vrijdag 25 december 2020

Een kunstzinnige kerststal


      De kunstzinnige broeikas-kerststal in Wilsele heeft voor mooie commentaren gezorgd. Een ervan was een twitterbericht van David Dessers, de groene eerste schepen van Leuven: ‘Met haar platvloerse kritiek op de eigentijdse kerststal van kunstenaar Pieter Janssens toont N-VA eens te meer haar kernidentiteit: conservatief, anti-stedelijk en vijandig ten aanzien van de brede artistieke wereld.’ Vooral dat ‘brede’ bevalt mij. In mijn maoïstische jeugd spraken wij van de ‘brede lagen van de werkende massa’s’.
     Kijk, zo’n uitspraak van Dessers vind ik zelf ook weer kunst, want, nietwaar, het eigene van kunst, nietwaar, is dat ze provoceert, nietwaar, en dat ze reacties uitlokt, nietwaar. En die reacties zijn er gekomen. Er waren er hele leuke bij. Van D.O.  bijvoorbeeld, die zich in de schaduw van een Aziatische miljoenenstad  vrolijk maakt over de woorden ‘stedelijk’ en ‘anti-stedelijk’ als het over Wilsele en Leuven gaat.
    Of van Michel Berger, die bereidwillig een commentaar uitschrijft voor de brave stadsgids die een toekomstige, nog gedurfdere constructie moet presenteren aan het publiek: “Hier in deze broeikas die onze wereld voorstelt waarin alles zal verwelken zodra de heilige Anuna en Greta besluiten het klimaat verder te laten opwarmen, kan u links een sansevieria bewonderen, de kamerplant die nooit tegenspreekt, voorstellende Sint-Jozef, ons idee van hoe politieke oppositie hoort te zijn. In het midden, op een bedje van Onze-Lieve-Vrouwebedstro, wordt het kerstekind vertegenwoordigd door afwisselend een groene kool, een rode tomaat, een donkere kokosnoot, een pompoen om de oranje medemens niet te veronachtzamen, een citroen, en een zuurpruim .... Wij kozen er bewust voor in deze veilige ruimte geen os, ezel, schapen en engelen los te laten omdat die de planten opeten en voor teveel broeikasgassen en mestoverschot zorgen...”. Ik heb het wat ingekort, want als de retorische ader van Michel gaat vloeien, krijgen we brede stromen (hier).
     Men stelt zich bij zo’n constructies als de broeikas-kerststal wel eens de vraag ‘of het kunst is’. Ik vind dat een gemakkelijke vraag. Natuurlijk is het kunst. Voor mij is alles kunst wat tentoongesteld wordt, als kunst verkocht raakt, door de maker als kunst wordt aangeprezen of door de toeschouwer, lezer of luisteraar als zodanig wordt benoemd. Een moeilijker vraag is deze: of het góede kunst is? Van de broeikas-kerststal kan ik dat niet beoordelen, want het lijkt mij iets dat je ter plaatse moet bekijken: een foto zegt niet alles. Ik vind het wel fijn dat er enig vakmanschap in is gestopt, want zuiver conceptuele kunst vind ik maar niets. Het Fietswiel van Duchamp vind ik geniaal in zijn originaliteit. Maar daaruit volgt ook dat zijn Urinoir, en verder een tentoongestelde klomp boter, een getatoeëerd varken, een autowrak, een banaan aan de muur geplakt  met ducttape, en een ‘Sheet of A-4 paper crumbled into a ball’ niet geniaal zijn. Slechts het eerste ‘objet trouvé’ kan origineel zijn, de rest is plagiaat.
     Ik las onlangs een artikel waarin een psycholoog* het verschil tussen kunst, kitsch en ambacht probeerde te achterhalen. Vandaag gebruikt men daarvoor hersenscans die de activiteit in de orbitofrontale cortex meten. Zelf had de psycholoog de Mona Lisa van Da Vinci gemorft met een kleurrijker kopie van het schilderij, en de gemorfte resultaten ter beoordeling voorgelegd aan een panel van proefpersonen. Wat bleek? Eerst gaven de  proefpersonen de voorkeur aan het vertrouwde versie, maar na enige tijd gaven ze de voorkeur aan een gemorfte versie. ‘Als we een werk te vaak hebben gezien,’ merkt de psycholoog op, ‘treedt verzadiging op.’ Een briljante conclusie, maar het principe kende ik al**. Als men een baby langdurig naar een bepaalde klank laat luisteren, gaat hij ook minder fel op zijn fopspeen zuigen. Verandert men de klank, dan gaat hij weer feller zuigen. Daar bestaat zelfs een naam voor: high amplitude sucking. Men heeft die experimenten met baby’s gedaan om te onderzoeken welke fonetische klanken ze onderscheiden.
     De psycholoog trekt nog een verdere conclusie: als verzadiging optreedt, verwordt kunst tot kitsch***, want kitsch betekent, dat een werk ‘herkenbaar’ wordt, ‘conventionele middelen gebruikt en – je raadt het nooit – ‘positieve gevoelens opwekt’. Kunst moet net een ongemakkelijk gevoel oproepen, moet ons doen nadenken, moet ons onzeker maken, moet een reflectie oproepen over stijl en inhoud.
     Ik stel mij bij die ondertussen erg conventionele praatjes altijd de volgende vraag: geldt dat ook voor muziek? Want ik luister wel eens naar herkenbare werkjes, van Bach bijvoorbeeld, die bij mij positieve gevoelens opwekken, waar ik niet bij reflecteer over stijl en inhoud, en waardoor ik mij achteraf niet onzekerder voel dan vóór het beluisteren.
     Een zalig kerstfeest gewenst overigens.  

 

* Claus-Christian Carbon, ‘Wat is kunst’, Eos-Psyche & Brein, nr. 5, 2020. Hij citeert ook de opvattingen van de Tsjechishe filosoof Thomás Kulka.

** Een veel interessantere vraag zou zijn waarom bij goede kunstwerken die verzadiging níet optreedt, of pas veel later dan bij een ander kunstwerk. Dan kwamen we wél bij de vraag: wat is góede kunst?

*** Is het dát wat bij de gewone kerststallen aan de hand is? Toen Jan nog een kind was, maakten we soms een autorit langs de verschillende kerststallen in de omgeving. Ik heb er tientallen gezien. Het was een vertederende aanblik maar, ja, kitsch. Volgens de theorie moeten de eerste kerststallen waardevolle kunst zijn geweest, maar toen ze tot onze ‘visuele gewoonten’ hingen behoren werden ze kitsch. Toen Leonardo zijn Mona Lisa schilderde, met een vernieuwende sfumatotechniek, en met een bizarre achtergrond, was dat kunst, nú is het kitsch. Dat is wat Carbon en Kulka eigenlijk beweren. Ikzelf denk dat er van in het begin een onoverbrugbaar verschil was tussen zo’n kerststal en zo’n Leonardo-schilderij, en dat dat verschil altijd blijft bestaan. Het verloop van tijd en onze ‘visuele gewoontes’ hebben daar niet zo veel mee te maken. 

2 opmerkingen: