleconomische ‘vervreemding’.
     De relschoppers in Nederland, beweert Marc, zijn ‘misschien’ de voorhoede van het Europese populisme 2.0. Dat ‘misschien’ is het tweede woord van de tekst, en staat daar goed op zijn plaats. Als redenering is het immers een doodlopend straatje en dat weet Marc ook. Het corona-probleem is er een op korte termijn en is niet, zoals migratie, een kwestie die al enkele generaties aansleept en die dat nog enkele generaties zal blijven doen. Bovendien zegt Marc zelf, en hij citeert heuse ‘in de VS docerende politicologen’, dat populistische ideeën slechts aanslaan als ze worden overgenomen door politiek centrumrechts. Dat is met corona niet gebeurd, en dat zal nu ook niet meer gebeuren. 
     Vervolgens, ook niet onbelangrijk, past de ‘coronascepsis’ niet zo goed in de definitie die Marc van het populisme geeft: nativistisch, nationalistisch, autoritair en illiberaal. Die eerste twee kenmerken hebben met de corona-acties weinig te maken, en die laatste twee zijn eerder van toepassing op de corona-politiek van de regeringen dan op het verzet ertegen. En ten slotte: wie de relschoppers op de filmpjes bezig heeft gezien zal zich twee vragen stellen. Waarom stelen die lui nu prularia in plaats van nuttige voorwerpen zoals televisies – wat je altijd ziet bij rellen in de VS? En wat heeft dat allemaal met politiek te maken? Maar dat is weer een ander verhaal.
     Midden in zijn stukje verandert Marc dus wijselijk van onderwerp en bezint zich over de vraag waar het populisme vandaan komt. Ja, waar komt het vandaan? Volgens Marc komt het bijvoorbeeld van de blanke Europeaan die vreest dat men ‘oude tradities’ zou verbieden, zoals Zwarte Piet, en ‘warempel, nu ook Pippi Langkous’. Ik begrijp niet goed waarom Marc hier ‘zou’ gebruikt. Zwarte Piet ís ondertussen verboden op Facebook, en nu wil men in de Gentse bibliotheken ‘warempel ook’ waarschuwen voor de Pippi Langkous-boeken. Mij lijkt het dat het hier de verbieders en de waarschuwers zijn die zich illiberaal en autoritair opstellen.
     Aan het einde van zijn tekst, in zijn zevende alinea, graaft Marc nog wat dieper. Bart De Wever zei onlangs op de televisie dat populisme een reactie is van de ‘verliezers van de globalisering’. Zoiets zit Marc dwars. Dat moet worden weerlegd als het ‘ultieme cliché’. Alleen, die weerlegging komt er niet. Iets een cliché noemen is onvoldoende. Iets met ‘zou’ formuleren, bewijst niet dat het onwaar is. En iets als een afleidingsmaneuver omschrijven om ‘geen aandacht te moeten hebben voor de groeiende sociale ongelijkheid’ – zoiets telt evenmin als argument.
     Het is nochtans een eenvoudige vraag: bestaan ze echt, de ‘verliezers van de globalisering’ die de lasten krijgen van  ‘de moeilijke diversiteit’? Als Marc vindt dat die verliezers niet bestaan, dat hij het dan zegt. Als Marc vindt dat migranten op de arbeidsmarkt géén neerwaartse druk uitoefenen op de lonen** en dat migranten met vervangingsinkomens géén probleem vormen voor de sociale zekerheid, dat hij dan als een man opstaat, op tafel slaat en dat luidop zégt. Of schrijft, want ik laat mij weer meeslepen door mijn verbeelding.
     Maar Marc zegt of schrijft dat niet. In plaats daarvan schrijft hij dat het populisme een reactie is op telkens herhaalde vernederende uitspraken. Daar zit een kern van waarheid in als je denkt aan uitspraken als die van Hillary Clinton over de deplorables. Maar Marc denkt aan andere uitspraken. Hij maakt er een lijstje van en plaatst ze onder de noemer 
opinions chics  een uitdrukking die hij overneemt van Bart De Wever.
     Eigenlijk zouden die ‘opinions chics’ uitspraken moeten zijn die je vaak letterlijk hoort of zegt in een burgerlijke conversatie - anders zijn ze niet 
chic. Ik citeer het hele lijstje en heb het voor de aardigheid gerubriceerd: ‘dat arbeid niets mag kosten (a), dat coöperatie moet wijken voor concurrentie (b), dat tegenslag altijd aan eigen falen is te wijten (c), dat collectieve voorzieningen te duur zijn (d), dat armoede slechts voortvloeit uit verkwisting en luiheid (e), dat aanpassing en integratie maar van één kant moeten komen, die van de machtelozen (f), en dat wie het moet stellen met een uitkering slechts een potentiële fraudeur is die desnoods met detectives moet worden opgespoord (g).’ Dat is het discours dat ‘de waardigheid en het zelfbeeld van zoveel mensen aantast.’
     De status van het lijstje is onduidelijk. Beschrijft Marc veelgehoorde uitspraken? Of heeft hij het over bestaande praktijken. Of probeert hij weer te geven wat rechtse mensen denken in het diepst van hun gedachten? Alleen dat eerste – veelgehoorde uitspraken –  zou eventueel als vernederend ‘discours’ kunnen worden aangemerkt en als dusdanig verantwoordelijk zijn voor een populistische reactie.  In dat geval komen (c) en (e) in aanmerking, het ‘eigen falen’ en de ‘verkwisting en luiheid’. Maar die verwijtende uitspraken hoorde je, geloof ik, vooral in de negentiende eeuw. Dat uitkeringstrekkers ‘potentiële fraudeurs’ zijn (g) heb ik wel eens gehoord in een échte conversatie, maar die was niet burgerlijk. De linkse tegenhanger ervan, dat elke ondernemer een potentiële fiscale fraudeur is, heb ik vaker gehoord. De vraag ten slotte dat migranten zich zouden aanpassen aan het land van aankomst (f) is inderdaad een veelgehoorde uitspraak. Maar ik geloof niet dat ze behoort tot het discours waar de populistische kiezer zich aan stoort. Die stoort zich eerder aan het tegenovergestelde discours: dat hij zich moet aanpassen.
     De items (a) en (d), de lage lonen*** dus en de dure collectieve voorzieningen, die kunnen volgens mij moeilijk als vernederende ‘opinions’ worden omschreven. Het zijn eerder bestaande praktijken, wat niet wegneemt dat ze ook tot ontevredenheid kunnen leiden. Maar hier kun je andere vragen stellen. Zijn die lonen inderdaad te laag, en die voorzieningen te schaars? Vergeleken waarmee? Hoe moet daaraan worden verholpen? En, in de context van de populismediscussie: heeft een grote migratie-instroom daar een gunstige of ongunstige invloed op? Het loont de moeite om eens te lezen wat migratiespecialist Paul Collier daarover schrijft****. Ik geloof in elk geval niet dat (a) komt door (b), met andere woorden dat de lage inkomens veroorzaakt worden door de economische concurrentie en mededinging.
     Eigenlijk lijkt het of Marc met zijn lijstje vooral gepoogd heeft om de geheime gedachten van rechts weer te geven. Daar is hij dan niet goed in geslaagd. Op alle punten die Marc opsomt heb ik een behoorlijk rechts standpunt, meestal rechts van N-VA en O-Vld, maar de verwoordingen zijn zo gekozen dat ik er weinig in kan ontdekken van wat ik ongeveer denk. Ik maak een uitzondering voor (f): dat migranten zich best zo goed mogelijk aanpassen aan het land van aankomst. Dát vind ik wel. Ze moeten dat niet doen, zoals Marc schrijft, omdat ze ‘machteloos’ zijn, maar omgekeerd omdat ze dan zo snel mogelijk die toestand van machteloosheid achter zich zouden laten.
     Ik wil graag op een positieve noot eindigen: met de slotzin van de column kan ik akkoord gaan: een samenleving moet ‘zorgzaam en inclusief’ zijn. Daar vinden vinden Marc en ik elkaar. En in onze afkeer van clichés natuurlijk.

 

* Marc doet trouwens ook uit de hoogte tegen de anti-populisten want die ‘zwaaien’ met het woord ‘om zelf veilig, weldenkend, maar ook zeer onproductief, in het politieke centrum beschutting te zoeken.’ Het politieke centrum? Foei!

** De relatie tussen migratie en lonen is een moeilijke kwestie. Een kleine tot matige arbeidsimmigratie heeft volgens de meeste economen een gunstige invloed op de gehele economie en dus op het reële inkomen van iedereen, maar door de druk op de lonen, profiteren sommige bevolkingslagen, bijvoorbeeld de laaggeschoolden, er minder van dan de andere. Een te grote immigratie die niet goed is afgestemd op de arbeidsmarkt heeft een ongunstige invloed op de economie.

*** Je hoort werkgevers inderdaad zeuren over te hoge loonlasten, maar die worden dan in verband gebracht met de concurrentiepositie en de verhouding bruto-nettolonen, twee contexten die, geloof ik, niet ‘de waardigheid en het zelfbeeld’ van de werknemer aantasten.

**** Zie over Collier ook  hierhierhierhier en hier en hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten