Ik lees minstens twee keer per week dat J.D. Vance ‘gevaarlijker is dan Trump.’ Dat is best mogelijk. Maar het cliché staat mij tegen. Toen Trump de eerste keer president was, las ik minstens twee keer per maand iets vergelijkbaars over vice-president Mike Pence. Die was volgens veel Trump-tegenstanders ook ‘gevaarlijker’ omdat hij heel erg van de religie was. Later zouden het vooral Trump-aanhangers zijn die hem gevaarlijker vonden. Toen hij de verkiezingsoverwinning van Biden accepteerde, scandeerden ze: ‘Hang Mike Pence.’
Ik begon dan ook met lange tanden aan het weekendverhaal van De Standaard over J.D. Vance. Het was ondertekend door Steven De Foer en zocht een antwoord op de vraag: ‘Vance: zuivere opportunist of gevaarlijke idealist?’ Maar achteraf moet ik toegeven: welnee, het is geen slecht stuk. Alles komt erin wat je ergens anders ook leest: Hillbilly Elegy, Irak en Afghanistan, Yale, durfkapitalist, zijn vrouw Usha, zijn vriend Donald Trump jr., zijn mentor Peter Thiel, zijn maître à penser René Girard, zijn bekering van atheist naar katholiek, en zijn gedaanteverandering van sociaal Republikein naar rechterhand van Trump. Vance, onthoud ik, heeft zich vernederd gevoeld op Yale waar rijke medestudenten op hem neerkeken. Hij zou er geleerd hebben om de intellectuele elite te haten.
Het siert De Foer dat hij ter voorbereiding van zijn artikel Vances boek Hillbilly Elegy nog eens herlezen heeft. Bij dat herlezen viel hem vooral de toon van mededogen op. ‘Vance klaagt de verwaarlozing van een klasse aan, maar duidt geen zondebokken aan. Mensen zijn verantwoordelijk voor zichzelf, dat is de fundameneel conservatieve ondertoon van zijn medeleven. Hij raast niet tegen het systeem, hij is bezorgd.’ Dat is mooi opgemerkt. Conservatieven kunnen over armoede schrijven zonder te razen tegen het kapitalistische systeem, omdat het niet in hun aard ligt, en omdat ze geloven dat de afschaffing van het systeem de armoede zal verergeren in plaats van verlichten.
Ik verwacht van zo’n weekendverhaal geen nuchter, neutraal verslag. Het mag gerust vóór of tégen zijn. Ik had liever voor de verandering een stuk vóór gehad, of een stuk vóór en tégen – dan had ik die klok ook eens horen luiden – maar je mag niet alles willen. Als ik zo’n stuk vóór wil lezen, moet ik maar zelf op zoek gaan op het Internet.
Ondertussen heb ik graag dat de journalistiek beschaafd blijft, De Foer voldoet hier min of meer aan die eis. In zo’n stuk mag je gerust sneren uitdelen zoals ‘de man die Zelensky naar de keel vloog’ of ‘de man die niets liever doet dan schofferen en schelden.’ Dat hoort erbij. En ik til ook niet zwaar aan de keuze van de quotes die eenzijdig anti-Vance zijn. Sommige zijn treffend en zal ik onthouden, zoals deze van Sarah Longwell: ‘Vance zoekt uit wie de machtigste alfaman in de kamer is, en begint dan te vleien en diens project over te nemen.’
Eenzijdig citeren mag, sneren mag, maar bij drammen trek ik de grens. De Foer haalt een uitval aan waarin Vance de beginselen van de Moralpolitik hekelt. ‘Ik hoor over Oekraïne precies hetzelfde als twintig jaar geleden over Irak. Diezelfde excessieve focus op moralisme: democratie is goed, Saddam Hoessein is slecht, Amerika is goed, tirannen zijn slecht. Dat kan toch niet de basis zijn van ons buitenlands beleid?’ Waarop De Foer smalend antwoordt: ‘Vance vergeet dat zulk ‘moralisme’ ooit, in de Tweede Wereldoorlog, wél de basis was voor het buitenlandse beleid van de VS.’ Dat is niet alleen een oppervlakkige benadering – denk aan bondgenoot Stalin – het is boven alles de stijl van de polemiek.
Aangezien ik zelf de polemiek bedrijf, ben ik eigenlijk niet goed geplaatst om daarover te klagen. Maar wat dan met de volgende analyse van De Foer? ‘Tientallen miljoenen witte mensen uit de lagere middenklasse steunen Trump zonder te beseffen hoezeer ze tegen hun portemonnee stemmen. Vance daarentegen weet donders goed wiens belangen hij echt dient, niet die van de kleine man.’ Dat is al helemaal niet de taal van een journalist. Als De Foer zulke zinnen in zijn stuk wil smokkelen, dan moet hij een politicus of politicoloog zoeken die zoiets zegt, en dat dan in zijn stuk tussen aanhalingstekens plaatsen.
De Foer stelt Vance voor als een soort Mefistofeles, een nihilist, een ‘Geist der stets verneint’ en ervoor zorgt dat alles ‘zu Grunde geht.’ Ik moet toegeven dat dat beeld mij aanspreekt. Vance gelijkt namelijk fysiek nogal op een personage uit How I Met Your Mother, een zekere Darren, die altijd lacht, voortdurend manipuleert, mensen tegen elkaar opzet, en als zijn plannetjes uitkomen zie je de duivelse vlammen in zijn ogen verschijnen.
Ik moet dus oppassen dat ik Vance niet met onbewust met Darren verwar. Ik heb meer dan eens vastgesteld dat ik mij bij het inschatten van iemand te veel laat leiden door een toevallige fysieke gelijkenis met iemand anders. Toen ik D.B. leerde kennen, duurde het wel een maand voor ik hem in mijn geest volledig had losgeweekt van een vervelende pestkop met wie ik op school een bank had gedeeld.
Het siert De Foer dat hij ter voorbereiding van zijn artikel Vances boek Hillbilly Elegy nog eens herlezen heeft. Bij dat herlezen viel hem vooral de toon van mededogen op. ‘Vance klaagt de verwaarlozing van een klasse aan, maar duidt geen zondebokken aan. Mensen zijn verantwoordelijk voor zichzelf, dat is de fundameneel conservatieve ondertoon van zijn medeleven. Hij raast niet tegen het systeem, hij is bezorgd.’ Dat is mooi opgemerkt. Conservatieven kunnen over armoede schrijven zonder te razen tegen het kapitalistische systeem, omdat het niet in hun aard ligt, en omdat ze geloven dat de afschaffing van het systeem de armoede zal verergeren in plaats van verlichten.
Ik verwacht van zo’n weekendverhaal geen nuchter, neutraal verslag. Het mag gerust vóór of tégen zijn. Ik had liever voor de verandering een stuk vóór gehad, of een stuk vóór en tégen – dan had ik die klok ook eens horen luiden – maar je mag niet alles willen. Als ik zo’n stuk vóór wil lezen, moet ik maar zelf op zoek gaan op het Internet.
Ondertussen heb ik graag dat de journalistiek beschaafd blijft, De Foer voldoet hier min of meer aan die eis. In zo’n stuk mag je gerust sneren uitdelen zoals ‘de man die Zelensky naar de keel vloog’ of ‘de man die niets liever doet dan schofferen en schelden.’ Dat hoort erbij. En ik til ook niet zwaar aan de keuze van de quotes die eenzijdig anti-Vance zijn. Sommige zijn treffend en zal ik onthouden, zoals deze van Sarah Longwell: ‘Vance zoekt uit wie de machtigste alfaman in de kamer is, en begint dan te vleien en diens project over te nemen.’
Eenzijdig citeren mag, sneren mag, maar bij drammen trek ik de grens. De Foer haalt een uitval aan waarin Vance de beginselen van de Moralpolitik hekelt. ‘Ik hoor over Oekraïne precies hetzelfde als twintig jaar geleden over Irak. Diezelfde excessieve focus op moralisme: democratie is goed, Saddam Hoessein is slecht, Amerika is goed, tirannen zijn slecht. Dat kan toch niet de basis zijn van ons buitenlands beleid?’ Waarop De Foer smalend antwoordt: ‘Vance vergeet dat zulk ‘moralisme’ ooit, in de Tweede Wereldoorlog, wél de basis was voor het buitenlandse beleid van de VS.’ Dat is niet alleen een oppervlakkige benadering – denk aan bondgenoot Stalin – het is boven alles de stijl van de polemiek.
Aangezien ik zelf de polemiek bedrijf, ben ik eigenlijk niet goed geplaatst om daarover te klagen. Maar wat dan met de volgende analyse van De Foer? ‘Tientallen miljoenen witte mensen uit de lagere middenklasse steunen Trump zonder te beseffen hoezeer ze tegen hun portemonnee stemmen. Vance daarentegen weet donders goed wiens belangen hij echt dient, niet die van de kleine man.’ Dat is al helemaal niet de taal van een journalist. Als De Foer zulke zinnen in zijn stuk wil smokkelen, dan moet hij een politicus of politicoloog zoeken die zoiets zegt, en dat dan in zijn stuk tussen aanhalingstekens plaatsen.
De Foer stelt Vance voor als een soort Mefistofeles, een nihilist, een ‘Geist der stets verneint’ en ervoor zorgt dat alles ‘zu Grunde geht.’ Ik moet toegeven dat dat beeld mij aanspreekt. Vance gelijkt namelijk fysiek nogal op een personage uit How I Met Your Mother, een zekere Darren, die altijd lacht, voortdurend manipuleert, mensen tegen elkaar opzet, en als zijn plannetjes uitkomen zie je de duivelse vlammen in zijn ogen verschijnen.
Ik moet dus oppassen dat ik Vance niet met onbewust met Darren verwar. Ik heb meer dan eens vastgesteld dat ik mij bij het inschatten van iemand te veel laat leiden door een toevallige fysieke gelijkenis met iemand anders. Toen ik D.B. leerde kennen, duurde het wel een maand voor ik hem in mijn geest volledig had losgeweekt van een vervelende pestkop met wie ik op school een bank had gedeeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten