zondag 13 april 2025

Realpolitik, defensie, economie


      Verkeerskundige Kris Peeters 
 de andere Kris Peeters  meent dat defensie niets met defensie te maken heeft, maar alles met economie. Hij begint zijn stuk (DS11/4) met een gemene opmerking over Bart De Wever die in Boetsja ging ‘koketteren met zijn tranen’. Ik heb een lage dunk van mijn eigen morele inborst, maar als er iets is waar ik mij op zou laten voorstaan, dan is het dat ik mij in een polemiek niet makkelijk tot zulke sneer zou verlagen.
      Het is trouwens niet helemaal een kwestie van inborst. Peeters gelóóft werkelijk dat hij De Wever hier betrapt heeft op een inconsequentie. De Wever heeft onlangs gezegd – verwijzend naar een mogelijke Netanyahu-arrestatie – dat er ‘ook zoiets bestaat als Realpolitik’. Dan heeft het geen pas, vindt Peeters, dat hij ‘oog in oog met de praktische consequenties van Realpolitik’ plots afschuw gaat voelen. Wat een raar mensbeeld heeft die Peeters! Natuurlijk kan men Realpolitik beoefenen – nazi-Duitsland platbombarderen bijvoorbeeld – en tegelijk afschuw voelen bij de ‘praktische consequenties’ van die bombardementen.
     Nu, aan dat mensbeeld van Peeters valt geloof ik niet veel te veranderen. De man is zestig jaar oud, en op die leeftijd verander je niet van mening over zulke zaken. Maar over Realpolitik zou hij zich misschien beter kunnen informeren. Op Wikipedia bijvoorbeeld. Daar kun je lezen: ‘Realpolitiek (Duits: Realpolitik) is een wijze van politiek bedrijven waarbij op een nuchtere, pragmatische manier de kosten en de baten van een bepaald beleid worden bekeken.’ Dat is een goed vertrekpunt voor de bezinning. Wikipedia plaatst verder Realpolitik tegenover ‘ideologie, politiek-filosofische overwegingen of ethiek’. Dat vind ik minder sterk want een kosten/baten-afweging moet ook binnen een bewust of onbewust ideologisch, politiek-filosofisch of ethisch kader gebeuren. Ik zou Realpolitik liever plaatsen tegenover ‘emopolitiek’.
     Peeters noemt het bloedbad dat de Russen in Boetja hebben aangericht een ‘praktische consequentie’ van Realpolitik. Dat zou betekenen dat Poetin op een nuchtere, pragmatische manier de kosten en de baten van het bloedbad heeft bekeken. Dan zou hij veel dommer zijn dan ik altijd heb gedacht want hij zou moeten weten dat dergelijke wreedheden juist je politieke kapitaal aanvreten. Je zou met enige overdrijving kunnen zeggen dat de Amerikanen de Vietnamese oorlog verloren hebben in My Lai*.
      Een redelijker verklaring zou zijn dat de Russische inval zelf een voorbeeld is van Realpolitik van Poetin. Dat is wellicht waar. Ik kan niet inschatten hoeveel rationele overweging, en hoeveel emotie bij zo’n beslissing de doorslag gaf. Karel van het Reve is, in de literatuur en in de werkelijkheid, veel rationale Russen tegengekomen, maar hij leek er wel speciaal naar op zoek. Mijn buurman van zijn kant stelde mij ooit de retorische vraag: ‘Ken jij één rationele Rus?’ Ik kende er natuurlijk geen, maar belangrijker was dat hij er ook geen kende, terwijl hij vele jaren in Rusland had gewoond.
     Toch geloof ik zelf wel in realpolitieke drijfveren van Poetin. Et alors? Er zijn echt wel soorten van Realpolitik. Die zijn niet allemaal even immoreel. Rusland kan vanuit de Realpolitik streven naar een veilig Groot-Russisch imperium,  met vazalstaten als veilige bufferzone. Europa kan zich niet permitteren om op dat streven alleen te antwoorden met morele verontwaardiging en onvoorwaardelijke steun aan de aangevallen landen.  Het moet aan Realpolitik doen, maar een andere Realpolitik dan die van Poetin. Europa moet bijvoorbeeld afwegen welke vorm en hoeveelheid van steun Rusland kan afremmen, dan wel provoceren.
     Peeters ziet overal voorbeelden van ‘dubbeldunk’: De Wevers Realpolitik – en tegelijk zijn ‘kokette’ tranen; een Vlaams initiatief tegen de ‘manosphere’ – en tegelijk een manhaftige oorlogdiscours; een oproep tot vrede – en tegelijk het opstapelen van wapens; een retoriek over verantwoordelijk besparen – én tegelijk de plannen voor onverantwoordelijke defensie-uitgaven. Peeters verwijst daarbij naar de dialectiek van ‘oorlog is vrede’ uit 1984.
      Met die verwijzing komt hij uit op een reductio ad Orwellum. Dat is een argument dat ikzelf slechts met de grootste voorzichtigheid durf hanteren. Er zijn weinig auteurs die mijn denken over politiek zo diep beïnvloed hebben als Orwell, maar hem als argument gebruiken in een stukje vind ik riskant. Zo zijn er ook weinig politici die zo vaak door mijn hoofd spelen als een zekere Oostenrijkse korporaal, maar ik zal niet vaak teruggrijpen naar een argumentum ad Hitlerum.
      Ik stel mij ondertussen een lezer voor die mij streng toespreekt: ‘Clerick, genoeg geluld over Realpolitik. Waar gaat dat stuk van Peeters eigenlijk echt over? Wat is zijn boodschap? Wat is zijn stelling? Het antwoord daarop staat in eerste zin van mijn stukje: dat defensie niets met defensie te maken heeft, maar alles met economie. De redenering is, geloof ik, dat het kapitalisme behoefte heeft aan een steeds groeiende vraag. De mensen moeten consumeren anders valt de winstmotor stil. Ik citeer:  

 Lang konden we ons behelpen met réclame … Shop till you drop is het devies, maar dat volstaat niet meer. Dus zochten we onze toevlucht tot trucjes als ingebouwde veroudering en gewilde demodering. Maar ook dat is niet voldoende.

       Er volgt nog iets destructie, systematische vernietiging, wegwerpcultuur en projectontwikkelaars die alles met de grond gelijk maken om ‘iets nieuws’ te bouwen. In zijn ultra-links enthousiasme vergeet Peeters bijna het verband met de defensie te leggen. Gelukkig ken ik dat verband zelf nog van mijn ultra-linkse jeugd. Met defensie-uitgaven zorgt de staat ervoor dat de kapitalisten nieuwe bestellingen kunnen krijgen – voor wapens en infrastructuur – waar ze winst op kunnen maken.
     Maar dáárvoor is helemaal geen defensie nodig. Ik zou dat zelfs in mijn ultra-linkse jeugd onlogisch hebben gevonden. De staat kan ook allerlei andere dingen bestellen bij de kapitalisten: ecologische tuinwijken, goed geïsoleerde appartementsblokken, kerncentrales, windmolens, zonnepaneelparken, nieuwe treinen, nieuwe autostrades, nieuwe bussen, nieuwe woonzorgcentra, nieuwe kindercrèches. Het kan een kapitalist niets schelen of hij winst maakt op drones voor het leger of drones voor de landbouw, zolang de staat maar betaalt.
     Er moet dus voor een regering een geopolitieke reden bestaan –  naast eventueel een economische** – om precies wapens te willen bestellen, en niet iets anders. Zelf vermoed ik dat die reden erin bestaat dat men Rusland wil afschrikken van agressie te plegen. Maar als Peeters liever gelooft dat die wapens moeten dienen voor Europese agressie tegen Rusland, voor een ‘mars naar Moskou’ zoals hij het zelf verwoordt, dan mag hij voor mijn part in dat geloof leven en sterven. Het is ten minste logisch, al is de premisse niet erg geloofwaardig.
     Als Peeters daarentegen vindt dat de Europese regeringen de defensie-inspanningen alleen opdrijven om de economie draaiende te houden, zou hij minstens hún argumenten moeten weerleggen. Die zijn: ten eerste, Rusland vormt een militaire bedreiging voor een aantal Europese landen en, ten tweede: de Europese legers zijn onvoldoende sterk om Rusland af te schrikken van militaire avonturen. Ik neem het Peeters niet kwalijk dat hij op het eerste argument niet ingaat, want dat is een heel moeilijke discussie. In plaats daarvan zet hij in op het tweede argument.

  Het is een feit dat de Europese Navo-landen veel meer uitgeven aan defensie dan Rusland en ook in hun beschikbaar materieel veruit de meerdere zijn.

      Dat argument is feitelijk juist en past perfect in een syllogisme. Als de Europese Navo-landen nu al militair sterker zijn dan Rusland, dan heeft het geen zin om een nog sterker leger op te bouwen. Dan móeten de defensie-uitgaven wel een andere reden hebben, bijvoorbeeld een economische. Toch rijst onmiddellijk de vraag: zijn de Europese Navo-landen ook écht militair sterker? Budgetten zeggen niet alles. Misschien kopen de Russen wel veel meer leger voor minder geld. En zijn die Europese tanks etc. wel allemaal zo gevechtsklaar? Het zijn vragen voor militaire analisten die voor het beantwoorden ervan goed betaald worden.
     Ik wil nog een tweede kanttekening maken. De kwestie is niet of het Europese leger een conventionele oorlog met Rusland kan winnen, de kwestie is of het Europese leger een oorlog kan voorkómen. Dáárvoor is nodig: afschrikkingsmacht. Die is het product van de militaire capaciteit vermenigvuldigd met de bereidheid om te vechten. De Europese bereidheid om te vechten wordt door Rusland – terecht geloof ik – laag ingeschat, anders was het nooit Oekraïne binnengevallen. 
      Je zou kunnen zeggen dat hoe lager de bereidheid tot vechten is, hoe hoger de militaire capaciteit moet zijn om een zekere geloofwaardigheid te hebben. Als vredelievend land heb je voor afschrikking in zekere zin meer leger nodig dan een oorlogszuchtig land. Al wil ik die redenering niet te ver doortrekken, want dan word ik misschien beschuldigd van Orwelliaanse doublespeak.

* Voor de jonge lezers die Wikipedia niet hebben geconsulteerd: in het Vietnamese dorpje My Lai werden in 1968 tussen de 347 en 504 Vietnamese burgers gedood door Amerikaanse soldaten. Over het bloedbad werd uitgebreid bericht in de pers, waardoor de VS veel sympathie verloor in binnen- en buitenland.

** Natuurlijk staan er in zon geval politici, industriëlen en vakbonden klaar om een graantje mee te pikken van de bestellingen. Ik zie niet in hoe dat kan worden vermeden. Die mensen staan ook klaar om een graantje mee te pikken als er ecologische maatregelen genomen worden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten