zondag 16 juni 2024

Links ≠ woke


      Ik heb enige tijd geleden het boekje van moraalfilosofe Susan Neiman Links  woke 
gelezen en daar toen enkele notities bij gemaakt. Ik probeer die hier in een leesbare vorm weer te geven. Ik heb tijdens het uitschrijven van mijn notities af en toe naar foto’s van Neiman gekeken. De vrouw is van mijn leeftijd en ze ziet er op recente foto’s opvallend goed uit. Wat mij vooral bevalt is dat ze op alle foto’s subtiel glimlacht. Ik heb dat graag bij filosofen. Ik kan niet anders dan die Neiman sympathiek te vinden. Maar als het moet zal ik streng zijn. 

*

     Het informele en polemische opzet van Neimans boekje leidt ertoe dat de auteur hier en daar uitschuift. Als polemist schep ik er een zeker plezier in om op sommige van die uitschuivers te wijzen. Ergens schrijft ze dat Michel Foucault, aan wie ze bijna een derde van haar essay wijdt, ‘openly, transgressivily gay’ was. Nu weet ik weinig af van de leer of het leven van Foucault, maar ik geloof dat hij in zijn seksualiteit juist nogal discreet was. Hij leefde trouwens niet in een tijd waarin elke provinciestad ernaar streefde een transgressieve Gay Pride Parade aan te trekken.

*

     Maar verder heb ik de scherpe stellingen in het essay vooral verhelderend en nuttig gevonden. De discussie over woke wordt vaak langs links-rechts lijnen gevoerd. Dat is eenvoudig. Een linkse aanval op woke daarentegen compliceert de zaak, want ook al heeft Neiman gelijk met haar titel Links  woke, de omgekeerde stelling Woke = links geeft redelijk goed het zelfbeeld van de woke-aanhangers weer. Zelf vinden ze zich wel degelijk links. En omgekeerd: linksen die zelf niet typisch woke zijn, hebben de reflex om de woke-beweging in bescherming te nemen tegen aanvallen van rechts – en blijkbaar, in dit geval, ook van links. Je merkt het aan de korzelige recensies die sommige auteurs aan Neimans essay hebben gewijd (hier bijvoorbeeld).

      ’t Is jammer, want Neimans proeve van kritiek is in de eerste plaats interessant voor links zelf. Ze kan helpen om dat kamp van irrationele excessen te bevrijden. Misschien is vanuit mijn eigen rechtse positie een rationeel en verstandig links ‘gevaarlijker’ dan een irrationeel en zichzelf belachelijk makende variant. Maar ik ben nooit een voorstander van een politique du pire. Ik geef de voorkeur aan een rationele en verstandige opponent met wie je tenminste kunt discussiëren. Een irrationele opstelling ter linkerzijde daarentegen kan makkelijk een irrationele opstelling ter rechterzijde als tegenreactie oproepen, en zoals de geschiedenis en de actualiteit leren is er niemand die rechts-extremisme kan overtroeven als het op irrationalisme aankomt.

*

     Ook in een ander opzicht is Neimans essay interessant. Met vrienden van links twist ik soms over de vraag of woke eigenlijk wel bestaat, behalve dan als marginaal verschijnsel aan verre universiteiten. Woke heeft geen hoofdkwartier of uitgeschreven programma, beweert Tom Lanoye. Er bestaat geen woke-partij, geen woke-bureau, geen woke-Internationale, geen woke-Bijbel. Tegen die woke-ontkenners kan ik misschien de linkse Neiman als gezagsargument gebruiken. ‘De mensen die beweren dat woke maar een hersenspinsel is,’ schrijft Neiman, ‘moeten echt onder een steen hebben geleefd. Dit is uitgegroeid tot een internationaal probleem. Het begon op Amerikaanse campussen, maar het leeft net zo goed in Berlijn, waar ik woon.’ Nou ja, ’t is inderdaad maar een gezagsargument.

*

     Alles wel beschouwd heeft Neimans essay slechts zijdelings met woke te maken. Dat is een eigenschap die het deelt met Bart De Wevers woke-boekje. De twee auteurs proberen elk van hun kant hun eigen gedachtegoed – dat overigens nogal verschilt – toe te lichten, en zetten het af tegen het gedachtegoed van woke. Geen van de twee auteurs probeert een strenge definitie van woke te geven. Neiman kreeg daarnaast nog de kritiek dat ze amper ‘voorbeelden’ geeft. Ook citeert ze geen bekende ideologen van de woke-ideologie zoals Robin DiAngelo en Kimberlé Crenshaw. Maar wie voorbeelden en citaten zoekt, kan bij andere boekjes terecht.
       Voor Neiman vertrekt woke van een ‘progressieve emotie’, een gezonde empathie met de onderdrukte minderheden. In die zin is woke eigenlijk links, want voor mensen als Neiman heeft links een soort monopolie op de goede, progressieve emoties. Helaas ontspoort de beweging daarna door zich af te keren van belangrijke linkse waarden zoals het  universalisme, de primauteit van (universele) moraal in de politiek, en een geloof in de mogelijkheid van (morele) vooruitgang. 

* 

    Het universalisme stelt dat alle mensen overal ter wereld gelijk en gelijkwaardig zijn. Ze zijn gelijk in hun vermogen om pijn te lijden en om rationeel te denken, en in hun verlangen om vrij te zijn. Dat is de beschrijvende kant van de stelling. Maar Neiman gaat graag over van beschrijving naar moraal, van het ‘descriptieve’ naar het ‘normatieve’, van ‘is’ naar ‘ought’, en hier dus van de gelijkheid van de mensen naar hun recht op gelijke behandeling.
      Conservatieven, marxisten – Neiman is géén marxiste – en woke-aanhangers vinden dat gelijkheidshumanisme te abstract. In plaats van ‘mensen’ zien de conservatieven Engelsen en Fransen, Vlamingen en Walen, Russen en Oekraïners; zien de marxisten kapitalisten en arbeiders; en zien de woke-aanhangers gepriviligieerde oude blanke mannen en gediscrimineerde minderheden.
      Het antwoord van Neiman op dat verwijt is dat je zonder universele gelijkheid geen goed argument in handen hebt om de Russische inval in Oekraïne, de uitbuiting van de arbeiders, en de discriminatie van minderheden te veroordelen en te bestrijden. Het is omdat de Oekraïners evengoed mensen zijn als de Russen dat ze evenveel recht hebben op een onafhankelijk land; het is omdat de arbeiders evengoed mensen zijn als de kapitalist dat ze recht hebben op een billijk deel van de opbrengst; het is omdat gehandicapte zwarte, lesbische vrouwen evengoed mensen zijn als kerngezonde oude blanke mannen dat ze recht hebben op hetzelfde respect en op eenzelfde behandeling. Zonder universalisme heb je volgens Neiman geen poot om op te staan als je wil strijden tegen onderdrukking, uitbuiting en discriminatie.

*

      De tweede liberale kerngedachte sluit daar nauw bij aan: in de politiek moet moraal boven macht verheven zijn, en moet rechtvaardigheid het leidende beginsel uitmaken. Ook dat is voor conservatieven, marxisten en woke-aanhangers te abstract. In de samenleving zijn er volgens hen verschillende belangen. De woke-aanhangers plaatsen de belangen van de gepriviligieerde groepen tegenover die van de slachtoffers. De gepriviligieerde groepen hebben onvermijdelijk een andere opvatting over rechtvaardigheid dan de slachtoffers. Een discussie over wat ‘rechtvaardig’ is zal dus weinig waardevols opleveren voor de slachtoffers. Waar het op aankomt is dat de slachtoffergroepen zich verenigen in bondgenootschappen. De zwarte man wordt onderdrukt als man en de blanke vrouw wordt onderdrukt als vrouw, dus kunnen ze een alliantie aangaan om ‘druk uit te oefenen’ en ‘machtsposities te veroveren.’
     Neiman is die gedachte van alliantie niet helemaal ongenegen lijkt mij, al houdt ze niet van het woord. Maar zo’n alliantie zal volgens haar steviger zijn als ze een gemeenschappelijke ideaal van rechtvaardigheid als leidraad neemt. Wellicht kunnen oude blanke mannen dan ook meedoen. En het ideaal van rationele rechtvaardigheid kan trouwens ook helpen om de eigen eisen van de progressieve beweging tegen het licht te houden.

*

     En dan is er nog de derde liberale kerngedachte: het geloof dat vooruitgang mogelijk is, en dan vooral op moreel gebied, en dat rechtvaardigheid geen ideaal moet blijven, maar dat ze stap voor stap kan worden gerealiseerd. Dat is een stelling die in die vorm door woke-aanhangers trouwens niet wordt bestreden. Neiman polemiseert in dit verband dan ook niet zozeer met woke als met Michel Foucault die, volgens haar, beweerde dat onderdrukking nooit afneemt, maar alleen subtielere gedaanten aanneemt. Bij woke-aanhangers kun je die gedachte terugvinden waar ze de gemaakte vooruitgang op vlak van raciale en gendergelijkheid lijken te ontkennen, of waar ze de focus verleggen van de hoopvolle toekomst van gelijkheid naar het troosteloze en uitzichtloze verleden van vrouwenonderdrukking, kolonialisme en slavenhandel.
     Eigenaardig genoeg lijkt Neiman nogal onder de indruk van die redenering. Bij nader inzien is dat ook begrijpelijk. Voor een linkse tante moet het verleidelijk zijn om te geloven dat het kapitalisme ‘in wezen’ niet veranderd is sinds de 19de eeuw, en dat er dus nog even veel redenen zijn als toen om de glorieuze anti-kapitalistische strijd verder te zetten. Maar uiteindelijk zal ze Foucault – of haar interpretatie van Foucault – weerleggen met argumenten van gezond verstand. Of de onderdrukking erger of minder erg geworden is moet je niet vragen aan een filosoof, maar aan een slachtoffer. En ten tweede, het ongeloof in vooruitgang leidt tot demoralisering van links. Waarom zou links zich inspannen voor veranderingen als die telkens toch niet meer blijken te zijn dan een changement de décor?
     Neem de humanisering van het strafbeleid. In de 18de eeuw werden veroordeelden nog in het openbaar gefolterd, tot vermaak van een talrijk opgekomen publiek, terwijl die veroordeelden nu hoogstens in een gevangenis terechtkomen. Foucault heeft wellicht gelijk als hij op de onmenselijke kant van ons huidige gevangenissysteem wijst, maar de veroordeelde van de 18de eeuw zou het waarschijnlijk toch verkozen hebben boven de gruwelijke folteringen op het marktplein. En ook: wie zich wil inzetten voor een menselijker gevangenissysteem laat zich best niet ontmoedigen door de gedachte dat het allemaal tot niets leidt.

*

     Uit dat alles besluit Neiman dat de ‘progressieve emotie’ van woke ontspoord is. De woke-trein is vertrokken uit een links station maar is gestopt aan een rechts eindstation. In haar visie bestaat het ‘linkse’ denken uit een combinatie van politiek liberalisme en socialisme. Neiman analyseert het ‘verraad’ van woke vooral met betrekking tot het politiek liberalisme – universalisme, primauteit van de moraal en vooruitgangsgeloof. Als driekwart liberaal kan ik daar ver in meegaan, al is haar argumentatie mij wat al te rechtlijnig. En verder wijst ze terloops op de evidentie dat woke het socialistische ideaal ondermijnt door de strijd voor sociaal-economische gelijkheid ondergeschikt te maken aan pietluttigheden zoals genderneutrale voornaamwoorden.

*

     Rest nu nog de vraag waarom woke op het verkeerde, anti-liberale, rechtse, spoor terecht is gekomen? Volgens Neiman moeten we de oorzaak zoeken in het huidige intellectuele klimaat: een oppervlakkige kennis van de Verlichting, de populariteit van enkele anti-Verlichtingsdenkers, de verleiding van een anti-rationalistische epistemologie, een eenzijdige focus op machtsrelaties, het misbruik van de evolutionaire psychologie, en uiteraard het duivelse neoliberalisme 
    Bij de denkers die het huidige intellectuele klimaat bepalen citeert ze Carl Schmidt, Martin Heidiger, Michel Foucault, Richard Dawkins,  Steven Pinker en Margaret Thatcher. Je kunt bij dat lijstje veel vragen stellen. Bijvoorbeeld: waarom staat Marx er niet bij? Of: als Dawkins en Pinker meehielpen om het woke-klimaat te scheppen, hoe verklaar je dan dat die schrijvers juist zo uitgesproken anti-woke zijn? Of: hoeveel woke-aanhangers zouden ooit een boek van Foucault gelezen hebben?
      Op dat laatste bezwaar heeft Neiman een zinnig antwoord. Je moet Foucault niet gelezen hebben, je moet zelfs nog nooit van Foucault gehoord hebben, om door zijn ideeën te zijn beïnvloed. Of nog sterker: misschien berust de invloed van Foucault wel op een verkeerde interpretatie van zijn werk. Maar het is die verkeerde interpretatie die telt. In dit opzicht gelijkt de aanpak van Neiman op die van Benda die zich ook interesseerde voor de verbasterde ideeën die een rol spelen ‘dans l’histoire des hommes et non dans celle de quelques solitaires.’

*

     Als ik mijn notities bekijk, stel ik vast dat ik nog lang niet uitgepraat ben over het onderwerp. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten