Overtuigen
Veel van de blogstukjes die ik schrijf behoren tot wat ik in de klas het ‘persuasieve’ genre noemde. Dat wil niet zeggen dat ik iemand wil overtuigen. Iemand die ontkent dat Rusland Oekraïne is binnengevallen, of iemand die dat binnenvallen toejuicht, zo iemand heeft van zichzelf al een overtuiging die tegen een stootje kan. Daar kan ik niet tegenop. En iemand die beweert dat Trump het fascisme voorbereidt door de rechterlijke macht in zijn land buiten spel te zetten, weet wellicht meer af van de trias politica in de VS dan ik. Of misschien ook niet, maar dat neemt niet weg dat ik er ook niets van ken.
Ook wil ik niemand overtuigen van een van mijn voorkeuren: voor of tegen meer groen, voor of tegen meer parkeergelegenheid, voor of tegen een appartementstoren in Blankenberge, voor of tegen hoogbouw naast de Thermae Palace, voor of tegen een gemoderniseerde Boerentoren. Soms heb ik wel zo’n voorkeur, maar het staat mij tegen om die op te dringen.
Het enige waar ik graag mensen van overtuig, is dat een zekere bewijsvoering voor een bepaalde opvatting ondeugdelijk is. Daarmee heb ik dan de opvatting zelf niet ‘weerlegd’, maar alleen de bewijsvoering die ervoor wordt aangewend. De opvatting zelf kan altijd nog worden geschraagd door een betere bewijsvoering waar ik niet tegenop kan.
Ondertussen ben ik, toegegeven, partijdig in mijn keuze van onderwerpen. Ik weerleg liever een ‘rechtse’ dan een ‘linkse’ bewijsvoering. En ik zal makkelijker iets tegen woke schrijven dan tegen het rechtspopulisme.
Dat komt niet, ik zeg het er even bij, omdat ik het ene ‘gevaarlijker’ vind dan het andere. Hoe zou ik zoiets kunnen weten? Wat is er gevaarlijker: een maatschappij waarin het taboe is om over intelligentieverschillen te spreken, of een maatschappij waar het IQ op je identiteitskaart moet worden vermeld? De dystopische roman Waanzin van Lionel Shriver gaat over die vraag, en er komt geen antwoord op.
Veel van de blogstukjes die ik schrijf behoren tot wat ik in de klas het ‘persuasieve’ genre noemde. Dat wil niet zeggen dat ik iemand wil overtuigen. Iemand die ontkent dat Rusland Oekraïne is binnengevallen, of iemand die dat binnenvallen toejuicht, zo iemand heeft van zichzelf al een overtuiging die tegen een stootje kan. Daar kan ik niet tegenop. En iemand die beweert dat Trump het fascisme voorbereidt door de rechterlijke macht in zijn land buiten spel te zetten, weet wellicht meer af van de trias politica in de VS dan ik. Of misschien ook niet, maar dat neemt niet weg dat ik er ook niets van ken.
Ook wil ik niemand overtuigen van een van mijn voorkeuren: voor of tegen meer groen, voor of tegen meer parkeergelegenheid, voor of tegen een appartementstoren in Blankenberge, voor of tegen hoogbouw naast de Thermae Palace, voor of tegen een gemoderniseerde Boerentoren. Soms heb ik wel zo’n voorkeur, maar het staat mij tegen om die op te dringen.
Het enige waar ik graag mensen van overtuig, is dat een zekere bewijsvoering voor een bepaalde opvatting ondeugdelijk is. Daarmee heb ik dan de opvatting zelf niet ‘weerlegd’, maar alleen de bewijsvoering die ervoor wordt aangewend. De opvatting zelf kan altijd nog worden geschraagd door een betere bewijsvoering waar ik niet tegenop kan.
Ondertussen ben ik, toegegeven, partijdig in mijn keuze van onderwerpen. Ik weerleg liever een ‘rechtse’ dan een ‘linkse’ bewijsvoering. En ik zal makkelijker iets tegen woke schrijven dan tegen het rechtspopulisme.
Dat komt niet, ik zeg het er even bij, omdat ik het ene ‘gevaarlijker’ vind dan het andere. Hoe zou ik zoiets kunnen weten? Wat is er gevaarlijker: een maatschappij waarin het taboe is om over intelligentieverschillen te spreken, of een maatschappij waar het IQ op je identiteitskaart moet worden vermeld? De dystopische roman Waanzin van Lionel Shriver gaat over die vraag, en er komt geen antwoord op.
Ongelukkig maken en zijn
Met mijn stukjes maak ik mensen soms ongelukkig.
. Neem Trump bijvoorbeeld. Als ik over hem iets schrijf, vindt men dat ik Trump te veel verdedig, dat ik hem te weinig verdedig, dat ik mij moei met zaken die mij niet aangaan, of dat ik altijd hetzelfde schrijf.
Die laatste kritiek komt hard aan, omdat ik dat probeer te vermijden. Maar ik begrijp het wel. Men kijkt naar de bottomline, trekt daar een eigen conclusie uit en wonder boven wonder is dat altijd dezelfde. Terwijl ik er op mijn leeftijd meer in op gebrand ben om mijn gedachtekronkels rond een bepaald onderwerp – mijn monologue intérieur – onder woorden te brengen, zelfs als die niet tot een bottomline leiden.
De andere verwijten – verdedigen, niet verdedigen, bemoeizucht – komen ook hard aan omdat zij indirect een oordeel uitspreken over mijzelf als moreel wezen.
Zo zijn we allemaal ongelukkig, mijn critici en ikzelf.
Met mijn stukjes maak ik mensen soms ongelukkig.
. Neem Trump bijvoorbeeld. Als ik over hem iets schrijf, vindt men dat ik Trump te veel verdedig, dat ik hem te weinig verdedig, dat ik mij moei met zaken die mij niet aangaan, of dat ik altijd hetzelfde schrijf.
Die laatste kritiek komt hard aan, omdat ik dat probeer te vermijden. Maar ik begrijp het wel. Men kijkt naar de bottomline, trekt daar een eigen conclusie uit en wonder boven wonder is dat altijd dezelfde. Terwijl ik er op mijn leeftijd meer in op gebrand ben om mijn gedachtekronkels rond een bepaald onderwerp – mijn monologue intérieur – onder woorden te brengen, zelfs als die niet tot een bottomline leiden.
De andere verwijten – verdedigen, niet verdedigen, bemoeizucht – komen ook hard aan omdat zij indirect een oordeel uitspreken over mijzelf als moreel wezen.
Zo zijn we allemaal ongelukkig, mijn critici en ikzelf.
Egotripperij
Een maand geleden schreef ik een wat langer stuk over het defensiebudget. Ik kreeg daar op mijn blog een korte commentaar op van R.V. ‘Dag Philippe. Ik vind je gezeur wat efficiëntie missen. Vooral bezig met jouw ego …’
Dat was natuurlijk de zuivere waarheid, en op verschillende niveau’s. Iemand die schrijft voor een publiek, zij het een heel beperkt publiek, is altijd wel behept met een zekere ijdelheid. Voor mij geldt dat zeker.
Kijk, ik lijd niet aan zelfoverschatting. Ik weet dat de meeste mensen dingen kunnen die ik niet kan: windsurfen, een trap timmeren, zelf elektriciteit leggen, wiskunde begrijpen, accentloos Engels spreken. En ondanks al die dingen die ik niet kan, voel ik geen neiging om nederig te zijn. Het ligt niet in mijn karakter.
Zo ben ik ijdel genoeg om mijn ego tot onderwerp van mijn stukjes te maken*. Het lijkt alsof ze gaan over het defensiebudget, maar eigenlijk gaan ze over mijn ego. Dat heeft R.V. goed gezien. Ze zijn een poging om de monologue interieur, waaraan ik lijd sinds ik een kind was, op schrift te stellen. Naar het schijnt lijdt 30 tot 50 procent van de mensen aan het monologue intérieur-syndroom.
Een maand geleden schreef ik een wat langer stuk over het defensiebudget. Ik kreeg daar op mijn blog een korte commentaar op van R.V. ‘Dag Philippe. Ik vind je gezeur wat efficiëntie missen. Vooral bezig met jouw ego …’
Dat was natuurlijk de zuivere waarheid, en op verschillende niveau’s. Iemand die schrijft voor een publiek, zij het een heel beperkt publiek, is altijd wel behept met een zekere ijdelheid. Voor mij geldt dat zeker.
Kijk, ik lijd niet aan zelfoverschatting. Ik weet dat de meeste mensen dingen kunnen die ik niet kan: windsurfen, een trap timmeren, zelf elektriciteit leggen, wiskunde begrijpen, accentloos Engels spreken. En ondanks al die dingen die ik niet kan, voel ik geen neiging om nederig te zijn. Het ligt niet in mijn karakter.
Zo ben ik ijdel genoeg om mijn ego tot onderwerp van mijn stukjes te maken*. Het lijkt alsof ze gaan over het defensiebudget, maar eigenlijk gaan ze over mijn ego. Dat heeft R.V. goed gezien. Ze zijn een poging om de monologue interieur, waaraan ik lijd sinds ik een kind was, op schrift te stellen. Naar het schijnt lijdt 30 tot 50 procent van de mensen aan het monologue intérieur-syndroom.
Dat op schrift stellen is op zich al een aardige manier om je tijd door te brengen, maar je voelt nog meer in je nopjes als je weet dat iemand anders de moeite zal doen om datgene wat je schrijft ook nog eens te lezen, het liefst met enig plezier.
Ik kan natuurlijk niet willen dat iederéén die stukjes met plezier leest. Er is zoveel om je aan te storen. Ze zijn te lang, ze brengen niet de gewenste boodschap, ze draaien rond de pot, ze zijn te kil, ze zijn te opzichtig, ze zijn te opschepperig. Ik heb dat stukje over het defensiebudget herlezen en ik geloof dat R.V. er alle genoemde kenmerken in heeft teruggevonden.
Ik kan natuurlijk niet willen dat iederéén die stukjes met plezier leest. Er is zoveel om je aan te storen. Ze zijn te lang, ze brengen niet de gewenste boodschap, ze draaien rond de pot, ze zijn te kil, ze zijn te opzichtig, ze zijn te opschepperig. Ik heb dat stukje over het defensiebudget herlezen en ik geloof dat R.V. er alle genoemde kenmerken in heeft teruggevonden.
* Ik heb mij nog net kunnen inhouden zodat ik mij hier niet met Montaigne vergelijk.
Links progressieven gezelliger? Mijn ervaring is anders. Vriendschappen die sneuvelen omwille van politieke keuzes ken ik vooral van de linkerzijde.
BeantwoordenVerwijderenMisschien: gezelliger, zolang het niet om politiek andersdenkenden gaat.
Verwijderen