woensdag 30 april 2025

Dure pantservoertuigen, e.a.


Dure pantservoertuigen
     
In 2018 besloot de regering-Michel een 400-tal nieuwe pantservoertuigen te kopen. De geschatte prijs was 1,5 miljard euro. Het Rekenhof heeft nu in een voorlopig rapport de financiële gevolgen van de aankoop verder onderzocht, waarna mijn radicaal-linkse vriend F.D. de situatie als volgt samenvatte: ‘14 miljard voor pantservoertuigen, 10 keer meer dan gepland.’
      Ik heb het eens aan ChatGPT gevraagd, en het is allemaal wat complexer. Het gaat over een bijkomende aankoop van munitie, over onderhoud, over nieuwe garages, over nieuwe kazernes, over het dubieuze contract met de Franse leverancier, en over het ellendige gesjacher met economische compensaties. Er is ook nog een discussie over de manier van budgetteren: wanneer moet het principe van de life cycle cost worden toegepast en wanneer niet?
     Maar dat verandert niet zoveel aan de zaak. De conclusie van F.D. is correct. De aanschaf van nieuwe pantservoertuigen is veel duurder dan je op het eerste gezicht zou denken. Eigenaardig genoeg zien sommigen daar een argument in om het defensiebudget niét te verhogen. ‘Wat een geknoei,’ redeneren ze, ‘zouden we dan echt nog meer miljarden aan dát leger moeten geven?’ Zelf zou ik veeleer de tegenovergestelde conclusie trekken. Als dat legermateriaal zoveel meer kost dan je zou denken, dan is dat juist een reden om het defensiebudget nog meer te verhogen. Behalve natuurlijk als die hele defensie niet nodig is, maar dat is een andere discussie.
     Ondertussen rijst een meer fundamentele vraag: waarom worden de kosten van een openbaar project altijd onderschat? We zagen dat ook bij het energie-eiland van Tinne Vanderstraeten, dat volgens de huidige schattingen nú al, voor bij wijze van spreken de eerste steen is gelegd, drie keer meer zal kosten dan eerst begroot. En de uiteindelijk kost zal wel nóg eens drie keer hoger liggen, denk ik dan.
      Bij privé-investeringen gaat dat anders. Als ik een huis laat renoveren, krijg ik van de aannemer een kostenraming waarvan ik weet dat ze misschien te optimistisch is, maar de werkelijke kosten zullen nooit een veelvoud zijn van de raming. Mocht de uiteindelijke factuur drie maal hoger zijn dan het voorgestelde bedrag, dan heeft de aannemer geen enkele garantie dat ik dat bedrag zal kúnnen betalen. Dan gaan we allebei failliet
.
     Bij openbare investeringen gaat dat anders. De twee partijen, overheid en aannemer, kunnen zich permitteren om optimistisch te zijn. Ze zijn daarbij in zekere zin oprecht. Ze zijn, zoals Daniel Kahneman heeft aangetoond, het slachtoffer van de planning fallacy. Ze gelóven dat het project slechts zoveel zal kosten. Maar als het uiteindelijk toch vijf keer meer kost, is er nog altijd iemand die betaalt: de belastingsplichtige. De aannemer krijgt zijn geld, en de overheid moet zich alleen enkele zure artikels in de pers laten welgevallen. Partijen die in de oppositie zaten toen het project werd goedgekeurd, zullen enkele lastige vragen stellen in het Parlement. Zitten ze ondertussen zelf in de regering, dan zullen ze het hun coalitiepartner niet al te moeilijk maken. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten