De Standaard en de BDW-regering
Ik kan hier makkelijk een zinnetje recycleren dat ik gisteren gebruikte om iets over Joël De Ceulaer te zeggen. ‘Joël De Ceulaer, ik bedoel, Karel Verhoeven en BDW zijn geen vrienden, dat is bekend. Ik geloof dat de animositeit van de twee kanten komt.’ Door de krant van vandaag (27/12) weten we ook hóe Verhoeven zijn lijn oplegt aan de redactie. Verhoeven vertelt hoe hij op het einde van de vorige verkiezingsavond de toestand inschatte (DS 27/12) :
Ik zei al schertsend tegen de chef opinie dat we ook bij De Standaard voor een pittige uitdaging staan: vermijden dat we in onze opinies, commentaren en berichtgeving Bart De Wever te graag zien.
. Mocht ik in een sarcastische bui zijn, dan zou ik nu hopen dat de chef opinie die richtlijn heeft doorgegeven aan Marc Reynebeau, Hendrik Vos en enkele anderen.
Wat mij meevalt bij Verhoeven is dat hij, in tegenstelling tot Joël De Ceulaer de ‘zelfrelativerende humor’ van Bart De Wever aanvoelt. Zijn eigen scherts over ‘De Wever te graag zien’ bewijst dat hij zelf ook over enige vermogen tot zelfrelativering beschikt. Maar het probleem dat hij aanhaalt is tegelijk ernstig. Verhoeven ziet voor zichzelf een rol als bestrijder van het populisme. In zijn ogen vertegenwoordigt Vlaams Belang het harde populisme en N-VA het afgezwakte populisme. Als strateeg stel je je dan de vraag: wat is het gevaarlijkst? De harde strekking die maar niet aan de macht komt of de gematigde strekking die in het centrum van de macht staat? Mensen als Reynebeau en Tom Lanoye vinden dat je vooral op de gematigde strekking moet inhakken, Verhoeven trekt, na rijp beraad, de eerste kaart: Vlaams belang blijft de ‘hoofdvijand’.
Verhoeven ziet nog een tweede probleem. De Wever verkeert al anderhalf jaar in een ‘état de grâce’. Dat is iets geheimzinnigs. Het heeft te maken met een grondstroom in de publieke opinie. Als krant kun je daar niet zomaar tegenin roeien. Dan kom je chagrijnig over. Ook vóór De Wevers triomf op de Europese top ging De Standaard niet zomaar in de contramine. Je moet voorzichtig zijn.
Eventueel kun je zo’n état de grace indirect ondermijnen door door disproportioneel andere partijen – van de regering of de oppositie – aan het woord te laten. Of elke dag experten aan het woord te laten die de regeringsmaatregelen maar niets vinden, want die bestaan, état de grace of niet. Maar dat lijkt niet de weg waar De Standaard momenteel voor kiest. Liever richten zij alle pijlen op een ander centrumrechts boegbeeld: Georges-Louis Bouchez. Je vindt soms in één en dezelfde krant drie aanvallen op Bouchez: één in het commentaar, één in de berichtgeving en één op de opiniepagina’s. Ook gaat Verhoeven niet wanhopen want de état de grâce, dat weet iedereen, blijft niet eeuwig duren.
Niemand is immuun voor de wetten van de zwaartekracht. De sokkel van De Wevers macht, en dus van zijn huidige gedaante als compromisbereide politicus blijft erg wankel. Dat ligt aan die grote ideologische spreidstand in zijn regering, aan Georges-Louis Bouchez [hier heb je het al] die graag met springstof speelt en aan de gargantueske begrotingsopkuis die nodig is.
Ten slotte doet Verhoeven een voorspelling. Tegen de volgende verkiezingen zal De Wever zich ‘hardnekkig aan de macht proberen vast te klampen’ en zal hij ‘verwoed de media voor zijn kar willen spannen.’ Maar dat zal niet lukken, belooft Verhoeven.
Tussen een toonaangevende krant [zijn krant] e3 een machtige regering bestaat daarom geen betere verstandhouding dan een zeer afstandelijke … Beste redactie, buig niet mee met de wind, maar vertel over de wind, ongeacht waar die vandaan komt en waar die heen gaat.
Hier moet ik Verhoeven gelijk geven: de pers moet altijd kritisch blijven. Daar heb ik alleen twee kanttekeningen bij te maken. Ten eerste heb ik er een hekel aan als kritische zin overgaat in journalistieke betweterij. Een journalist mag nooit de indruk wekken dat hij het allemaal beter zou kunnen dan de politici. En ten tweede moet een journalist niet in de eerste plaats oppassen voor de ‘wind’ die vanuit de regeringskringen waait – voor die ook natuurlijk – maar toch vooral van die die waait binnen de eigen ideologische bubbel. Daar tegenin gaan, dat is pas moeilijk.
***
Als linksliberaal heeft Verhoeven geen onoverkomelijke bezwaren tegen een economisch centrumliberaal beleid van een De Wever-regering. Hij heeft begrip voor de ‘gargantueske begrotingsopkuis’ waar de regering voor staat. Maar tegelijk liggen hier veel mogelijkheden tot kritiek. Als De Wever zegt dat de maatregelen ‘pijn zullen doen’, kan De Standaard die pijn uitgebreid beschrijven in levendige reportages.
Sommigen schieten er op korte tijd veel bij in en andere op lange termijn nog meer … Omdat enkele maatregelen brede steun van de bevolking lijken te genieten (zoals de beperking van de werkloosheid in de tijd of ingrepen bij langdurig zieken), is het cruciaal de minderheid op te zoeken die de gevolgen ondervindt.
Zelf vind ik dat zulke berichtgeving altijd op twee benen moet lopen. Ze moet de directe gevolgen van maatregelen laten zien, maar ook de gevolgen op langere termijn, of nog moeilijker: de gevolgen die door de maatregelen vermeden worden, en dus onzichtbaar zijn. Het is het oude probleem dat Frédéric Bastiat aankaartte: ‘Ce qu’on voit et ce qu’on ne voit pas.’ Als vuistregel zou ik zeggen: als men onprettige gevolgen van een regeringmaatregel beschrijft zou men minstens ook moeten uitleggen waarom de maatregelen genomen worden.
De Standaard van 22 december is een mooi voorbeeld. Het commentaarstuk gaat over de
federale regering die besloot het Winterplan weg te saneren. De vijf grootste steden van het land kunnen daardoor niet rekenen op 65.000 euro steun … voor de betrokkenen, de kwetsbaarsten en armsten uit de samenleving zijn de gevolgen groot.
En in de berichtgeving van de krant gaat het over de Resto’s du Coeur die door een beslissing van de regering tot 420.000 euro subsidies zal leiden. Ik heb de vraag aan Grok gesteld en kreeg over dat Winterplan en de Resto’s du Coeur telkens een dubbel antwoord. Eerst werd uitgelegd wat de reden van de maatregel was: het ging om subsidies die van de de federale overheid, naar de regionale of locale overheid werden verschoven. Daarna werd uitgelegd wat de kritiek van de oppositie was. De stukken in De Standaard bevatten alleen de kritiek van de oppositie – dat samenvalt met ‘ce qu’on voit.’
Het kán overigens anders. In de krant van gisteren (DS 26/12) staat een prachtig artikel van Tine Reynaers over de beperking van de werkloosheid in de tijd. Het artikel is informatief, bevat heldere grafieken, is vrij van insinuaties. Er wordt duidelijk gemaakt dat de maatregelen weinig impact hebben op de niet-Belgen. Van de 194.000 langdurig werklozen die hun uitkering verliezen zijn 18.000 die komen van buiten de EU. De cijfers over gezinssituatie en leeftijdscategorieën verduidelijken zowel oorzaken als gevolgen. Ik ben een voorstander regeringsmaatregelen, maar het stuk bevat voor mij meer ongemakkelijke waarheden dan de linkse tirades die ik dagelijks op de sociale media lees, en meer dan ‘levendige reportages’ over mensen die niet rondkomen.
. ***
Een van mijn frustraties als krantenlezer is de keuze van sommige koppen. Ik heb daar al meermaals op gewezen. Je hebt een min of meer evenwicht stuk, met daarboven een tendentieuze kop. Meestal is dat dan een tendens die mij niet zo aanstaat. Ik heb onlangs het tegenovergestelde meegemaakt. De Standaard (29/11) bracht een groot interview met Geert Peersman. De econoom is vanuit zijn discipline buitengewoon kritisch voor de regeringsmaatregelen. Maar hij vermijdt de betweterige toon: hij beseft dat hij van de politiek hoogstens lelijke compromissen kan verwachten en geen elegante modellen. Ergens, tussen alle kritiek door, zegt hij: ‘Als De Wever dit volhoudt, dan zal hij geschiedenis schrijven.’ En heeft men juist die gedachte als kop boven het stuk gezet!
Verhoeven had gelijk op die verkiezingsavond. Bij De Standaard moeten ze oppassen dat ze De Wever niet graag gaan zien!
Griekse vrouwen.
Geert Mak (DSL 27/12) prijst de romanschrijfster Pat Barker voor haar navertelling van de Griekse sagen.
Ze construeert met een nieuwe trilogie de levens van de vrouwelijke hoofdrolspelers van Homerus’ Ilias. We weten dat deze vrouwen hebben bestaan, we kennen hun wederwaardigheden, maar hun eigen stem hebben we nooit gehoord. Nu wel.
Hoe kan Mak nu zoiets zeggen? Van veel van die vrouwen kennen we de stem wél, niet uit de Ilias, maar uit de toneelstukken van Aeschylus, Sophocles en Euripides, die hetzelfde verhaal behandelden. Het is zelfs zo dat in die toneelstukken de stem van de vrouwen luider klinkt dan die van de mannelijke helden. Ik heb dat aan mijn leerlingen altijd als een raadsel voorgesteld : dat de vrouwen in de Griekse oudheid in het openbare leven geen enkele rol speelden, en in de fictie van die tijd centraal stonden.
Le consentement
In DSL (27/12) schrijft Anaïs Van Ertvelde iets over de autobiografie Le consentement:
Springora gebruikt haar kennis van de literaire wereld om M., de vermaarde auteur die haar en vele andere kinderen misbruikte, en iedere uitgever, recensent, journalist en collega die ervan wist, ter verantwoording te roepen.
Ik zou in plaats van ‘kinderen’ de woorden ‘jonge meisjes’ gebruikt hebben. Maar vooral, waarom vermeldt de journaliste niet dat niet alleen uitgevers, recensenten, journalisten en collega’s maar ook alle lezers van M.’s boeken van dat misbruik op de hoogte waren? M. schreef daar toch openlijk over.
Expertologen
Wetenschapsredacteur Maxie Eckert bespreekt (DS 27/12) de verantwoordelijkheid van de journalist die een expert aan het woord laat. ‘Quoting a scientist is not the same as quoting science.’ Men had in de corona-periode te veel stamcelonderzoekers, gezondheidseconomen en amateurrekenaars aan het woord gelaten die
geen deel waren van een wetenschapsgemeenschap waarin de nieuwste inzichten werden gewikt en gewogen. Ze waren buitenstaanders … Laat dit een pleidooi zijn om de experts die we een forum geven, kritisch te selecteren en om te toetsen hoe hun uitspraken zich verhouden tot de collectieve kennis van de wetenschapsgemeenschap. Om je als journalist goed in te lezen en je bullshitdetector fijn af te stellen. Om tijdens het gesprek de expert naar bewijslast voor gedurfde stellingen te vragen.
Dat zijn terechte opmerkingen, maar het is moeilijk om uit de cercle vicieux te raken. De journalist is immers zelf ook geen lid van de wetenschapsgemeenschap. Die kan dan ook moeilijk de ‘bewijslast’ evalueren die elke expert ongetwijfeld kan geven. Ik zou dan ook vooral een brede selectie van experts. Het soort wetenschap waar kranten over berichten zijn vaak van de minder exacte soort, sterk leunend op statistiek en niet altijd makkelijk te scheiden van ideologische vooroordelen: gezondheid, economie, sociologie, politicologie. Ik besef het gevaar van een onkritische keuzen, maar ik ben nog meer bang van een eenzijdige keuze.
Boekenlijstjes
De Standaard (27/11) publiceert twee top-tienlijstjes die door lezers zijn samengesteld. Het eerste lijstje dateert van 1957 en bevat de ‘belangrijkste Nederlandstalige boeken’ tussen 1900-1950. Het tweede lijstje is van de huidige lezers en beslaat de jaren 2000-2025. Van het eerste lijstje heb ik alle boeken gelezen, behalve één. Van het tweede lijstje heb ik geen enkel boek gelezen, behalve één. Ik moet eraan toevoegen dat het nieuwe lijstje één titel bevat die ik van plan ben om binnenkort te lezen, en dat ik de meeste boeken van het eerste lijstje onder dwang van leraren en professoren heb gelezen. Die oude boeken worden aangevoerd door De Vlaschaard van Stijn Streuvels. Volgens mijn eigen definitief is dat een ‘iconisch’ boek. Het was geloof ik de enige boektitel die mijn grootmoeder kende, al las ze dagelijks in La Libre Belgique en las ze maandelijks de Nederlandse Readers’ Digest.
Ook in een vorige Standaard (20/11) stonden boekenlijstjes 70 ervaren lezers, vooral journalisten en occasionele medewerkers van de krant. Ze mochten hun boek van het jaar, en hun boek van de 25 laatste jaren voorstellen. Eigenaardig genoeg waren twee titels populair die ik dit jaar wél gelezen had. Als Rusland wint van Carlo Masala is een dun boekje heb ik staande in een boekenwinkel gelezen. En Het complot tegen Amerika van Philip Roth heb ik gelijktijdig met mijn vrouw gelezen: zij op papier en ik op mijn reader. Het is natuurlijk goed geschreven, slim gestructureerd met voorspellingen hoe het verhaal verder verloopt, maar het heeft mij ook aan het denken gezet over begrippen als identiteit, integratie en assimilatie. Dat die identiteit in dit geval de Joodse is, doet niet erg ter zake.
Thierry Breton
De Verenigde Staten hebben natuurlijk het recht om Thierry Breton en anderen de toegang tot het land te verbieden. Toen ik voor het eerst naar de VS reisde heb ik een verklaring moeten ondertekenen dat ‘I am not and have never been a member of the Communist Party’. Dat is misschien een beetje kleinzielig, maar het is hun recht. Maar ik ga nu ook Breton niet verdedigen, zoals Hans Cottyn doet (DS 27/12):
Thierry Breton is het brein achter de Digital Service Act, de Europese regelgeving die Musk & Co een doorn in het oog is. De Amerikanen noemen democratisch tot stand gekomen wetten al snel censuur … De online haat en desinformatie aan banden leggen, is één van de essentiële taken van de overheid die wil voorkomen dat een samenleving uit elkaar valt.
Als de Amerikanen het aan banden leggen van ‘online haat en desinformatie’ censuur noemen, hebben ze volgens mij gelijk, ook als dat gebeurt met democratisch tot stand gekomen wetten. In een ander stuk van dezelfde krant wordt betreurd dat miljardair Bolloré een deel van de Franse media in handen heeft. ‘Ideeën die lang taboe waren, voenden via Bolloré’s media hun weg naar het publieke vocabulaire. Termen als ‘grand remplacement’ werden genormaliseerd.’ Zou de overheid, in de redenering van Cottyn, ook die vormen van ‘haat en desinformatie’ aan banden moeten leggen?
Het verdeelde Trump-kamp
Het interview met de Amerikaanse rechtse, maar Trump-kritische, ideoloog Richard Hanania (DS 27/12) is grotendeels mislukt. Dat kan aan de interviewer, de geïnterviewde of aan de omstandigheden van het interview liggen. Toch bevat het interessante informatie over de verdeeldheid in het populistische kamp, en met name over het Epstein-dossier.
Dat is echt een onderwerp waarover Trump niet op één lijn zit met zijn achterban. Trump zegt: vergeet dit toch. Maar veel Republikeinen en consumenten van rechtse media zijn erdoor geobsedeerd.
Dat is een zwak punt van de populisten. Ze kunnen hun achterban opstoken met praatjes over Hillary Clinton die deel uitmaakt van een pedofilienetwerk, maar zulke mensen zijn geneigd om álle praatjes over pedofilienetwerken te geloven.
Het protectionisme van Trump
Wat is de gemiddelde heffing die de VS heffen op geïmporteerde producten. Mijn beeld daarvan is bepaald door de tabel die Trump op televisie toonde: 46 %, 32 %, 24 %, 26 %, 25 %, 36 % enzovoort. En iedere keer dat ik een stuk lees over die heffingen komt er in mijn hoofd een procent bij. Een artikel van Ruben Mooijman (DS 29/12) plaatst dat in perspectief: ‘Gemiddeld heffen de VS nu 11 procent op hun geïmporteerde producten.’ 11 procent, dat is een cijfer dat ik kan onthouden.
De Boose en de rampen.
Johan De Boose is niet bang van een Russische agressie. Ook tijdens de Koude Oorlog was hij er gerust in.
Geloven we echt, vraag ik mij dagelijks af, dat er straks een kolossale troepenmacht uit het land van Ivan de Verschrikkelijke op het marktplein zal verschijnen, die onze vrouwen zal ontvoeren, onze mannen ontmannen en onze huizen slopen? Nee, dat zal niet gebeuren, lieve mensen. Het is al veel, veel erger.
Hoezo? Wat is er erger dan de verkrachting van onze vrouwen, de castratie van onze mannen en de vernietiging van onze huizen? De Boose weet het antwoord: de klimaatramp (‘de bom tikt’), de migratieramp (‘fascistische straffen voor wie illegalen steunt’) en genocideramp (‘eeuwenoude dilemma’s die evenmin met tomeloos geweld worden opgelost’),
En boven op dit alles, op nummer één van alle rampen, prijkt de bigbrother technologie die ons met hoerige listen manipuleert en ons op hybride manieren verkracht, ontmant en sloopt.
De enige ramp waar ik direct en dagelijks mee te maken heb is de technologieramp, en ik zou niet durven beweren dat die ‘veel, veel erger’ is dan wat zich bijvoorbeeld afspeelt aan het front in Oekraïne.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten