BDW = Trump?
Er is niets delicaters dan het maken van een vergelijking. Er zijn altijd tientallen redenen waarom twee willekeurige zaken op elkaar gelijken, en tientallen redenen waarom ze verschillen. Het verschil tussen een gepaste en ongepaste vergelijking is dan ook haast niet onder woorden te brengen. Mijn leerlingen van het vijfde middelbaar moesten op het examen soms twee gedichten vergelijken. Ik had hen gewaarschuwd: ‘Denk goed na over wat ik als leraar interessant kan vinden. Dat het ene gedicht 22 en het andere 24 verzen telt, zal je geen punten opleveren.’
Ik heb eergisteren iets geschreven over het ironisch-sarcastische antwoord dat Bart De Wever gaf aan een journalist van Politico. De Franse journalist Jean Quatremer, België-correspondent voor Libération, heeft op dat antwoord van Bart De Wever een striemende repliek op de socials geplaatst.
La façon dont Bart De Wever a traité mon confrère de Politico cette nuit est un pur scandale. C’est un mélange d’Orban et de Trump, tout en méchanceté et en haine contrairement à ce qu’il affirme. Le Premier ministre belge a toujours été allergique à la critique, il le confirme. A une question, en anglais, de mon confrère, il lance, lui aussi en anglais : « Ah, Politico ! Vous avez publié de très beaux articles avec de très beaux titres, affirmant que j’étais l’actif le plus précieux de la Russie. J’aime beaucoup celui-là. Je m’en souviendrai. Mais allez-y, posez quand même votre question, parce que, comme je l’ai dit, un vrai politicien dépasse ses émotions, même si ces émotions sont de la pure colère, de la vengeance et peut-être même de la violence. Mais allez-y. » Il conclut sa réponse par une plaisanterie qui résonne comme un aveu: « C’est bien, mais maintenant je dois aller à ma datcha à Saint-Pétersbourg, où mon voisin est Depardieu et de l’autre côté de la rue il y a Assad. Et je pense que je peux devenir maire de ce petit village. Ce sera peut-être votre titre. ». Un démocrate ne devrait pas dire ça.
Zelf vond ik het antwoord van De Wever grappig, maar mensen verschillen nu eenmaal in hun gevoel voor humor, en in de politiek wordt dat gevoel ook nog eens beïnvloed door de eigen overtuiging. Het zou voor mij een onbegonnen werk zijn om aan Quatremer uit te leggen waarom hij zich in zijn vergelijking tussen de stijl van BDW en die van Trump vergist. Ik zie zelf ook wel een aantal gelijkenissen tussen De Wever en Trump. Als ik een beetje moeite doe vind ik ook gelijkenissen tussen Trump en Beethoven, en tussen De Wever en Jane Austen. Maar wat zeg ik in godsnaam tegen iemand die de opmerking van De Wever over zijn datsja bij Sint-Petersburg interpreteert als ‘une plaisanterie qui sonne comme un aveu’?
Het enige wat ik kan doen is voor mijzelf proberen te verklaren hoe Quatremer tot zo’n onredelijke interpretatie komt. Er speelt geloof ik van alles mee: een slecht karakter, de Latijnse neiging tot emotionele hyperbolen, de solidariteit onder confraters, de extreme eurofilie van de correspondent, de voorkeur voor een plechtstatigheid à la Macron, en ten slotte het slecht aanvoelen van het Belgische politiek bedrijf zelfs na zoveel jaren in ons land verbleven te hebben. Maar het moet toch ook een elementaire botheid zijn waar geen kruit tegen gewassen is.
***
Nog ter attentie van Quatremer. Ik heb zojuist in een boekenwinkel wat gebladerd in de biografie BDW van Tom De Meester. Op de achterflap las ik volgende citaat van Valerie Van Peel: ‘Bart schrikt soms van zijn eigen uitspraken. Voor hem is het humor, maar hij weet niet altijd waar de grens ligt.’ Voor iemand als ik die graag eens lacht, is dat een goede zaak.
In het boek zelf vond ik een interessant citaat van Lorin Parijs. Er wordt een vergelijking gemaakt met Dehaene, die als devies had om nooit op hypothetische vragen te antwoorden. De Wever is daarin anders:
Soms gaf hij interviews aan journalisten waarna ik moest zeggen: ‘Bart het is niet de bedoeling dat je hier heel onze strategie op straat gooit, hé. Waarom zeg je dit nu?’ Zijn antwoord was dan: ‘Ja maar, die heeft dat gevraagd.’ Als je naast Bart gaat zitten, antwoordt hij echt. Dat is een deel van zijn sterkte, maar je moet daar nu ook niet in overdrijven.
Ik heb zelf in mijn stukjes al enkele keren op die eigenaardigheid van De Wever gewezen. Hij lijkt op een leerling die trots is omdat hij het antwoord op de gestelde vraag kent. Hij heeft trouwens, tussen het sarcasme door, ook de vraag van de Politico-journalist inhoudelijk beantwoord.
Jane Austen
Op 16 december vierden Janeites de 250ste geboortedag van de schrijfster. De zeer belezen Dirk Ooms plaatste op zijn FB-pagina een fragment van W.H. Auden dat ik niet kende (of vergeten was). In het fragment is ‘you’ de schandaalauteur Lord Byron en ‘she’ Jane Austen.
You could not shock her more than she shocks me;
Beside her Joyce seems innocent as grass.
Ik voel precies wat Auden bedoelt. Joyce is een naïeve romanticus die zichzelf heeft moeten overwinnen om de werkelijkheid te zien zoals ze is. Hij wil die overwinning op zichzelf heel graag laten blijken. Maar Jane Austen lijkt als een keiharde realiste geboren te zijn. Ze voelt geen behoefte om illusies te bestrijden. Illusies zijn haar speelgoed.
Elchardus en de vrije meningsuiting
Mark Elchardus schreef een schitterende stuk op Doorbraak ter verdediging van de vrije meningsuiting*. Die wordt vooral bedreigd door wetgeving van 1981 om ‘aanzetten tot haat’ te bestrijden. Elchardus neemt vooral aanstoot aan de gebrekkige evaluatie van de wet. Er werd een evaluatiecommissie ingesteld die in 2022 een eindverslag indiende. Daarin stond dat er onvoldoende gegevens waren om de doeltreffendheid van de wet te beoordelen, maar stelt tegelijk voor om de middelen uit te breiden om de wet af te dwingen. Elchardus stelt daarbij een aantal vragen die een uitgangspunt kunnen zijn voor onderzoek, bezinning of debat.
- Waarom moet eenzelfde misdaad zwaarder gestraft worden als hij uit ‘haat’ werd gepleegd?
- Hoe kan een rechter oordelen dat een misdrijf uit ‘haat’ werd gepleegd?
- Hoe kan een rechter oordelen dat een boodschap daadwerkelijk ‘aangezet’ heeft tot ‘haat’?
- Heeft een mens niet het recht om te ‘haten’, zolang hij geen geweld pleegt of discrimineert?
- Waarom schrijft de commissie dat een ‘haatboodschap’ schadelijker is dan de discriminatie zelf? Is ‘boem’ roepen erger dan iets in de lucht blazen?
- Waarom introduceert de evaluatiecommissie de modieuze begrippen als ‘cyberhaat’ en ‘intersectionaliteit’?
- Is het redelijk, zoals de commissie vraagt, om slachtoffers van ‘intersectionele discriminatie’ te vergoeden voor elk kenmerk van het slachtoffer?**
- Waarom moeten, zoals de commissie vraagt, niet alleen slachtoffers maar ook actiegroepen het recht krijgen procedures tegen ‘haatboodschappen’ op te starten?
- Hoe gevaarlijk is de evolutie om drukpersmisdrijven in verband met racisme te laten behandelen door correctionele rechtbanken in plaats van door een traditionele jury?
- Dienen boodschappen op de sociale media niet dezelfde bescherming – persvrijheid – te krijgen als die in de traditionele media?
- Hoe rechtvaardig is het om sociaal zwakke mensen die zich onhandig uitdrukken gerechtelijk te vervolgen?
Ik heb op elk van die vragen een onmiddellijk antwoord klaar dat teruggaat op de absolute prioriteit van het vrije woord. Elke inhoudelijke beperking van het vrije woord zie ik als een hellend vlak. Het antwoord van Elchardus gaat in dezelfde richting, maar is minder dogmatisch.
De antidiscriminatie-wetgeving is aan herevaluatie toe. Begrippen als ‘haat’, ‘haatboodschap’ en ‘haatmisdrijf’ moeten uit de wetgeving verdwijnen. De wet moet specificeren onder welke omstandigheden kan worden besloten dat een uitspraak ‘aanzet tot’ discriminatie of geweld. Er moet degelijke evidentie zijn: een aangetoond statistisch verband tussen dezelfde of gelijkaardige uitspraken en de gevreesde gevolgen, redelijke aanwijzingen dat de persoon die de woorden zegt of schrijft voldoende invloed heeft om de gevolgen te veroorzaken.
Wie zoals ik het argument van een hellend vlak gebruikt, weigert een grens te trekken. Elchardus wil die grens wel trekken, door nauwkeurig de gevolgen af te wegen. Als een statistisch verband kan worden aangetoond tussen bepaalde uitspraken en bepaalde gevolgen, dan kan vervolging worden ingesteld of een veroordeling worden uitgesproken.
Hij doet mij hier denken aan het ‘consequentialisme’ van Etienne Versmeersch die vond dat men altijd de gevolgen moest afwegen. Eerst vond Vermeersch dat pedofilie niet noodzakelijk strafbaar moest zijn. Later veranderde hij van mening toen een statistisch verband kon worden aangetoond tussen pedofilie en daaruit volgende psychologische trauma’s. Herman De Dijn ging daar niet mee akkoord. Het verbod op pedofilie kon beter als een onaantastbaar taboe worden beschouwd, zei hij.
In de kwestie van vrije meningsuiting volg ik instinctief de dogmatische logica De Dijn. Maar ik ben blij dat ik in Elchardus een medestander heb die de consequentialistische logica toepast. In een democratie komt je daar een stuk verder mee.
* Het Doorbraak-stuk van Elchardus staat hier.
** Men kan het juridische probleem rond intersectionele discriminatie als volgt samenvatten: ‘Moet een allochtone lesbische bejaarde bij discriminatie vier keer vergoed worden: als vrouw, als allochtoon, als lesbienne en als bejaarde?’

Alles is terug te voeren tot ons holocausttrauma.
BeantwoordenVerwijderenEen deel van de stemmen voor extreem rechts zouden vermoedelijk terug naar het centrum keren als het centrum "woke-vrij" zou zijn en de roep om minderheidsgroepen tegen het vrije woord te beschermen als extreem werd gepercipieerd.
Onlangs in een quiz maakte ik kennis met het Venster van Overton. Waarschijnlijk kende jij het al.
D.
Ja, dat Venster van Overton ... Ik dacht dat ik daar een stukje over geschreven had, maar na controle blijkt dat ik mij dat verkeerd herinnerde.
VerwijderenDie Quatremer zou eens een tijdje in Antwerpen moeten gaan wonen. Alshij de lokale variant van het Nederlands onder de knie had, zou hij begrijpen dat sarcasme daar wel eens meer gebruikt wordt bij onenigheden van allerlei aard en meestal zeer geapprecieerd wordt door de omstaanders. Iemand zou hem eens moeten uitleggen dat dit niets te maken heeft met links en rechts: Lode Craeybeckx en Camille Huysmans waren beide socialisten en die konden er ook iets van. Van de laatste wordt verteld dat hij bij de opening van de eerste Scheldetunnel zeer gevat uit de hoek kwam. Op de vraag van een journalist of het woord tunnel als 'tunnel of tun'nel uitgesproken antwoordde hij: "Is het 'pummel of pum'mel?"
BeantwoordenVerwijderenZelf geen NVA-kiezer kan ik de stijl van BDW best smaken, maar ik denk dat het onbegrip van Quatremer niet in kwade wil moet gezocht worden maar in de Franstalige Brusselse sfeer. De neergang van onze hoofdstad zal straks ook wel het gevolg zijn van de Vlaamse onwil en in het bijzonder van het negativisme van de premier. Ik heb soms de indruk dat ook een aantal Vlaamse opiniemakers ons al aan het warm maken zijn voor deze conclusie.
BeantwoordenVerwijderenMet humor etaleert BDW zijn intelligentie om de persmuskieten rake tegenprikken te geven. Humor kent geen grenzen. Het legt wel de mentale grenzen bloot van sommigen die ermee worden geconfronteerd. Dat zijn vaak pumméls met een tunnélvisie.
BeantwoordenVerwijderenBDW is uitvoerig bezongen geworden door prof Marsheimer. De pientere premier van een kleine staat die de big shots deed kantelen. En daarmee meteen de zwakheid van de alliantie blootlegde. Een Amerikaan die een belg een groot man noemt in de internationale politiek. Gebeurt niet veel. Ik ben het op vele vlakken het niet eens met Marsheimer, maar zijn analyse van het de oorlog in Oekraïne lijkt mij de meest realistiscĥe. En naast die prof lijkt die Quatremer toch maar een kontkrummel in dienst van een extreemlinkse publicatie die nooit het niveau van het puberactivisme overschreden heeft.
BeantwoordenVerwijderenWaar heeft Mearsheimer Bart De Wever geprezen?
VerwijderenBij mij is het overigens een beetje omgekeerd. Ik ben het op veel vlakken eens met Mersheimers theorie, maar zijn analyse van de oorlog in Oekraïne kan ik niet volgen. Maar aangezien hij in de eerste plaats een realist is, begrijp ik wel zijn sympathie voor De Wevers realisme.